ECLI:NL:RBNHO:2020:2396

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 696
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet en inkomstenbelasting

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, [X] te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser heeft op 28 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 16 november 2019 en 23 november 2019, betreffende de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2014 en de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten.

De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, in het beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden. Eiser heeft echter geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 7 februari 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Uit onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL bleek dat deze brief op 18 februari 2020 is afgehaald. Eiser heeft echter binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend en geen reden gegeven voor dit verzuim.

Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/696 en HAA 20/697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaken tussen

[X] , te [Z] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 16 november 2019 en 23 november 2019 inzake de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2014 en de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting. Het beroep ziet mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 7 februari 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 18 februari 2020 is afgehaald van de afhaallocatie van PostNL.
4. Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend.
5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.