ECLI:NL:RBNHO:2020:2313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1620
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo voor fiets en rolstoel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J.C. Engels, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een fiets met lage instap en starthulp, alsook voor een rolstoel met een zachte zitting. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met de argumentatie dat de gevraagde voorzieningen als algemeen gebruikelijk konden worden aangemerkt en dat eiseres een rolstoel kon lenen bij het gemeentehuis.

Eiseres, die lijdt aan de ziekte van Bechterew, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 februari 2020 heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij door haar fysieke beperkingen niet in staat is om een reguliere fiets of rolstoel te gebruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de specifieke behoeften van eiseres en dat de afwijzing van de aanvraag niet goed gemotiveerd was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verweerder moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de onduidelijkheden die in de uitspraak zijn benoemd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wmo, waarbij de rechtbank benadrukt dat voorzieningen niet als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt zonder een zorgvuldige afweging van de individuele situatie van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1620

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.C. Engels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 26 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels ongegrond en deels gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

1.1.
Eiseres heeft onder meer de ziekte van Bechterew waarvan zij beperkingen ondervindt. Zij heeft bij verweerder een aanvraag ingediend tot toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van een fiets met lage instap en (start)trapondersteuning en een opvouwbare rolstoel voor incidenteel gebruik.
1.2.
Op 20 september 2018 heeft verweerder een zogeheten keukentafelgesprek met eiseres en haar ergotherapeut gevoerd. Uit het verslag hiervan blijkt dat eiseres vanwege pijn in haar heupen en ontstekingen in haar bekken niet op een gewone fiets kan fietsen. Ook kan zij niet op de elektrische fiets van haar zus fietsen. Zij heeft moeite en onvoldoende kracht om weg te fietsen bij een verkeerslicht en heeft daarom een fiets met starthulp nodig. Het op- en afstappen gaat ook niet goed en zij kan de trapbeweging niet goed maken. Volgens het verslag wordt verzocht om een Tavara Balance van het merk Raam met startondersteuning en een speciaal zadel.
Ten aanzien van de rolstoel vermeldt het verslag dat de standaard rolstoel bij de uitleen niet geschikt is omdat daarin de zithouding van eiseres niet goed is. Eiseres verzoekt om een rolstoel met grote wielen achter, een goed zitkussen (traagschuim) en in hoogte verstelbare duwhandvaten.
1.3.
Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen. Volgens verweerder is een fiets met een lage instap en start(trap)ondersteuning algemeen gebruikelijk en kan een rolstoel bij Medipoint of het gemeentehuis geleend worden.
1.4.1.
In de bezwaarfase heeft verweerder [naam 3] , arts bij [bedrijf] , gevraagd eiseres medisch te onderzoeken. [naam 3] heeft op 4 december 2018 een medische indicatie Wet Maatschappelijke Ondersteuning opgesteld (het advies).
1.4.2.
Verweerder heeft [naam 3] gevraagd in hoeverre de lichamelijke klachten van eiseres reden zijn voor een specifieke vorm van fietsbeweging. Volgens [naam 3] maken de beperkingen van de heupen dat het op- en afstappen een lage instap vereist als ook dat eiseres bij stilstand met beide voeten op de grond moet kunnen staan. De combinatie van een normale traphoogte en toch met de voeten op de grond kunnen bij stilstand is louter verkrijgbaar door de hoek tussen het zadel en de trappers te veranderen. Louter het zadel lager zetten is onvoldoende.
1.4.3.
Ook heeft verweerder gevraagd of eiseres rolstoel gebonden is. Volgens [naam 3] is dat niet het geval omdat eiseres bij een laag looptempo meer dan 800 meter kan overbruggen.
1.4.4.
In reactie op de vraag of bij eiseres sprake is van lichamelijke problemen die maken dat een specifieke zitting bij een rolstoel of een fiets noodzakelijk is, heeft [naam 3] geantwoord dat er een indicatie voor een zachte zitting/zadel bestaat. Er kan niet worden gesteld dat er een specifieke ondersteuning van de rug noodzakelijk is op de fiets. Bij het zitten in een rolstoel is eveneens een zachte zitting geïndiceerd. Met betrekking tot de rugleuning zal een goed afgestelde reguliere zitting moeten volstaan, aldus [naam 3] .
1.5.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de aanvraag voor een Tavara Balance, met een aanschafprijs van ongeveer € 4.000,-, moet worden afgewezen. Een dergelijke fiets met een meer voorwaartse trapbeweging wordt niet als speciaal geschikt voor gehandicapten gezien en hoeft daarom in principe niet te worden vertrekt op grond van de Wmo 2015. Uit het advies is niet gebleken dat eiseres een ander soort motor nodig heeft dan gebruikelijk is bij elektrische fietsen. Een goedkopere fiets als de Gazelle Balance met een aanschafprijs van ongeveer € 2.000,- is een adequate voorziening. Deze voorziening is niet duurder dan de gemiddelde elektrische fiets. Eiseres heeft een inkomen net boven het bijstandsniveau en een elektrische fiets mag als algemeen gebruikelijk worden gezien. Ook wordt de aanvraag voor een rolstoel afgewezen omdat uit het advies niet is gebleken dat eiseres een rolstoel met een specifieke zitting nodig heeft. De rugleuning van een rolstoel met een goed afgestelde reguliere zitting moet volstaan. Eiseres heeft een rolstoel voor incidenteel gebruik gevraagd en zij kan een rolstoel of een scootmobiel lenen bij het gemeentehuis.
1.6.
Eiseres stelt - samengevat - dat verweerder de gevraagde fiets voorzien van (start)trapondersteuning niet als algemeen gebruikelijk kan aanmerken. Zij heeft voorts geen financiële middelen om een dergelijke fiets aan te schaffen. Zij kan geen gebruik maken van een leenrolstoel vanwege haar fysieke gesteldheid en omdat zij niet genoeg energie heeft om een rolstoel bij het gemeentehuis op te halen.
2.1.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verweerder de elektrische fiets zoals verzocht terecht heeft afgewezen.
2.2.1.
Voor zover in het bestreden besluit is geconcludeerd dat de Gazelle Balance een adequate voorziening is omdat uit het advies van [naam 3] niet is gebleken dat eiseres een ander soort motor nodig heeft dan gebruikelijk is bij elektrische fietsen, miskent verweerder dat dit het gevolg is van zijn eigen, te beperkte, vraagstelling aan [naam 3] .
De rechtbank stelt vast dat in die vraagstelling, anders dan ten grondslag lag aan de aanvraag, het verslag van het keukentafelgesprek en het primaire besluit, niet wordt gerept over een fiets met een (
start)trapondersteuning (cursivering rechtbank).
Door in het bestreden besluit nog slechts uit te gaan van een fiets met trapondersteuning heeft verweerder het uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag ten onrechte verlaten.
De rechtbank gaat daarbij in aanvulling op de stukken van het dossier uit van de volgende feiten.
Uit de gebruiksaanwijzing van de Balance 20.01 (voorheen Tavara Balance) van Van Raam kan de berijder met de starthulpfunctie optrekken tot een snelheid van circa 6 km/h voor maximaal vijf seconden, zonder zelf mee te trappen (www.vanraam.com).
Dat een “gewone” elektrische fiets, zoals de door verweerder genoemde Gazelle Balance,
een start-trapondersteuning zoals hiervoor bedoeld heeft, blijkt niet uit de stukken. Uit de internetsite van Gazelle (www.gazellle.nl) blijkt dat de Gazelle Balance (C7 HFP) daarmee in ieder geval niet is uitgerust. De ter zitting niet concreet onderbouwde stellingen van de gemachtigden van verweerder maken het vorenstaande niet anders.
Dat [naam 3] in zijn advies ook niets over een ander soort motor dan gebruikelijk heeft opgenomen, kan dus niet tot het oordeel leiden dat de starthulpfunctie voor eiseres niet is aangewezen.
2.2.2.
Voorts is tussen partijen niet in geschil dat een ergonomische fiets geïndiceerd is, dat wil zeggen een fiets met een lage instap waarbij eiseres bij stilstand met beide voeten op de grond moet kunnen staan en met een normale traphoogte. Bij haar aanvraag heeft eiseres een afbeelding van de Tavara Balance gestuurd en verweerder heeft bij zijn stukken een afbeelding van de Gazelle Balance gevoegd. Bij vergelijking van de afbeeldingen is duidelijk zichtbaar dat de Tavara Balance een aanzienlijk lagere instap heeft dan de Gazelle Balance. uit de informatie op de websites van beide leveranciers blijkt dat de |(Tavara)Balance van Van Raam een instaphoogte heeft van 23 cm en de Gazelle Balance een instaphoogte van 31 cm. Wat de voor eiseres vereiste lage instap precies inhoud blijkt niet uit het advies van [naam 3] . In het bestreden besluit is verweerder hierop, bij de aanname dat de Gazelle Balance een adequate voorziening betreft, ten onrechte evenmin ingegaan.
2.2.3.
[naam 3] heeft in verband met de lichamelijke problemen van eiseres een zacht fietszadel geïndiceerd. Verweerder heeft in zijn primaire besluitvorming, noch heroverwegend in bezwaar hierop beslist. Verweerders stelling ter zitting dat een zacht zadel algemeen gebruikelijk is en eiseres daarvoor naar een bouwmarkt of een rijwielhandel kan gaan, ontslaat verweerder niet van de verplichting om daarop in een besluit gemotiveerd te beslissen. De zich bij de stukken (B-45) bevindende informatie van internet over een “Puchzadel/Chopper” kan daarvoor evenmin doorgaan.
3.1.
Ten aanzien van de gevraagde rolstoel heeft verweerder verwezen naar het advies van [naam 3] (zie hiervoor de overwegingen 1.4.3 en 1.4.3.) dat eiseres niet rolstoel gebonden is en een reguliere goed afgestelde rugleuning volstaat. Zij kan bij Medipoint of het gemeentehuis een rolstoel lenen.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres met gebruikmaking van voornoemde algemene (rolstoel)voorzieningen haar beperkingen kan wegnemen. Verweerder heeft echter niet beslist over de door [naam 3] geïndiceerde zachte zitting. De niet onderbouwde stelling ter zitting dat de leenrolstoel een zachte zitting heeft en eiseres ook een kussentje van de bank kan gebruiken, ontslaat verweerder niet van de verplichting om gemotiveerd in een besluit aan te geven of de zitting van de leenrolstoel daadwerkelijk die zachtheid heeft die door [naam 3] noodzakelijk wordt geacht dan wel dat eiseres met een eigen kussen zo een zitting kan creëren.
4.1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komst het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel zoals bepaald in artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is dan ook gegrond.
4.2.
Verweerder zal opnieuw op het bezwaar van eiseres moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Omdat naar het oordeel van de rechtbank [naam 3] of een ander medisch adviseur nogmaals nauwkeurig bevraagd moet worden over de in 2.2.1 en 2.2.2 omschreven onduidelijkheden, kan de rechtbank in dit geval niet zelf in de zaak voorzien.
5. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat voor personen met een inkomen op bijstandsniveau een elektrische fiets als algemeen gebruikelijk gezien mag worden, wijst de rechtbank met het oog op de verdere besluitvorming ter voorlichting van verweerder op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3535). Daarin heeft de CRvB geoordeeld dat een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwekelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting elk 1 punt met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten vergoeden aan haar gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,- te betalen aan de gemachtigde van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder eiseres het griffierecht van € 47,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van
D.M.M. Luijckx, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 31 maart 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.