ECLI:NL:RBNHO:2020:2397

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19_ 5557
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en procesverzuim

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser(es) [X] en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser(es) had op 20 oktober 2019 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de verweerder, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het griffierecht, vastgesteld op € 47, binnen vier weken na de mededeling van de griffier betaald moest worden. Eiser(es) heeft echter niet gereageerd op de aanmaningen van de griffier en heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft eiser(es) verzuimd om binnen de gestelde termijn het volledige adres, een machtiging en een afschrift van het besluit waar het geschil betrekking op heeft, te overleggen. De rechtbank heeft eiser(es) hierop gewezen, maar ook hierop is geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaak tussen

[X] , eiser(es),

(gestelde gemachtigde: [A] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Eiser(es) heeft bij brief van 20 oktober 2019, ter griffie ontvangen op 9 november 2019, tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 47. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 25 december 2019 eiser(es) in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser(es) heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 23 januari 2020 eiser(es) nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 28 januari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft niet gereageerd.
4. Eiser(es) heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser(es) heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser(es), gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest om binnen de gestelde termijn het volledige adres van eiser(es), een machtiging en een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 19 december 2019 is eiser(es) gewezen op deze verzuimen en is hij/zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser(es) niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 20 december 2019 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft hierop niet gereageerd.
6.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.