ECLI:NL:RBNHO:2020:2326

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 328
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Affourtit-Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde P. Weide, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om haar met ingang van 16 juli 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Verweerder had eerder op 20 juli 2018 een primair besluit genomen en op 17 december 2018 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 14 juni 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door mr. M. van der Feer. Het onderzoek ter zitting werd geschorst om aanvullende medische en arbeidskundige toelichtingen te verkrijgen. Op 14 februari 2020 vond een vervolg van de zitting plaats, waarbij eiseres opnieuw aanwezig was, maar verweerder niet. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat haar beperkingen niet goed waren beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke grondslag berustte, omdat er voorafgaand aan het besluit geen medische heroverweging had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de medische beperkingen van eiseres correct waren vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML), maar dat er onvoldoende rekening was gehouden met de gevolgen van haar aandoeningen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, maar veroordeelde verweerder wel in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: P. Weide),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres met ingang van 16 juli 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 17 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van der Feer.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Verweerder heeft een nadere medische en arbeidskundige toelichting verstrekt. Eiseres heeft daarop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 14 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich - zoals tevoren bericht - niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres was werkzaam als caissière, voor gemiddeld 18,95 uur per week. Op 18 juli 2016 is zij uitgevallen met gehoorklachten.
1.2
De verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur gezien op 13 juni 2018. Op grond van het eigen onderzoek en bestudering van de dossiergegevens heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van al langere tijd bestaande slechthorendheid, die de laatste jaren is toegenomen. Daarnaast is sprake van tinnitus en Ménière. De verzekeringsarts heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35% (18,77%).
1.3
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmanloon en de urenomvang aangepast en één van de geduide functies (productiemedewerker confectie) laten vervallen. In plaats daarvan heeft de arbeidsdeskundige de functie besteller post geschikt bevonden. Dit leidt niet tot een ander besluit, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de functies minder dan 35% (34,01%) blijft.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig / compleet is verricht. Zo zijn de gevolgen van de Ménière niet (goed) in de beoordeling betrokken. De in bezwaar overgelegde medische gegevens zijn niet herbeoordeeld. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat zij niet in staat is vier uur per dag, 20 uur per week te werken. In de praktijk is gebleken dat tien uur per week het maximaal haalbare is. Bij langdurige belasting neemt met name het oorsuizen enorm toe. In de FML is geen beperking met betrekking tot ‘horen’ opgenomen, terwijl uit het verslag blijkt dat sprake is van doofheid. De tinnitus brengt ook meer beperkingen mee. Volgens eiseres had een urenbeperking tot 10 uur per week aangenomen moeten worden, daarnaast dat er geen stress ervaren mag worden en ook dat rust genomen moet kunnen worden op zelfgekozen momenten.
3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de beroepsgronden de FML bijgesteld. Er zijn extra beperkingen aangenomen met betrekking tot het gehoorverlies (II.2 en I.9.9) en de hyperacusis (overgevoeligheid voor (harde) geluiden, III.7). Ook zijn beperkingen aangenomen op de items van I.9.7 (veelvuldige deadlines en productiepieken), I.9.8 (hoog handelingstempo) en II.8 (omgaan met conflicten). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geen aanleiding gezien een omvangrijker urenbeperking aan te nemen. De omstandigheid dat eiseres haar eigen werk als caissière niet langer dan 10 uur per week kan volhouden leidt er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet toe dat eiseres niet in staat kan worden geacht meer dan 10 uur per week te werken in andere functies. In de eigen functie zijn namelijk veel prikkels/belastende factoren aanwezig. Naar aanleiding van de door eiseres ingebrachte informatie van [naam 1] (triage-audicien) en drs. [naam 2] (klinisch fysicus- audioloog) heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat daaruit geen ander medisch beeld naar voren komt als al bekend was. Dat er een forse beperking ten aanzien van horen bestaat staat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet ter discussie. Ook is voldoende rekening gehouden met de belastende factoren en de vermoeidheid voortvloeiend uit het gehoorverlies, de Ménière en het oorsuizen. Verder bestaat volgens haar geen contra-indicatie tegen het dragen van gehoorbescherming.
4. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit waar het gaat om het medisch onderzoek niet berust op een deugdelijke grondslag. Voorafgaand aan het bestreden besluit heeft immers geen medische heroverweging plaatsgehad. Dit heeft pas in beroep plaatsgevonden. Voorts betekent het bijstellen van de FML in beroep dat het bestreden besluit ook daarom niet op een juiste medische grondslag berustte. Artikel 6:22 van de Awb biedt de mogelijkheid om het bestreden besluit, ondanks dit gebrek in stand te laten als aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank ziet, gelet op het navolgende, aanleiding om het gebrek te passeren nu aannemelijk is dat belanghebbende hierdoor niet is geschaad.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiseres door de verzekeringsarts op het spreekuur is gezien en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar beoordeling de medische informatie van de behandelaars van eiseres heeft betrokken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de medische beperkingen van eiseres juist zijn neergelegd in de FML. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van persoonlijk functioneren (geen veelvuldige deadlines of productiepieken, geen hoog handelingstempo, zonder verhoogd persoonlijk risico), sociaal functioneren (horen (fors gehoorverlies), omgaan met conflicten), geluidsbelasting (geen harde geluiden, niet veel omgevingsgeluid), gemiddeld ongeveer 4 uur per dag / 20 uur per week, op min of meer vaste werktijden. Verweerder heeft blijkens de beschouwing van de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de vermoeidheid die gepaard gaat met de aandoeningen van eiseres. Eiseres heeft haar standpunt dat zij meer beperkt is, in het bijzonder dat zij niet meer dan twee tot tweeënhalf uur per dag in staat zou zijn te werken, niet met medische informatie onderbouwd. Dat eiseres het in haar huidige functie niet langer volhoudt, terwijl haar functie al zo is aangepast dat zij weinig prikkels heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat een omvangrijker urenbeperking had moeten worden aangenomen. Bij het stellen van een urenbeperking moet er immers vanuit worden gegaan dat voldaan is aan alle overige voorwaarden die voor eiseres gelden.
6. Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat de geduide functies te belastend zijn, omdat geen rekening is gehouden met de daaraan te stellen eisen van een geringe geluidsbelasting en geen blootstelling aan omgevingsgeluid. Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat de functie productiemedewerker industrie wordt uitgeoefend in een ruime productiehal. In de praktijk zal sprake zijn van slechte akoestiek en omgevingsgeluid door meerdere gesprekken tegelijkertijd. Ook bij de functie medewerker kleding- en textielreiniging is sprake van te grote geluidsbelasting, door de gebruikte machines. Communiceren terwijl deze machines in gebruik zijn is voor eiseres niet mogelijk. Eiseres heeft ter zitting verder toegelicht dat zij niet vier uur per dag gehoorbescherming kan dragen, omdat zij dan meer last krijgt van het oorsuizen.
7. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie gekomen dat de functies passend zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft per beoordelingspunt / per functie deze conclusie gemotiveerd. In verband met de hyperacusis zou eiseres gehoorbescherming kunnen dragen. Waar het gaat om het horen levert dat in de geduide functies geen problemen op omdat niet of nauwelijks mondeling overleg nodig is.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze toelichting voldoende onderbouwd heeft dat de geduide functies door eiseres verricht moeten kunnen worden. Met betrekking tot het dragen van gehoorbescherming overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat dit op medische gronden niet mogelijk is.
9. Het beroep is ongegrond. In de omstandigheid dat sprake was van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.050,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting en 0,5 punt voor de reactie op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1050,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 27 maart 2020 door mr. M. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.