In deze zaak heeft de passagier, wonende in Oekraïne, een vordering ingesteld tegen Turkish Airlines wegens vertraging van een vlucht op 5 juni 2019 van Amsterdam naar Kiev. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor passagiers bij vertragingen. Turkish Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier zijn vorderingsrecht had overgedragen aan AirHelp door het ondertekenen van een assignmentformulier. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier inderdaad het assignmentformulier heeft ondertekend, waardoor hij niet langer bevoegd was om zelf over het vorderingsrecht te beschikken. De kantonrechter verklaarde de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan Turkish Airlines. Het vonnis is uitgesproken op 25 maart 2020.