Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Woningstichting Het Grootslag
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Even ter info.Wij hebben vanmorgen het adres [adres] bezocht. Hier is woonachtig meneer [gedaagde] .Hij heeft een conflict met zijn bovenbuurman (…).Meneer [gedaagde] heeft een behoorlijk opvliegend karakter en gaf aan dat hij zijn buurman wat gaat aandoen.Uiteraard dit hem afgeraden. Hij wilt verder geen bemoeienis m.b.t. het conflict van ons of de politie. Heeft volgens hem met respect te maken.Wij zagen bij het betreden van de woning dat er een bijl en een groot vleesmes voor het grijpen lagen nabij de voordeur.(vanwege dat laatste speel ik deze info dus even door).”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
“Tijdens het gesprek dat wij vervolgens voerden en de tuin bespreekbaar probeerden te maken werd [gedaagde] met regelmaat erg boos. Hij gaf aan geen tuinonderhoud te gaan plegen vanwege zijn gestoorde bovenbuurmannen. Zij zouden volgens zijn zeggen kattenontlasting en andere goederen over hun balkonrand naar beneden gooien. Zij zouden zelfs over hun balkonrand urineren. [gedaagde] kon dit niet met bewijs aantonen, wij zagen namelijk geen kattenontlasting of iets dergelijks in zijn tuin liggen. Wij zagen wel dat zijn tuin verwilderd was. [gedaagde] kwam tijdens het gesprek af en toe erg boos over. Hij gebaarde wild met zijn armen en hij verhief met regelmaat zijn stem. Hij vertelde aan ons dat recentelijk zijn autoruit was ingegooid. Toen wij hem vroegen of hij de politie had ingeschakeld gaf hij aan geen vertrouwen te hebben in dat soort organisaties. Ook van ons wilde hij verder niks. Hij ging het allemaal zelf regelen. Hij zou mensen zelf gaan aanpakken. Hij benoemde zelfs dat hij zijn buurmannen wat ging aandoen. Uiteraard hebben wij hem verteld dit niet te doen en uitgelegd dat hij zich dan schuldig zou maken aan een strafbaar feit.”
“(…) Enkele maanden geleden ben ik naar de woningbouw gestapt met de vraag of ze bij de buurman zijn tuin wilde controleren in verband met rotzooi. (…) Door de woningbouw werd vervolgens aangegeven dat de buurman mij de schuld gaf (…). De woningbouw waarschuwde mij om niet met hem in contact te treden. Ik heb hem dus de hele zomer ontlopen. Afgelopen donderdag liepen we naar de auto. (…) Ik stapte in en de buurman kwam als een gek op onze auto afstormen en sloeg op de auto. Ik heb snel de auto op slot gedaan (…). Mijn vriend stapte uit (…) en vroeg waarom hij zo deed. Toen liep hij ineens naar zijn auto toe en pakte iets. Vervolgens kwam hij op ons afstormen en begon hij op mij in te steken. (…) Mijn vriend begon heel erg te roepen en te gillen. Ik had op een gegeven moment mijn hoofd omlaag en toen heeft hij expres mij in mijn oog gestoken. Ik had het toen zelf nog niet eens in de gaten maar ik was enorm aan het bloeden. De buurman lachte toen en zei dat dit het begin was en dat er nog meer zou volgen (…)”
“Op donderdag 10 oktober 2019 bevond ik mij in mijn keuken. Vanuit mijn keuken heb ik zicht op straat. Ik zag dat er een conflict gaande was tussen drie buurmannen. Twee daarvan zijn een stel, zij zijn blank[de bovenburen]
en de andere is een lange Surinaamse man[ [gedaagde] ]
. Ik zag dat de twee blanke mannen erg bang waren. Zij namen geen verdedigende houding aan, maar een beschermende. Ik bedoel dan met de armen gekruist boven hun hoofd. Ik hoorde de kleinste gillen; “Niet slaan, niet slaan” en de andere probeerde te vluchten. De Surinaamse man kreeg hem echter te pakken en ik zag dat hij een slaande beweging naar hem maakte. Toen ik dit zag ben ik naar buiten gerend en ben ik tussen beiden gesprongen. Pas toen zag ik dat de Surinaamse man een schroevendraaier in zijn hand hield.”
“Iedere dag word ik herinnerd aan [gedaagde] en het geweldsincident. Wanneer ik hem nu zou zien zou ik 112 bellen. Ik vind de gebeurtenis zeer aangrijpend en mijn veiligheidsgevoel is aangetast. (…) Ik wil met een fijn gevoel in mijn woning wonen en geen gevaarlijke buurman naast mij hebben.”