ECLI:NL:RBNHO:2020:2501

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5711
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de Participatiewet

Op 3 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van de intrekking van het recht op bijstand van de verzoeker per 9 juni 2019, zoals vastgesteld in een besluit van 22 augustus 2019. Daarnaast heeft verweerder de kosten van bijstand over de periode van 9 juni 2019 tot 1 augustus 2019 teruggevorderd, wat een bedrag van € 1.679,69 netto betreft. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening.

Voordat de zitting plaatsvond, heeft verweerder op 6 februari 2020 het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek hangende het beroep. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker een beroep heeft gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening, en heeft dit beroep toegewezen, waardoor verzoeker geen griffierecht hoeft te betalen.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens vastgesteld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat de intrekking van het recht op bijstand is gebaseerd op de stelling dat verzoeker naar Canada is vertrokken, wat verzoeker betwist. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van verzoeker terecht is verklaard, en dat er geen spoedeisend belang is, aangezien de primaire besluiten betrekking hebben op een afgesloten periode. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 19/5711

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van verzoeker op grond van de Participatiewet (PW) per 9 juni 2019 ingetrokken. Bij besluit van 27 augustus 2019 heeft verweerder de kosten van bijstand over de periode van 9 juni 2019 tot 1 augustus 2019 van verzoeker teruggevorderd. Dat betreft een bedrag van € 1.679,69 (netto).
Verzoeker heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 6 februari 2020 (het bestreden besluit) het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van het betalen van griffierecht voor het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden toegewezen. Verzoeker hoeft geen griffierecht te betalen.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
3. Verweerder heeft het recht op bijstand van verzoeker ingetrokken, omdat hij naar Canada is vertrokken. Verzoeker heeft de intrekkingsdatum betwist en hij heeft betwist dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het terugvorderingsbesluit.
4. Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit na afloop van de bezwaartermijn is ingediend, namelijk op 9 oktober 2019. In het beroep ligt daarom alleen de vraag voor of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter moet bezien of verwacht moet worden dat de beslissing op bezwaar in de bodemprocedure stand kan houden, dus of de niet-ontvankelijkheidverklaring stand zal kunnen houden. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan daarom niet leiden tot wat verzoeker heeft gevraagd. Bovendien hebben de primaire besluiten betrekking op de periode van 9 juni 2019 tot en met 22 augustus 2019, dus op een afgesloten periode in het verleden, waardoor het vereiste spoedeisend belang ontbreekt.
5. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb is daarom kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak kan doen zonder zitting.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 3 april 2020 gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier
.Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.