ECLI:NL:RBNHO:2020:2639

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
AWB - 20_90
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en procesverzuim

In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep is ingediend op 2 november 2019, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het verschuldigde griffierecht van € 345 niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft eiseres op 10 januari 2020 en opnieuw op 8 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd. Daarnaast heeft eiseres verzuimd om binnen de gestelde termijn de benodigde documenten, zoals een afschrift van het besluit en een machtiging, in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging is voor deze verzuimen.

Op basis van artikel 8:54 van de Awb heeft de rechtbank zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As op 10 april 2020, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/90

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres

(gestelde gemachtigde: [A] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 2 november 2019, ter griffie ontvangen op 11 november 2019, tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 345. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 10 januari 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 8 februari 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 15 februari 2020 is afgehaald. Eiseres heeft niet gereageerd.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest om binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, heeft eiseres ook verzuimd een machtiging, uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 10 januari 2020 is eiseres gewezen op deze verzuimen en is zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiseres niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 10 januari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiseres heeft niet gereageerd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.