ECLI:NL:RBNHO:2020:2591
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de WOZ-waarde van een woning en de waardering van bijgebouwen
In deze zaak gaat het om een geschil over de WOZ-waarde van een woning, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend. De waarde van de woning is vastgesteld op € 239.000, gebaseerd op een taxatierapport dat door verweerder is overgelegd. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardering en stelt dat de waarde te hoog is en dat de door hem voorgestane waardering met de 'Calcasa-methode' meer recht doet aan de werkelijke waarde van de woning. Eiser bepleit een waarde van € 218.000 en voert aan dat de referentieverkopen die aan de waardering ten grondslag liggen, niet vergelijkbaar zijn met zijn woning. Daarnaast betoogt eiser dat het tuinhuis niet onroerend is en dus niet bij de WOZ-waarde betrokken mag worden.
De rechtbank heeft de zaak op 9 maart 2020 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door T. Kattouw, bijgestaan door C. de Baar, taxateur. De rechtbank overweegt dat verweerder met het taxatierapport voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de vergelijkingsobjecten die in het rapport zijn opgenomen, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser, ondanks enkele verschillen. De rechtbank concludeert dat de door eiser voorgestane waardering met de 'Calcasa-methode' niet verenigbaar is met de wettelijke waarderingsmethoden en dat de waarde van het tuinhuis terecht is meegenomen in de WOZ-waarde van de woning.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waarbij zij geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen op 14 april 2020, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.