Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser(es) [X] en het hoofd gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, verweerder. Eiser(es) heeft op 11 november 2019 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 30 september 2019. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 47,-. Eiser(es) heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald, ondanks dat de griffier hem/haar in de gelegenheid heeft gesteld om dit te doen. De griffier heeft op 10 januari 2020 en 8 februari 2020 brieven gestuurd om eiser(es) te herinneren aan de betaling, maar eiser(es) heeft niet gereageerd.
Daarnaast heeft eiser(es) verzuimd om binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen en heeft hij/zij geen afschrift van het besluit en een machtiging overgelegd. De rechtbank heeft eiser(es) op 9 januari 2020 gewezen op deze verzuimen en verzocht om deze te herstellen, maar ook hierop is geen reactie gekomen.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.