Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem. Eiser heeft op 6 september 2019 digitaal beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 mei 2019. Dit beroep is door de rechtbank Arnhem ter verdere behandeling doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland op basis van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser was verplicht griffierecht te betalen, vastgesteld op € 47, zoals bepaald in artikel 8:41 van de Awb. De griffier heeft eiser op 8 januari 2020 en opnieuw op 6 februari 2020 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen, maar eiser heeft hierop niet gereageerd.
Aangezien eiser het griffierecht niet tijdig heeft betaald en geen verontschuldiging heeft gegeven voor dit verzuim, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.