ECLI:NL:RBNHO:2020:2414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
HAA 18/2284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na heropening onderzoek in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2020, gaat het om een proceskostenveroordeling na heropening van het onderzoek. Eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Rhodes, had een beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat hem per 19 december 2017 arbeidsongeschikt had geacht voor minder dan 35%. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Na een zitting op 24 oktober 2018, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank het onderzoek heropend omdat het niet volledig was geweest. Een deskundige, dr. [naam], werd benoemd om een rapport uit te brengen. Uiteindelijk heeft verweerder op 2 december 2019 het bezwaar alsnog gegrond verklaard, waarna eiser zijn beroep introk en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep was ingetrokken omdat verweerder tegemoet was gekomen aan eiser en heeft het verzoek om proceskosten te vergoeden toegewezen. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand vastgesteld op € 1050,- en de reiskosten op € 11,56, evenals het griffierecht van € 46,-. In totaal veroordeelt de rechtbank verweerder tot een bedrag van € 1061,56 aan proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2284

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: mr. I. Rhodes),

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser vanaf
26 september 2017 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht als gevolg waarvan eisers uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen per 19 december 2017 is beëindigd.
Bij besluit van 4 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Bij beslissing van
6 november 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend omdat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank heeft dr. [naam] , verzekeringsarts werkzaam bij DC Expertise Centrum te Amsterdam, als deskundige benoemd. Op 28 oktober 2019 heeft dr. [naam] rapport uitgebracht.
Bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 december 2019 heeft verweerder het bezwaar gericht tegen het primaire besluit alsnog gegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 16 december 2019 het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de bezwaarfase en van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 16 januari 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.
5. De kosten die eiser vergoedt wenst te zien, hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 1050,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
6. Voorts hebben de kosten betrekking op de reiskosten die eiser heeft gemaakt om de zitting van 24 oktober 2018 bij te wonen. Deze kosten komen ingevolge het Besluit voor vergoeding in aanmerking ter hoogte van een bedrag van € 11,56 (reiskosten op basis openbaar vervoer).Verweerder heeft het verzoek niet betwist. Nu de gevraagde kosten bovendien redelijk zijn, zal de rechtbank het verzoek om verweerder te veroordelen op dit onderdeel eveneens toewijzen.
7. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 46,- te worden vergoed door verweerder.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep tot een bedrag van
€ 1061,56.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.