ECLI:NL:RBNHO:2020:2581

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
HAA 19_307
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming kennelijk niet-ontvankelijk

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, met als zaaknummer HAA 19/307. De zaak betreft een beroep gericht tegen een vergunning die op 5 december 2018 is verleend aan een derde-partij voor de realisatie van een sportcomplex met vijf voetbalvelden en een gebouw voor kantine/kleedruimte, gelegen aan de Van Oldenborghweg 1 nabij Egmond aan den Hoef. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit, en moest beoordelen of hem dat redelijkerwijs kon worden verweten. Eiser stelde dat het niet indienen van een zienswijze verschoonbaar was, omdat het ontwerp niet op een voor hem kenbare wijze was bekendgemaakt. Verweerder, het college van gedeputeerde staten, stelde echter dat het ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen en dat kennisgeving hiervan is gedaan in het huis-aan-huis-blad De Uitkijkpost. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat eiser niet kon worden verweten dat hij geen zienswijze had ingediend, aangezien de kennisgeving aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht voldeed.

Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/307

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: M. de Jong),
en

Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de gemeente Bergen, te Bergen.

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor het realiseren van een sportcomplex met vijf voetbalvelden (twee van kunstgras en drie van natuurgras) en een gebouw voor een kantine/kleedruimte op gronden gelegen aan de Van Oldenborghweg 1 nabij Egmond aan den Hoef.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft bij het besteden besluit toepassing gegeven aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (PAS) en is een AERIUS-berekening gemaakt van de stikstofdepositie van het project. Voor het bestreden besluit is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd.
3. Op grond van de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpbesluit ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht.
Op grond van artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
4. Vast staat dat eiser geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit. De rechtbank moet dus beoordelen of het eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij dat niet gedaan hebben. Daarvan kan sprake zijn als er in het bestreden besluit wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerpbesluit waardoor eiser in een nadeliger positie zijn komen te verkeren, of als hem anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht.
5. Eiser voert aan dat het niet indienen van een zienswijze verschoonbaar is, omdat het ontwerp niet op een voor hem kenbare wijze is bekendgemaakt. Het is niet gepubliceerd in het gebruikelijke huis-aan-huis-blad en evenmin geplaatst in het provinciaal blad.
6. Verweerder stelt dat het ontwerpbesluit van 28 september 2018 tot en met 8 november 2018 ter inzage heeft gelegen en dat van de terinzagelegging kennis is gegeven in het huis-aan-huis-blad De Uitkijkpost van 26 september 2018. Verweerder stelt verder dat het verspreidingsgebied van De Uitkijkpost ook Egmond aan den Hoef omvat en verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar bijlage 20.
7. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat eiser niet kan worden verweten dat hij tegen het ontwerpbesluit geen zienswijze heeft ingediend. Vast staat dat voorafgaand aan de terinzagelegging in het plaatselijk blad De Uitkijkpost kennis is gegeven van het ontwerpbesluit, zodat is voldaan aan artikel 3:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft inzichtelijk gemaakt dat Egmond aan den Hoef binnen het verspreidingsgebied van dit blad ligt. De omstandigheid dat het ontwerpbesluit niet ook is gepubliceerd in het provinciaal blad, doet aan het voorgaande niet af. De Awb stelt die eis niet.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van verzending van die uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.