2.3.Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit 2 genomen waarbij het bezwaar wederom ongegrond verklaard is en het primaire besluit is gehandhaafd.
3. Eiseres acht de geconstateerde gebreken hiermee nog steeds niet hersteld. Nog steeds is onvoldoende gemotiveerd dat de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster niet het rechtstreekse gevolg is van haar zwangerschap/bevalling op basis van een postpartum depressie. De bedrijfsarts is niet benaderd. Ook is onvoldoende onderbouwd dat van PTSS geen sprake is. Nog steeds is de tabel niet (juist) toegepast. De verzekeringsarts bezwaar en beroep miskent dat ook al zou er geen sprake zijn van PTSS, niet is gezegd dat (ook) geen sprake is van een postnatale depressie. In dat geval is eveneens toepassing van de tabel aan de orde. Niet is gemotiveerd waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet langer uitgaat van het bestaan van depressieve klachten na de zwangerschap/bevalling. Ook is niet gemotiveerd waarom het grote bloedverlies niet bij de beoordeling is betrokken en waarom het tijdsverloop tussen de ziekmelding en de bevalling aan werkneemster wordt tegengeworpen. Indien de rechtbank niet over kan gaan tot toekenning van een ZW-uitkering als gevolg van de zwangerschap/bevalling verzoekt eiseres om een deskundige te benoemen die zich uitlaat over de diagnose en het al dan niet bestaan van enig oorzakelijk verband tussen de ziekte en de zwangerschap/bevalling.
4. Verweerder heeft rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 en 2 juli 2019 overgelegd, waarin hij als volgt heeft gerapporteerd. De bedrijfsarts is in principe niet bevoegd om de diagnose PTSS te stellen. De psychotherapeut heeft deze ook niet gesteld, maar uit haar bevindingen en gelet op de behandeling kunnen diverse argumenten worden afgeleid dat er geen sprake is van PTSS. Informatie van de bedrijfsarts is dan ook niet van toegevoegde waarde. Ten aanzien van het raadplegen van de tabel wijst hij erop dat het doen van een uitspraak over een causale relatie, in dit geval een bevalling, niet een kwestie is van lijstjes afvinken, maar een afgewogen oordeel op basis van de diagnose en eventueel aanvullende bevindingen van in dit geval de behandelend sector. In geval van twijfel kan als richtlijn de tabel worden geraadpleegd, maar als er op basis van voornoemde bevindingen geen twijfel meer bestaat, kan daarmee worden volstaan. Ten aanzien van het motiveringsgebrek merkt hij op dat de psychotherapeute niet spreekt van depressieve klachten. Er wordt geen causale relatie met de partus/bloedverlies genoemd. De ziekmelding enige maanden na de bevalling kan wellicht ook deels worden toegeschreven aan privé factoren. Deze worden door de psychotherapeute niet expliciet genoemd, maar hiernaar wordt wel verwezen, waarmee deze dus niet geheel uitgesloten kunnen worden geacht.
5. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 20 december 2019 een aanvullend verweerschrift ingediend en een nadere rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd. Dat er geen contact is opgenomen met de bedrijfsarts is verklaarbaar en, zeker achteraf gezien, niet onjuist. Zijn standpunt was al uitvoerig bekend. Diverse malen is gemotiveerd waarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake is van PTSS. Dit wordt door de behandelend sector ondersteund. Er wordt gesproken van stress na de bevalling. Er wordt kennelijk niet uitgegaan van depressieve klachten, laat staan van PTSS. Er dient meer waarde te worden gehecht aan het oordeel van een behandelaar dan van de bedrijfsarts. Uiteindelijk is deze niet volledig onafhankelijk van zijn opdrachtgever. Het lijkt erop dat thans gesproken wordt van een postpartum depressie. Dat is niet hetzelfde als een PTSS. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 2 december 2016 volgt dat de werkneemster ook heeft aangegeven niet echt somber te zijn en dat zij kan genieten. Dat wijst zeker niet op een depressie. Dat zij stress heeft ervaren wordt niet bestreden. Zij meldt dat zij en haar partner de afgelopen jaren zichzelf voorbij gerend zijn met drukte op het werk en twee jonge kinderen. Zij lopen op hun tenen. Klachten/factoren die kennelijk ook al voor de zwangerschap in 2016 aanwezig waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich hierbij aangesloten en aangegeven dat er voor depressieve klachten geen aanknopingspunten waren. In de beschouwing beschreven in het rapport van 14 februari 2017 is hierover abusievelijk gesproken. Dit betreft een kennelijke verschrijving.
6. De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of verweerder het besluit om de werkneemster per 1 augustus 2016 niet langer arbeidsongeschikt te achten als gevolg van de zwangerschap/bevalling terecht in stand heeft gelaten.
7. Verweerder heeft zijn besluitvorming gebaseerd op rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres betwist de juistheid van deze rapporten. In dat geval dient de rechtbank te beoordelen of deze zorgvuldig tot stand gekomen zijn en of er aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de hierin getrokken conclusies.
8. Voor het oordeel dat het onderzoek (nog steeds) onzorgvuldig is ziet de rechtbank geen aanleiding meer. Alhoewel gebleken is dat verweerder naar de letter geen uitvoering heeft gegeven aan de opdracht om de bedrijfsarts te raadplegen, leidt dit niet tot de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Het doel van het opvragen van de informatie was om duidelijkheid te krijgen over de door de bedrijfsarts gestelde diagnose PTSS. Gelet hierop is de psychotherapeut van werkneemster verzocht om informatie. De rechtbank acht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom het opvragen van informatie van de bedrijfsarts gelet op de informatie van de psychotherapeut geen toegevoegde waarde meer had. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep thans over voldoende informatie beschikt om tot een weloverwogen oordeel over de situatie van de werkneemster te kunnen komen.
9. De rechtbank ziet ook geen aanleiding (meer) voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Inmiddels is voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom in het geval van de werkneemster op 1 augustus 2016 van arbeidsongeschiktheid als gevolg van de zwangerschap/bevalling geen sprake is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden gevolgd in zijn conclusie dat van een causaal verband tussen de klachten van de werkneemster en de zwangerschap/bevalling niet kan worden gesproken. Dit volgt afdoende uit de eigen onderzoeksbevindingen en de informatie van de psychotherapeut. Ondanks de mogelijk gekleurde vraagstelling aan de psychotherapeut volgt uit deze informatie niet dat sprake is van een PTSS of klachten gerelateerd aan de zwangerschap of de bevalling. Hieruit kan juist worden opgemaakt dat daarvan geen sprake is. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht gewezen op de door de psychotherapeut vermelde hulpvraag en de insteek van de therapie. Voorts acht de rechtbank voldoende gemotiveerd dat hoewel eerder door de verzekeringsarts bezwaar en beroep de term depressieve klachten genoemd is, hiervan in het geval van de werkneemster geen sprake is geweest. Ter zitting is toegelicht dat de term depressieve klachten in de rapportage van 14 februari 2017 is genoemd onder de weergave van het bezwaarschrift in samenhang met de in de standaard genoemde tabel waar eiseres op heeft gewezen. Voorts is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de beschouwing op de mogelijk aan de depressieve klachten in samenhang met de zwangerschap/bevalling te verbinden gevolgen ingegaan. Dat sprake is van depressieve klachten is dan ook geen conclusie geweest van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de rapportages van 1 en 2 juli 2019 en van 20 december 2019 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader gemotiveerd dat in het geval van de werkneemster sprake is geweest van stressklachten en niet van depressieve klachten. Hiertoe vindt hij steun in het verhaal van de werkneemster bij de primaire verzekeringsarts, waaruit volgt dat zij niet somber is en kan genieten, en in de informatie van de psychotherapeut, die niet spreekt van depressieve klachten, maar stressklachten in werk en privé leven. Er is in de eerdere rapportage volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep abusievelijk gesproken van depressieve klachten. Dit moet volgens hem worden gezien als een kennelijke verschrijving. Los van de vraag of inderdaad sprake is geweest van een kennelijke verschrijving kan de rechtbank de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat van depressieve klachten als gevolg van de zwangerschap/bevalling geen sprake is. De conclusie dat sprake is van stressklachten die deels voor de bevalling al aan de orde waren en mede hun oorzaak vinden in privé en werkfactoren kan de rechtbank volgen. Dit leidt ertoe dat verweerder de werkneemster per 1 augustus 2016 terecht niet arbeidsongeschikt heeft geacht als gevolg van de zwangerschap/bevalling.
10. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding aan het verzoek van eiseres voor het inschakelen van een deskundige te voldoen. Zoals hiervoor is overwogen is geen sprake geweest van een onzorgvuldig onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft daarnaast voldoende de ruimte gehad om de rapportages van de verzekeringsartsen te betwisten en heeft hier ook daadwerkelijk gebruik van gemaakt. Er is dan ook geen reden om compensatie te bieden. Er is daarnaast gelet op het voorgaande geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de rapportages.
11. Het beroep is evenwel gegrond. Er is aanleiding het bestreden besluit 2 te vernietigen omdat dit ten tijde van de totstandkoming berustte op een ontoereikende motivering. Nu eerst in beroep bij het tweede verweerschrift en middels de ter zitting gegeven toelichting een toereikende motivering is gegeven kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 in stand worden gelaten. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten en stelt deze vast op € 1.050,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).