ECLI:NL:RBNHO:2020:2396
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet en inkomstenbelasting
Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, [X] te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser heeft op 28 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 16 november 2019 en 23 november 2019, betreffende de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2014 en de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten.
De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, in het beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden. Eiser heeft echter geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 7 februari 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Uit onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL bleek dat deze brief op 18 februari 2020 is afgehaald. Eiser heeft echter binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend en geen reden gegeven voor dit verzuim.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.