Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaak tussen
[X] , eiser(es),
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Rechtbank Noord-Holland
Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser(es) [X] en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser(es) had op 20 oktober 2019 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de verweerder, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het griffierecht, vastgesteld op € 47, binnen vier weken na de mededeling van de griffier betaald moest worden. Eiser(es) heeft echter niet gereageerd op de aanmaningen van de griffier en heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft eiser(es) verzuimd om binnen de gestelde termijn het volledige adres, een machtiging en een afschrift van het besluit waar het geschil betrekking op heeft, te overleggen. De rechtbank heeft eiser(es) hierop gewezen, maar ook hierop is geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.