ECLI:NL:RBNHO:2020:2640
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn. Eiser had op 13 november 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 11 oktober 2019, die betrekking had op een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over een bepaalde periode. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 47. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op de aanmaningen van de griffier om het griffierecht te betalen. Ondanks dat eiser het griffierecht op 20 maart 2020 heeft betaald, was dit niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de eerste aanmaning. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het verzuim van de betaling van het griffierecht.
Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken, maar niet in een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.