ECLI:NL:RBNHO:2020:2233

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5279
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget en de mogelijkheid tot reizen met openbaar vervoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, FMMU Advies B.V., en verweerder over de afwijzing van een aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb). Eiseres, die kampt met diverse medische aandoeningen, had op 10 september 2018 een aanvraag ingediend voor een hoog pkb, maar deze werd door verweerder afgewezen. Verweerder oordeelde dat eiseres in staat was om met de trein te reizen, mits gebruikmakend van een rolstoel of scootmobiel en met begeleiding van NS-assistentie. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 28 februari 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de telefonische hoorzitting die door verweerder was gehouden niet voldoende was om haar situatie adequaat te beoordelen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen rechtsregel is die zich verzet tegen een telefonische hoorzitting en dat de arts voldoende informatie had verzameld om een oordeel te vellen over de beperkingen van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat verweerder zorgvuldig onderzoek had gedaan en voldoende inzichtelijk had gemotiveerd waarom eiseres in staat moest worden geacht om gebruik te maken van het openbaar vervoer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de praktische bezwaren van eiseres bij de beoordeling van haar recht op een hoog pkb geen rol speelden. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/5279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

FMMU Advies B.V., verweerder

(gemachtigde: mr. J. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) afgewezen.
Bij besluit van 8 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres kampt met diabetes mellitus type 2, astma, osteoporose, coxartrose, cataract, rugklachten en angina pectoris. Zij beschikt over een laag pkb, waarmee zij nu 750 kilometer kan reizen met Valys, tegen een tarief van € 0,20 per kilometer. Valys is taxivervoer voor mensen met een chronische ziekte of handicap, en voor ouderen.
1.2
In juli 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een hoog pkb. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder acht eiseres in staat om met de trein te reizen, als zij gebruik zou maken van een (elektrische) rolstoel of scootmobiel, eventueel in combinatie met NS-assistentieverlening en begeleiding. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. In dit kader heeft er een telefonische hoorzitting plaatsgevonden op 2 november 2018, tussen eiseres en [naam] , arts verbonden aan verweerder.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
toetsingskader
3. Het “Indicatieprotocol hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: het Protocol) vormt de grondslag voor een hoog pkb. In het Protocol is opgenomen dat een aanvrager in aanmerking voor een hoog pkb als de aanvrager:
1. beschikt over een WMO-vervoersvoorziening, een WMO-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart en
2. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogenaamde ‘mens-machinecombinatie’) zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden en/of
3. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaan deze toekenningcriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Het vervoerssysteem Valys met het daarbij behorende (standaard en hoog) pkb heeft, voor zover hier van belang, als uitgangspunt dat een gehandicapte die ook met assistentie door NS Reizigers (NSR) bij het – zo nodig per rolstoel – binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om zelf een begeleider mee te nemen en met hulp van de Valys-chauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om chronische medische 0redenen in het geheel niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog pkb ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Factoren als gebrek aan ervaring met het Valys-systeem of een uitgebreide vervoersbehoefte spelen op zichzelf in het beoordelingskader van het Protocol in beginsel geen rol.
totstandkoming van het besluit
4.1
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of het onderzoek dat verweerder heeft verricht, zorgvuldig was.
4.2
Toen eiseres de aanvraag voor een hoog pkb had ingediend, heeft verweerder gezien dat een uittreksel uit het medisch dossier ontbrak. De aanvraag kon daardoor eerst niet in behandeling worden genomen. Verweerder heeft eiseres de gelegenheid geboden om de stukken aan te vullen en dat heeft eiseres ook gedaan. Daarna heeft verweerder de klachten en beperkingen van eiseres beoordeeld op grond van het dossier. Dit heeft geleid tot het primaire besluit. Nadat eiseres bezwaar had gemaakt, heeft verweerder een hoorzitting gehouden. Een arts heeft in dat kader eiseres telefonisch gehoord.
4.3
Eiseres voert in beroep aan dat de werkelijke situatie anders is dan uit het dossier blijkt. De rechtbank begrijpt dit standpunt zo dat eiseres onder meer stelt dat verweerder niet kon volstaan met een telefonische hoorzitting. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank licht dat als volgt toe.
Er is geen rechtsregel die zich er tegen verzet dat een bestuursorgaan een belanghebbende in bezwaar via de telefoon hoort. Bij medische beoordelingen ligt een onderzoek door een arts aan de persoon wel voor de hand, maar de noodzaak daartoe is in de eerste plaats aan de arts die de beoordeling moet maken. Een arts kan ook op basis van medische informatie van behandelaars en op basis van een gesprek met de betreffende persoon een beoordeling maken van de uit de beschreven en besproken klachten voortvloeiende beperkingen. Dat betreft in het geval van eiseres de uit al haar lichamelijke klachten voortvloeiende beperkingen voor het reizen per trein. Uit het verslag dat door arts [naam] van het telefoongesprek op 2 november 2018 is opgesteld, blijkt dat hij alle medisch aandoeningen van eiseres heeft genoteerd en de daaruit voortvloeide beperkingen met eiseres heeft besproken. Ook ter zitting bij de rechtbank is gebleken dat eiseres in staat is om op heldere, inzichtelijke manier mondeling duidelijk te maken welke klachten zij heeft, welke beperkingen zij daardoor ondervindt en waarom zij vindt dat zij niet in staat is om met het openbaar vervoer te reizen, ook niet met begeleiding. Er is geen reden om aan te nemen dat eiseres dit tijdens de telefonische hoorzitting in 2018 niet ook allemaal zo helder en gestructureerd aan dokter [naam] heeft kunnen uitleggen. Dit betekent dat er geen reden is om aan te nemen dat het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onzorgvuldig is gedaan.
inhoud van het besluit
5.1
Omdat de rechtbank van oordeel is dat verweerder zorgvuldig onderzoek heeft gedaan, is nu de vraag of verweerder voldoende inzichtelijk gemotiveerd heeft waarom eiseres in staat moet worden geacht om met het openbaar vervoer (meer concreet: met de trein) te reizen.
5.2
In het primaire besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag – samengevat – als volgt onderbouwd:
a) Eiseres heeft aangegeven dat zij niet met de trein kan reizen als gevolg van rugklachten en coxartrose, omdat sprake is van pijn, zwelling, startstijfheid en bewegingsbeperking. Verweerder kan zich voorstellen dat eiseres daardoor niet snel met het openbaar vervoer reist maar geeft aan dat eiseres met de trein kan reizen als zij gebruik maakt van een hulpmiddel (rolstoel/scootmobiel) waarbij zij niet hoeft te lopen, eventueel met ns-assistentieverlening en begeleiding;
2) Eiseres heeft ook astma en angina pectoris waardoor zij geen lange afstanden kan lopen zonder regelmatig te pauzeren. Ook hiervoor geldt volgens verweerder dat zij van een hulpmiddel gebruik kan maken;
3) Stations zijn voorzien van hellingbanen, liften en toegankelijke perrons. Daarom kan zij met een (elektrische) rolstoel of scootmobiel met de trein reizen. Bij het in- en uitstappen of verplaatsen tussen sporen, kan hulp van de NS worden gevraagd;
4) Eiseres kampt met incontinentieklachten waardoor zij niet tijdig bij het toilet kan komen. Verweerder kan zich voorstellen dat eiseres daardoor liever niet met openbaar vervoer of trein rijst maar geeft aan dat in de treinen en op (tussengelegen) stations (aangepaste) toiletten beschikbaar zijn en dat eiseres eventueel gebruik zou kunnen maken van hoog-absorberend incontinentie materiaal;
5) Bij eiseres is ook sprake van verminderde visus/cataract. Verweerder wijst erop dat reisinformatie beschikbaar is in beeld en geluid;
6) Voor diabetes mellitus is medicamenteuze behandeling mogelijk en als eiseres goed is ingesteld op de medicatie hoeft zij van deze aandoening geen klachten te ondervinden die zo beperkend zijn dat zij niet met de trein kan reizen
Daarnaast geeft verweerder in het primaire besluit een overzicht van de mogelijkheden om begeleiding in te schakelen. Daarbij wijst verweerder er terecht op dat de beschikbaarheid van begeleiding een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager is. In het bestreden besluit wijst verweerder op het verslag van de hoorzitting, waarin de arts deugdelijk gemotiveerd concludeert dat eiseres ondanks haar lichamelijke beperkingen strikt medisch gezien onder begeleiding en met gebruikmaken van haar rolstoel met de trein kan reizen.
5.3
De rechtbank vindt dat verweerder hiermee voldoende inzichtelijk onderbouwd heeft waarom eiseres in staat moet worden geacht om gebruik te maken van het openbaar vervoer. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres erg lastig is om daadwerkelijk met de trein te reizen, maar de praktische bezwaren die eiseres daarbij vermoedelijk zal ondervinden spelen bij de beoordeling van haar recht op een hoog pkb geen rol. Eiseres voldoet dus niet aan alle voor het recht op een hoog pkb geldende voorwaarden.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 31 maart 2020, door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.