In deze zaak heeft eiser op 6 januari 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag van 2 januari 2020 voor verlenging van zijn opvang, die op 8 januari 2020 zou eindigen. Tevens heeft eiser een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, heeft op 8 januari 2020 stukken en een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 10 januari 2020 zowel het beroep als het verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder heeft gereageerd. Partijen hebben niet aangegeven op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan aan eiser is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten worden veroordeeld.
De rechtbank concludeert dat verweerder niet geheel of gedeeltelijk aan het beroep of verzoek van eiser is tegemoetgekomen. Verweerder had op 3 januari 2020 al een besluit genomen op de aanvraag van eiser, waardoor eiser op 6 januari 2020 geen beroep en verzoek meer kon instellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank wijst het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen af. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter en tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege maatregelen rondom het Coronavirus, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.