ECLI:NL:RBNHO:2020:2639
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en procesverzuim
In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep is ingediend op 2 november 2019, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het verschuldigde griffierecht van € 345 niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft eiseres op 10 januari 2020 en opnieuw op 8 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd. Daarnaast heeft eiseres verzuimd om binnen de gestelde termijn de benodigde documenten, zoals een afschrift van het besluit en een machtiging, in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging is voor deze verzuimen.
Op basis van artikel 8:54 van de Awb heeft de rechtbank zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As op 10 april 2020, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.