5.2Eiser heeft terecht aangevoerd dat van verweerder als reactie op zijn verzoek om informatie tenminste een omschrijving van de (aard van de) documenten waarover hij beschikt, verwacht had mogen worden, waarbij per (type) document, of onderdeel daarvan, is aangeven wat in de weg staat aan openbaarmaking. Verweerder heeft het verzoek van eiser echter integraal afgewezen, zonder enig stuk te overleggen en zonder aan eiser een overzicht te verstrekken van de stukken, althans een omschrijving daarvan, waarover hij wel beschikt, maar niet openbaar maakt. Door aldus te handelen is verweerder tekort geschoten in zijn motiveringsplicht, die ten aanzien van afwijzing van openbaarmakingsverzoeken geldt.
6. Artikel 10 Wob luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(…)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt (…).
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden
(…)
4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voor zover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
(…)
6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7. Eiser heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de informatie over de bloembollen(-keuringen) dient te worden aangemerkt als milieu-informatie in de zin van artikel 10, vierde lid, Wob. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) van 16 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3490). Dit betekent dat de enkele vaststelling dat het verzoek ziet op bedrijfs- en fabricagegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, Wob de weigering tot openbaarmaking niet kan dragen, omdat verweerder het (milieu)belang bij openbaarmaking op grond van artikel 10, vierde lid, Wob had moeten afwegen tegen het belang bij het niet openbaar maken van die informatie. Nu de door eiser gevraagde gegevens milieu-informatie bevatten, is de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob op grond van het zesde lid van dat artikel ook niet van toepassing. Verweerder had deze weigeringsgrond daarom ook niet aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. 8. Het beroep is gelet op het onder 5.2 en 7 overwogene reeds gegrond en het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
9. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank beoordelen of zij zelf in de zaak kan voorzien. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
10. In beroep heeft verweerder bij het overleggen van de stukken waarvan hij beperking van de kennisneming tot de rechtbank heeft verzocht en ter zitting toegelicht over welke documenten, waarop het verzoek betrekking heeft, hij beschikt. Hij heeft er daarbij op gewezen dat eiser als (voormalig) bloembollenkweker bekend is met de aard van de documenten. Het gaat daarbij om correspondentie tussen verweerder en [naam 5] BV in de jaren 2012-2015 over (noodzaak en verzoeken tot) kwaliteits- en gezondheidskeuringen van bloembollen op de locatie(s) waar die bollen worden geteeld, en de bevindingen naar aanleiding van die keuringen alsmede afgegeven (kwaliteits)certificaten over de betreffende jaren alsmede correspondentie over kosten van keuringen. Daarmee is voor de thans te maken beoordeling voldoende gespecificeerd over welke documenten, waarop het verzoek betrekking had, verweerder beschikt, zodat nadere motivering door verweerder zelf op dit punt niet meer vereist is.
11. Ter zitting heeft eiser desgevraagd aangegeven dat het hem alleen gaat om openbaarmaking van gegevens over de zaailingen (namen), de niet geregistreerde en niet van kwekersrecht voorziene “bloembollen-rassen/cultivars” die verweerder bij [naam 5] BV heeft gekeurd, de keuringsresultaten en kwaliteitstoekenningen, de verstrekte certificaten (lijsten), de oppervlakten waarop en de plaatsen waar die cultivars zijn gekweekt en andere onder verweerder berustende documenten, waaronder de aflevernota’s, waaruit kan worden afgeleid waarnaar en naar wie die cultivars vervolgens zijn overgegaan. Het is eiser, zo heeft hij ter zitting aangegeven, niet te doen om de facturen en in rekening gebrachte bedragen en de standaard (vormgegeven) brieven en dergelijke waarmee verweerder over genoemde gegevens met [naam 5] BV heeft gecommuniceerd. Hij verzoekt ook geen openbaarmaking van persoonsgegevens van bij verweerder werkzame personen. Hij heeft voorts bevestigd dat het om hetzelfde soort informatie gaat (bollenrassen, partij-aanduiding of code, referentie- of herkomstnummers en keuringsresultaten) als aan de orde in de hiervoor reeds aangehaalde uitspraak van de Raad van State van 16 oktober 2019, waarbij het om andere bloembollenkwekers ging.
12. Verweerder heeft gesteld niet te beschikken over de door eiser bedoelde aflevernota’s, omdat hij bij die afleveringen niet is betrokken. De rechtbank ziet geen grond om hieraan te twijfelen. Naar de rechtbank begrijpt doelt eiser daarbij op nota’s tussen bloembollenkwekers waarin overdracht van bloembollen is vastgelegd. Eiser heeft tegenover deze gemotiveerde betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat verweerder wel over zodanige aflevernota’s beschikt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verweerder in zoverre niet aan eisers verzoek kan voldoen.
13. Ten aanzien van de (informatie in de) documenten waarover verweerder wel beschikt en waarop het verzoek van eiser gelet op overweging 11 alleen is gericht, overweegt de rechtbank als volgt.
14. Die gegevens zijn, zoals verweerder in zijn besluiten terecht heeft aangevoerd, zonder uitzondering aan te merken als bedrijfs- en fabricage-gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, Wob. Die gegevens kunnen inzicht bieden in de bedrijfsvoering, prijsvorming, specifieke marktgegevens of ontwikkeling van nieuwe soorten door de bollenkweker. Geheimhouding is daarom van belang in het kader van de concurrentieverhoudingen. Daarbij zijn die gegevens ook nog voldoende actueel. Tussen partijen is immers niet in geschil dat het bij de ontwikkeling van nieuwe bloembollenrassen in de regel wel tien tot twintig jaar kan duren voordat zij voor toekenning van kwekersrecht in aanmerking kunnen komen.
15. De gegevens dienen, zoals hiervoor besproken (zie overweging 7 van deze uitspraak), tevens te worden aangemerkt als milieugegevens in de zin van artikel 10, vierde lid, Wob. Dat de gegevens zijn aan te merken als gegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, betekent daarom niet dat verweerder openbaarmaking van die gegevens moest weigeren, maar slechts dat verweerder de openbaarmaking daarvan alleen mag weigeren als de milieubelangen bij openbaarmaking in dit geval niet opwegen tegen de belangen bij geheimhouding.
16. [naam 5] BV heeft, zoals verweerder heeft aangevoerd, de gegevens waar het hier om gaat, vertrouwelijk aan verweerder overgelegd. Die vertrouwelijkheid is belangrijk voor telers (en veredelaars) die onder toezicht staan, omdat de gegevens inzicht bieden in de bedrijfsvoering, prijsvorming, specifieke marktgegevens of ontwikkeling van nieuwe soorten. De openbaarmaking van de keuringsresultaten in combinatie met de andere gegevens kunnen (aanzienlijke) schade toe brengen aan andere telers.
17. Ter zitting heeft verweerder de afwijzing van eisers verzoek nader gemotiveerd door zich onder verwijzing naar overwegingen 11.4 en 11.5 van de uitspraak van de Raad van State van 16 oktober 2019 op het standpunt te stellen dat het belang van openbaarmaking van de informatie niet opweegt tegen het belang van andere telers (en veredelaars) bij geheimhouding.
18. Nu het in die uitspraak gaat om dezelfde informatie als de informatie waarom eiser in de nu ter beoordeling voorliggende procedure heeft verzocht, ziet de rechtbank geen grond om verweerder hierin niet te volgen. Verweerder heeft aldus ter zitting alsnog genoegzaam gemotiveerd waarom, gelet op de betrokken belangen, geheimhouding van de gevraagde informatie in dit geval gerechtvaardigd is.
19. De ter zitting door eiser nog opgeworpen stelling dat [naam 5] BV niet meer zou bestaan omdat de vennootschap na afwikkeling van het faillissement zou zijn opgeheven, wat er van die stelling ook zij, maakt dit niet anders. Het niet meer bestaan van die vennootschap, doet er immers niet aan af dat de gevraagde gegevens informatie bevatten die ook schadelijk kan zijn voor de concurrentiepositie van andere partijen die met dezelfde bollenrassen te maken hebben.
20. Aan eisers ter zitting gedane verzoek om een deskundige te benoemen om de rechtbank voor de beoordeling van het nu voorliggende geschil informatie te verschaffen, gaat de rechtbank voorbij. Naar de rechtbank begrijpt, acht eiser het noodzakelijk meer inzicht te verkrijgen in de informatie die strikt noodzakelijk is voor het productieproces en de informatie die nodig is om bloembollen te kunnen identificeren, om de handel controleerbaar te maken. Zoals uit het voren overwogene reeds volgt, ziet de rechtbank voor de beslechting van het geschil geen aanleiding om zich door een deskundige te laten voorlichten, omdat ook zonder die voorlichting voldoende duidelijk is dat de informatie waarvan eiser openbaarmaking verzoekt bedrijfs- en fabricagegegevens betreffen in de zin van artikel 10, vierde lid, in verband met het tweede lid, onder c, Wob. De rechtbank wijst het verzoek om benoeming van een deskundige daarom af.
21. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen. Verweerder heeft artikel 10 Wob en artikel 7:12 Awb geschonden. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit echter geheel in stand te laten, zodat verweerder niet gehouden is tot het openbaar maken van de gevraagde gegevens.
22. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift door mr. [naam 6] , en 1 punt voor het verschijnen ter zitting door mr. Vlaar, met een waarde per punt van € 525,00) en op een bedrag van €15,00 voor door eiser voor het bijwonen van de zitting gemaakte reiskosten. Voor een vergoeding van overige proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding. Eiser heeft om vergoeding verzocht voor het meebrengen naar de zitting van [naam 1] en [naam 2] als deskundigen. Hij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij deskundig zijn op het gebied van de openbaarmaking van overheidsinformatie of een ander onderwerp dat van belang is voor de afdoening van de zaak. Ook is niet gebleken dat zij op enig moment verslag aan eiser hebben uitgebracht. Van in redelijkheid gemaakte kosten voor deskundigen is daarom niet gebleken. Voor vergoeding van dossieronderzoekskosten, zoals eiser in dit verband nog heeft verzocht, bestaat evenmin grond. Het Bpb biedt voor vergoeding daarvan geen basis.