In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als directeur van een basisschool, en het bestuur van de stichting openbaar primair en speciaal onderwijs Purmerend. De eiser had een beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin een bedrag van € 16.581,52 aan loonsuppletie werd teruggevorderd. Dit bedrag was als te veel betaald vastgesteld. Verweerder had het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag verlaagd naar € 16.542,65. Eiser stelde dat het terugvorderingsbesluit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat in een vaststellingsovereenkomst finale kwijting was verleend. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had voldaan aan zijn verplichtingen om wijzigingen in zijn inkomen door te geven, wat leidde tot de te hoge uitkering. De rechtbank concludeerde dat de loonsuppletie niet onder de kwijtingsclausule van de vaststellingsovereenkomst viel, omdat hierover geen afspraken waren gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.