ECLI:NL:RBNHO:2020:2634

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 391
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake belastingrecht

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag. Eiser had op 8 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 oktober 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat er voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 26 november 2019. Eiser heeft het beroepschrift echter pas op 8 december 2019 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op deze termijnoverschrijding, maar eiser heeft geen reactie gegeven.

Aangezien eiser geen verontschuldiging heeft aangedragen voor de te late indiening van het beroepschrift, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/391

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 oktober 2019 (de bestreden uitspraak op bezwaar) digitaal beroep ingesteld op 8 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 15 oktober 2019 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op
26 november 2019.
4. Eiser heeft het beroepschrift op 8 december 2019 digitaal ingediend. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 23 januari 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij het beroepschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 24 januari 2020 is bezorgd. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.