ECLI:NL:RBNHO:2020:2651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
HAA 20/22 en HAA 20/23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot veroordeling in proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

Op 7 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken HAA 20/22 en HAA 20/23, waarbij het verzoek van eiser om verweerder te veroordelen in de proceskosten werd afgewezen. Eiser, die in een hotel verbleef, had eerder verzocht om bevestiging van zijn verblijf en had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiser trok zijn beroep en verzoek tot voorlopige voorziening in, maar vroeg tegelijkertijd om een veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.

De rechtbank overwoog dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval was er geen grond voor het oordeel dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het verzoek van eiser was tegemoetgekomen, aangezien verweerder op dezelfde dag schriftelijk had bevestigd dat eiser in het hotel zou blijven tot er een plek beschikbaar kwam in een instelling voor beschermd wonen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen moest worden afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter en tevens voorzieningenrechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen tegen de uitspraak met betrekking tot het beroep, maar tegen de uitspraak met betrekking tot het verzoek staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/23 (beroep)
HAA 20/22 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van7 april 2020
in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser, verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder.

Procesverloop

Bij mail van 10 december aan verweerder stelt eiser dat hij gisteren het hotel niet in mocht. Eiser verzoekt verweerder hem per ommegaande te laten weten dat hij aanstaande nacht weer in het hotel terecht kan.
Bij mail van 10 december 2019 stelt verweerder dat er voor eiser, voor de komende twee weken, een verblijf in hotel de Raecks is geregeld.
Bij mail van 23 december 2019 verzoekt eiser aan verweerder hem te bevestigen dat zijn verblijf in het hotel wordt verlengd.
Bij mail van 23 december 2019 bevestigd verweerder dat het hotel tot 4 januari 2020 is verlengd.
Eiser heeft op 2 januari 2020 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn vraag van diezelfde dag. Eiser heeft verweerder verzocht hem tijdig te laten weten waar hij wordt opgevangen, dit omdat het hotel waar eiser verblijft is gereserveerd tot 4 januari 2020.
Verweerder heeft op 2 januari 2020 een toelichting aan eiser gestuurd inhoudende dat naar aanleiding van het telefonisch contact met de gemachtigde van eiser, schriftelijk wordt bevestigd dat eiser geplaatst is en blijft in hotel De Raecks, tot het moment dat er een plek vrijkomt in een instelling voor begeleid wonen. Eiser ontvangt tevens begeleiding vanuit het Leger des Heils.
Eiser heeft op 6 januari 2020 het beroep en verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken. Tegelijk met de intrekking heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 7 januari 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft niet gereageerd.
Partijen hebben niet binnen de daarvoor gestelde termijn aangegeven op een zitting te willen worden gehoord.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb is artikel 8:75a Awb van overeenkomstige toepassing in de voorlopige voorzieningenprocedure.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. Nu verweerder op dezelfde dag van het verzoek aan de gemachtigde van eiser telefonisch en schriftelijk heeft bevestigd dat eiser geplaatst is en geplaatst blijft in hotel de Raecks tot het moment dat er plek vrijkomt in een instelling voor beschermd wonen ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het beroep of verzoek van eiser is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
5. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen dan ook afwijzen.

BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.

Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak met betrekking tot het beroep (AWB 20/23) kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tegen deze uitspraak met betrekking tot het verzoek (AWB 20/22) staat geen rechtsmiddel open.