ECLI:NL:RBNHO:2020:2592
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de WOZ-waarde van een woning en de vaststelling daarvan door de heffingsambtenaar
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, betreft het een geschil over de WOZ-waarde van een woning, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend. De eiser, wonende te [Z], heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar, die de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2019 op € 175.000 heeft vastgesteld. De eiser betoogt dat deze waarde te hoog is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de staat van onderhoud van de woning, met name de gedateerde badkamer en keuken. Daarnaast stelt de eiser dat zijn aandeel in de reserves van de Vereniging van Eigenaren (VvE) ten onrechte is meegenomen in de waardebepaling.
De rechtbank heeft op 14 april 2020 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 9 maart 2020 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn dochter, en de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door T. Kattouw en C. de Baar, taxateur. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar met een taxatierapport en een waardematrix voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar vergelijkingsobjecten heeft gebruikt die zich in hetzelfde appartementencomplex bevinden en dat de verschillen in staat van onderhoud zijn meegenomen in de waardebepaling.
De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning in overeenstemming is met het wettelijk waardebegrip en dat de beroepsgrond van de eiser faalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van griffier E.H. Mazel. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.