In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J.C. Engels, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een fiets met lage instap en starthulp, alsook voor een rolstoel met een zachte zitting. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met de argumentatie dat de gevraagde voorzieningen als algemeen gebruikelijk konden worden aangemerkt en dat eiseres een rolstoel kon lenen bij het gemeentehuis.
Eiseres, die lijdt aan de ziekte van Bechterew, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 februari 2020 heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij door haar fysieke beperkingen niet in staat is om een reguliere fiets of rolstoel te gebruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de specifieke behoeften van eiseres en dat de afwijzing van de aanvraag niet goed gemotiveerd was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verweerder moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de onduidelijkheden die in de uitspraak zijn benoemd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wmo, waarbij de rechtbank benadrukt dat voorzieningen niet als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt zonder een zorgvuldige afweging van de individuele situatie van de aanvrager.