Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen
[X] , te [Z] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
26 november 2019.
Rechtbank Noord-Holland
Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag. Eiser had op 8 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 oktober 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat er voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 26 november 2019. Eiser heeft het beroepschrift echter pas op 8 december 2019 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op deze termijnoverschrijding, maar eiser heeft geen reactie gegeven.
Aangezien eiser geen verontschuldiging heeft aangedragen voor de te late indiening van het beroepschrift, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.