Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 april 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. J.J. van ‘t Hoff),
Procesverloop
12 februari 2020 ongeldig verklaard.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. van 't Hoff, had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Na een beslissing op bezwaar waarin het bezwaar gegrond werd verklaard, trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg tegelijkertijd om een proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om proceskostenvergoeding terecht was, aangezien verweerder volledig tegemoet was gekomen aan verzoeker. De rechter heeft de kosten van rechtsbijstand vastgesteld op € 525,-, welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.