ECLI:NL:RBNHO:2020:2215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
7939828 \ CV EXPL 19-10767
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en stilzwijgende aanvaarding van werkzaamheden met betalingsverplichting opdrachtgever

In deze zaak heeft eiser, een aannemersbedrijf, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de eigenaar van een pand met appartementen, wegens onbetaalde facturen voor verrichte werkzaamheden. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van aanneming van werk, waarbij eiser werkzaamheden heeft uitgevoerd aan de appartementen van gedaagde. Gedaagde heeft de facturen niet betaald, ondanks meerdere sommaties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een stilzwijgende aanvaarding van het werk door gedaagde, aangezien hij de werkzaamheden heeft laten uitvoeren en de facturen heeft betaald zonder protest. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in gebreke is met de betaling van de facturen en veroordeelt hem tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering van eiser wordt toegewezen, terwijl het verweer van gedaagde wordt verworpen, omdat hij niet kan aantonen dat eiser ondeugdelijk werk heeft geleverd of dat er geen overeenkomst was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7939828 \ CV EXPL 19-10767
Uitspraakdatum: 26 februari 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n. [handelsnaam]
gevestigd te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. E.F. Seunke
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.J.P. Liefting

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 25 juli 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 januari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en [gedaagde] bij brieven van 14 en 16 januari 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een aannemersbedrijf.
[gedaagde] is eigenaar van het pand dat is gelegen aan [adres] met daarin vijf appartementen (hierna: de appartementen).
2.2.
In 2018 is [gedaagde] in contact gekomen met [naam onderneming] te [plaats] , waarvan bouwkundig ingenieur [A.] (hierna: [A.] ) eigenaar is.
2.3.
[gedaagde] heeft [A.] mondeling de opdracht gegeven om de appartementen te renoveren en te verbouwen. Het betrof een opdracht tot herstel, vernieuwing en verbouwing van vijf appartementen. [gedaagde] en [A.] hebben afgesproken dat [A.] het bouwproces zou begeleiden.
2.4.
[A.] heeft [gedaagde] met [eiser] in contact gebracht.
2.5.
Op 24 september 2018 is [eiser] gestart met het verrichten van werkzaamheden aan de appartementen. Omdat er op dat moment geen werktekeningen voorhanden waren, moest [eiser] met vragen gedurende de bouwwerkzaamheden (telefonisch) contact hieromtrent opnemen met [A.] .
2.6.
[eiser] heeft wekelijks zijn werkzaamheden en materialen gefactureerd aan [gedaagde] , die een paar keer per week op het werk was. De facturen van [eiser] zijn ook op naam gesteld van [gedaagde] . Uit de overgelegde bankafschriften volgt dat [gedaagde] vanaf 3 oktober 2018 veertien facturen aan [eiser] heeft voldaan.
2.7.
Eind 2018 heeft [gedaagde] besloten dat [B.] (hierna: [B.] ) de leiding van het bouwproject op zich zou nemen, omdat hij vond dat [A.] onvoldoende leiding gaf. Sindsdien was [B.] (vrijwel) iedere dag op de werkvloer aanwezig geweest.
2.8.
Op 28 november 2018 heeft [gedaagde] aan [eiser] een e-mail gestuurd met de definitieve tekeningen. In reactie op voornoemde e-mail schrijft [eiser] bij e-mail van 2 december 2018:
“in opdracht van jou heb ik de definitieve kozijn maatvoering gecontroleerd en aangepast en besteld, er wordt nu alle mogelijke moeite gedaan om deze nog voor de feestdagen te leveren. We moeten er ook vanuit gaan dat dit niet gaat lukken. We zijn een beetje te laat met het accorderen. Hopende jullie hiermee weer even voldoende te hebben geïnformeerd groeten [eiser] .”
2.9.
In reactie op de e-mail van [eiser] van 2 december 2018, heeft [gedaagde] bij e-mail van diezelfde dag geschreven:
“Heb je nu ook de dakkapellen besteld”
2.10.
Op 18 december 2018 heeft [eiser] een offerte aan [gedaagde] gestuurd in verband met een extra opdracht voor werkzaamheden aan de woonboot van [gedaagde] in verband met lekkage.
2.11.
Eind januari 2019 heeft er een bouwvergadering plaatsgevonden, omdat er te zwaar zou worden gebouwd en de gemetselde zijgevel mogelijk een probleem zou gaan vormen. Naar aanleiding van de bouwvergadering is besloten de werkzaamheden tijdelijk stil te leggen en te wachten op de werktekeningen en nieuwe constructieberekening. [gedaagde] heeft met [eiser] afgesproken dat hij zijn werkzaamheden kon voortzetten, indien deze niet tot constructieve gevolgen zouden leiden.
2.12.
Op 15 februari 2019 was [eiser] samen met een assistent een dakkapel aan het timmeren.
2.13.
Op de factuur van 17 februari (2019-749) staat dat het een factuur betreft voor diverse werkzaamheden conform mondelinge overeenkomst op bovengenoemd adres. Het totale factuurbedrag bedraag € 3.894,48 inclusief btw. In de begeleidende e-mail schrijft [eiser] aan [gedaagde] het volgende:
“In de bijlage zend ik mee de factuur voor de geleverde diensten. (…) je kan mij, mijn kennis en mijn mensen inhuren tot uiterlijk vrijdag 12 april. Dat is dus twee maanden lijkt mij dat dit mogelijke is om alles te realiseren. Hierna pak ik mijn eigen projecten weer op. Hopelijk kunnen we met z’n alle het snel weer oppakken.
2.14.
Op 19 februari 2019 heeft [gedaagde] [eiser] opdracht gegeven zijn werkzaamheden te staken. In reactie hierop heeft [eiser] diezelfde dag [gedaagde] een eindfactuur (2019 – 750) toegestuurd ten bedrage van bedrag € 1.546,88 inclusief btw. Bij e-mail van 19 februari 2019 heeft [eiser] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Op jou verzoek de werkzaamheden te staken wil ik daar nu schriftelijk gehoor aan geven. Tevens wil ik jou ook melden dat we per direct vanaf vandaag onze samenwerkingsverband beëindigen. Ik wil hierbij met klem benadrukken dat ik in de ruim 20 jaar dat ik in de bouw werk nog nooit zo’n circus heb gezien. Conform afspraak heb ik de volgende werkzaamheden uitgevoerd.
(…) Linker en rechter zijgevel zijn gesloopt en afgevoerd. Volgens afspraak zou ik dit voor mijn rekening nemen en zal je dus 24 uur van de jongens niet op de eind factuur krijgen.
De container is vol met steen puin, deze wordt donderdag afgevoerd en er wordt een nieuwe bak geplaatst. (….)
Verder zijn de jongens al begonnen de stijger schoon te maken en op te ruimen. (…)
Kozijnen tekeningen zijn gemaakt en gecontroleerd. (…)
Er zijn reservesleutels in de maak (onderweg)(…)
De vloer op de derde verdieping is af. (…)
Het dakbeschot voor en achter zit erop. (…)
(…) Verder blijft er nog een container onder mijn naam staan in opdracht van jou [gedaagde] . De lift deze wordt gehuurd bij HMS en de containers die ik bestel bij Beelen. Om het werk niet te stagneren laat ik deze opdrachten verder lopen in de veronderstelling dat jij ook voor deze betalingsverplichting uitkomt.
Mijn advies aan jou zou zijn controleer vooral mijn werkzaamheden. De betalingsverplichting blijft gehandhaafd en ik verwacht dat ik dit conform afspraak ook uiterlijk donderdag heb.”
2.15.
Bij e-mail van 21 februari 2019 heeft [gedaagde] het volgende aan [B.] bericht:
“Nadat ik bouwkundige heb uitgenodigd om te komen kijken of het wel allemaal goed gaat ben er achter gekomen dat de gemetselde zijgevels veel te zwaar zijn wat is geadviseerd door [A.] “ [naam onderneming] ” om het zo te bouwen. De stenen zijgevels had helemaal niet gemogen en er moesten ook bepaalde houtconstructies anders en ook de dakkapellen moesten op speciale manier gemaakt worden. We hebben toen besloten om te wachten op nieuwe constructieberekeningen. Nadat [voornaam 1] nog een keer alles heeft uitgerekend, was het antwoord dat de stenen eraf moesten en bepaalde constructies anders moesten. [voornaam 2] heeft gevraagd om werktekeningen van al deze constructies zodat er niets meer fout kan gaan. We zouden wachten tot deze tekeningen klaar zijn en dan weer beginnen te bouwen. Dat is wat we hebben afgesproken. (…) Ook heb ik vernomen dat je [voornaam 2] hebt gebeld om te vragen hoe je de dakkappellen moest maken. [voornaam 2] heeft gezegd dat je dat aan de tekenaar moet vragen omdat hij het ook niet weet.
2.16.
In de e-mail van 22 februari 2019 heeft [gedaagde] aan [eiser] het volgende bericht:
“ik heb je verteld dat [voornaam 3] de metselaar de zijgevels die gemetseld zijn , door hem te laten demonteren omdat jij precies weet waar de ijzers die ingemetseld zijn om schade te voorkomen. Ik begrijp echt niet waarom jij deze op eigen initiatief hebt gesloopt. Ik zal dit laten onderzoeken of dit wel goed gebeurd is. als dit niet goed gedaan is heb ik er weer schadepost bij. (…) Mocht dit niet goed zijn uitgevoerd dan ben ik genoodzaakt ook deze kosten op jou te verhalen.”
2.17.
In de e-mail van 24 februari 2019 heeft [eiser] aan [gedaagde] bericht:
“Door onnodige stillegging van het werk loopt nu alles in de soep, ik weet niet of je daar goed aan doet. (…) Ik was de bemiddelaar voor de buurt en de gemeente en weet alles van de verbouwing die ook afwijkend van de verleende vergunning is uitgevoerd. (…) Ik weet echt wel wat ik moet doen en hoe ik een bouw moet organiseren. (…) Door mij niet te betalen kom ik nog verder in de problemen en hebben ik en mijn gezin daar de consequenties van. (…) Ik wens je nog steeds veel succes met het project, wat ik zelf heel mooi vond om te mogen doen en kan ik je zelfs melden dat ik weer wat ervaringen rijker ben geworden. (…)”
2.18.
[eiser] heeft de kosten van de containers bij factuur van 7 april 2019 (2019-766) doorbelast aan [gedaagde] . Op de factuur staat dat het betreft het leveren, plaatsen en afvoeren van de afzet van de containers. Het gaat om een totaalbedrag van € 574,75 inclusief btw. Blijken de originele nota van Beelen zijn de kosten (zonder extra kosten) doorbelast aan [gedaagde] .
2.19.
Bij brief van 9 april 2019 heeft [eiser] [gedaagde] een aanmaning gestuurd. Ondanks meerdere sommaties heeft [gedaagde] de facturen van 17 februari 2019, 19 februari 2019 en
7 april 2019 niet betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 6.733,07 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Voornoemd bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 6.016,11, de incassokosten van € 675,81 en de verschenen wettelijke rente van € 41,15.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, namelijk betaling van de openstaande facturen. Conform afspraak heeft [eiser] werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van [gedaagde] en materialen geleverd. Ondanks sommaties weigert [gedaagde] te betalen. Nu [gedaagde] in gebreke is met de tijdige betaling is hij ook wettelijke rente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [gedaagde] nooit [eiser] opdracht heeft gegeven om werkzaamheden voor hem uit te voeren. [A.] begeleidde de bouw en heeft allerlei bedrijven ingeschakeld, waaronder [eiser] . Het is daarom [A.] die [eiser] moet dagvaarden en niet [gedaagde] . Enkel uit praktische overwegingen heeft [gedaagde] de facturen van [eiser] namens [A.] voldaan, maar dit maakt niet dat [gedaagde] de openstaande facturen verschuldigd is.
4.2.
Indien [gedaagde] toch als partij bij de overeenkomst wordt aangemerkt, geldt het voldoende. Door [eiser] is ondeugdelijk werk geleverd. De in het geding gebrachte foto’s laten dit ook zien. Zonder opdracht daartoe – de werkzaamheden stilgelegd in afwachting van de nieuwe constructieberekening – heeft [eiser] een dakkapel getimmerd. Dit heeft geleid tot constructieve gevolgen voor de muren, de vloer en het dak. [gedaagde] heeft de volgende gebreken geconstateerd: bouwkundige technische tekortkomingen in het bouwproces, verkeerde volgorde van werkzaamheden, niet houden aan afspraken en neerleggen van werkzaamheden. Zo waren onder meer de gemetselde zijgevels van steen veel te zwaar en deugden de gemaakte houtconstructies niet. [gedaagde] heeft [eiser] voldoende gelegenheid voor herstel van de gemaakte fouten geboden, maar [eiser] kon deze niet binnen een redelijke termijn herstellen. Van een oplevering door [eiser] is geen sprake. [eiser] is zelf vertrokken, nadat [gedaagde] het vertrouwen in [eiser] heeft opgezegd. Voor zover er al een overeenkomst tussen partijen bestond, is deze reeds ontbonden. [gedaagde] hoeft niet te betalen voor werkzaamheden die niet conform afspraak zijn gebeurd. [gedaagde] biedt aan zijn stelling nader te onderbouwen door het horen van getuigen.
4.3.
Ten aanzien van de in het geding gebrachte facturen, voert [gedaagde] nog het volgende aan. Een specificatie van de werkzaamheden ontbreekt, alsook een urenstaat. [gedaagde] kan de juistheid van de facturen van 17 en 19 februari 2019 daarom niet controleren. Ten aanzien van de factuur van 7 april 2019 geldt het volgende. De door [eiser] gevulde afzetcontainers werden niet opgehaald, omdat deze door [eiser] te zwaar beladen was met stenen. Het gaat om stenen van de door fouten van [eiser] noodgedwongen gesloopte zijgevels. De zijgevels hadden niet gebouwd mogen worden. [gedaagde] weigert een rekening te betalen die door ondeugdelijke werkzaamheden van [eiser] is veroorzaakt. Op grond van voornoemde omstandigheden kan [gedaagde] niet gehouden worden tot betaling van de facturen.
4.4.
De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten is onvoldoende onderbouwd en moet daarom worden afgewezen. De werkzaamheden van de deurwaarder bestaan slechts uit twee incassobrieven en twee telefoontjes. De proceskosten dienen voor rekening van [eiser] te komen.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] verbouwingswerkzaamheden heeft verricht aan de appartementen van [gedaagde] en daarvoor ook benodigde materialen heeft geleverd en zelf mensen heeft ingehuurd. Er is sprake van een overeenkomst van aanneming van werk (artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW), nu [eiser] zich heeft verbonden om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door [gedaagde] te betalen prijs.
5.2.
Nu sprake is van aanneming van werk betekent dit dat [eiser] als aannemer verplicht is de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Daartegenover staat de verplichting van [gedaagde] als opdrachtgever om daarvoor de overeengekomen prijs te betalen. Voor oplevering van een door een aannemer tot stand gebracht werk is nodig dat de aannemer te kennen geeft dat het werk klaar is om te worden opgeleverd (dat wil zeggen: dat hij het kenbaar ter beschikking van de opdrachtgever stelt) en dat de opdrachtgever het werk al dan niet onder voorbehoud aanvaardt. Bij gebreke van tijdige keuring en aanvaarding dan wel weigering onder aanwijzing van gebreken door de opdrachtgever wordt deze laatste geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd en komt het voor risico van de opdrachtgever (artikel 7:758 BW lid 2).
5.3.
Partijen hebben vrijwel dagelijks mondelinge afspraken gemaakt over de te verrichten werkzaamheden. Vragen omtrent zijn werkzaamheden heeft [eiser] op aanwijzing van [gedaagde] aan [A.] voorgelegd, die de regie had. Indien [A.] aangaf dat hij akkoord was, zette [eiser] zijn werkzaamheden voort. [gedaagde] was zelf meermalen per week aanwezig op het werk en had daarover met [eiser] ook e-mail contact. Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] in opdracht van [A.] werkzaamheden verrichtte, kan hij niet worden gevolgd. Dit blijkt nergens uit. Uit de stellingen van [gedaagde] zelf volgt dat hij [eiser] heeft ingeschakeld voor de werkzaamheden. Het voorgaande betekent dat [eiser] [gedaagde] kon factureren voor zijn werkzaamheden en aangeschafte materialen, hetgeen ook wekelijks – zonder protest – gebeurde.
5.4.
Het staat vast dat partijen geen vaste aanneemsom zijn overeengekomen, maar een uurtarief. [eiser] factureerde telkens aan het einde van de week aan [gedaagde] de gewerkte uren en eveneens de gebruikte materialen. [gedaagde] betaalde vervolgens die facturen.
Voor zover [gedaagde] de door [eiser] gefactureerde werkzaamheden niet heeft betwist (inclusief de gefactureerde materialen die zijn aangeschaft ten behoeve van deze verbouwing), was en is [gedaagde] gehouden deze facturen te voldoen.
5.5.
Vast staat dat partijen geen einddatum zijn overeengekomen waarop het werk moest zijn opgeleverd. Dit past ook in het beeld dat er lopende het werk opdrachten aan [eiser] werden verstrekt. Het staat ook vast dat [eiser] zijn werkzaamheden niet heeft afgerond.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] zijn werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd, waarbij met name de gemetselde zijgevels te zwaar zouden zijn uitgevoerd, “houten constructies” niet deugdelijk zouden zijn uitgevoerd en dakkapellen verkeerd zouden zijn opgebouwd. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] zelf is vertrokken. Dit laatste is door [eiser] gemotiveerd weersproken waarbij is gewezen op de e-mail van 19 februari 2019, welke e-mail niet is weersproken. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat [eiser] door [gedaagde] was meegedeeld de werkzaamheden te staken en dat van een oplevering op dat moment nog geen sprake was geweest. De vraag die voorligt is of daarmee het werk voor risico van [gedaagde] is gekomen (artikel 7:758 lid 1 en 2 BW).
5.6.
[gedaagde] heeft in dat kader aangevoerd dat hij [eiser] heeft gewezen op gebreken en dat [eiser] voldoende gelegenheid heeft gehad om die te herstellen. Hij heeft daarbij onder meer verwezen naar een verklaring van [B.] , die [gedaagde] eind 2018 had ingeschakeld om de bouw verder te begeleiden. Uit deze verklaring volgt dat [B.] zich verbaasd heeft over de volgorde van de werkzaamheden, maar daarmee is nog niet gebleken dat sprake was van een gebrek. Voor zover [B.] gewezen heeft op de gemetselde muren, heeft [gedaagde] ter zitting erkend dat hijzelf via [B.] de metselaar had ingeschakeld, zodat niet is komen vast te staan dat [eiser] voor die zijgevels verantwoordelijk is. Over de dakkapellen wordt gezegd dat die niet “
volgens normen gebouwd” waren. [eiser] heeft ook dit betwist. Desgevraagd kon niet worden toegelicht welke normen bedoeld zijn noch in hoeverre die werden overschreden. Ten aanzien van de dakgoot heeft [eiser] verklaard dat je geen dakgoten schildert, maar dat de boeidelen zijn geschilderd en daar was niets mis mee. [gedaagde] heeft dit niet weerlegd. Dat zich in het pand verrotte balken of gootklossen bevonden, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet aan de werkzaamheden van [eiser] worden toegeschreven. Foto’s zijn daartoe onvoldoende, terwijl gesteld noch gebleken is dat [eiser] zou zorgdragen - en daarmee verantwoordelijk was - voor constructieberekeningen of
-tekeningen. Het is dan ook niet komen vast te staan dat [eiser] verantwoordelijk was voor de constructie van het pand.
Nog daargelaten dat de gestelde gebreken niet voldoende met feiten zijn onderbouwd (zoals bijvoorbeeld aan de hand van een deskundigenrapport) en derhalve niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest van gebreken aan de zijde van [eiser] , die hersteld moesten worden, heeft het volgende te gelden.
5.7.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is komen vast te staan dat [gedaagde] [eiser] van het werk heeft weggestuurd, terwijl hij zijn werkzaamheden nog niet had opgeleverd. Vervolgens heeft [eiser] bij e-mail van 19 februari 2019 aangegeven welke werkzaamheden waren verricht en hij heeft daarbij gemeld: “
Mijn advies aan jou zou zijn controleer vooral mijn werkzaamheden.”.[gedaagde] heeft hierop gereageerd bij e-mail van 21 februari 2019. Echter, van een duidelijke lijst met gebreken dan wel een ingebrekestelling waarbij een termijn wordt gegeven om gebreken te herstellen is geen sprake. Daarbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat eventuele gebreken niet meer konden worden hersteld, terwijl voorts niet gebleken is dat [eiser] hiertoe niet bereid zou zijn geweest. Op 22 februari 2019 heeft [gedaagde] nog bericht dat hij het werk zal laten onderzoeken, maar ook daarvan is niets gebleken. [gedaagde] heeft in deze procedure weliswaar nog het horen van getuigen aangeboden, maar daaraan wordt – gelet op het voorgaande – niet toegekomen.
5.8.
[gedaagde] was aangezegd het werk te controleren, nadat het niet kunnen afronden en opleveren van het werk door [eiser] was veroorzaakt door [gedaagde] . Niet is komen vast te staan dat [gedaagde] voor het wegsturen een gegronde reden had. Door vervolgens [eiser] ook niet de gelegenheid te bieden om eventuele gebreken te (doen) herstellen - terwijl [gedaagde] daartoe wel gehouden is - is naar het oordeel van de kantonrechter een situatie ontstaan van stilzwijgende aanvaarding en daarmee oplevering van het werk. Het gevolg daarvan is dat het werk voor risico van [gedaagde] is gekomen (zie ook artikel 7:758 lid 2 en 3 BW).
5.9.
Nu geen sprake is van een verzuim aan de zijde van [eiser] , terwijl wel vaststaat dat [eiser] de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht en de materiaalkosten heeft gemaakt, dient [gedaagde] zijn betalingsverplichting na te komen. Daarbij faalt het verweer van [gedaagde] , inhoudende dat hij niet gehouden is tot betaling omdat hij de facturen niet kan controleren, omdat een duidelijk specificatie van de gebruikte materialen en ingezette krachten ontbreekt. Het staat vast dat partijen wekelijks afrekenden en dat [gedaagde] niet eerder heeft geprotesteerd tegen die wijze van factureren. [gedaagde] kan niet eerst na het beëindigen van de relatie een andere wijze van factureren eisen en daartoe zijn betalingsverplichting opschorten. Hij was daartoe niet bevoegd. [eiser] had bij e-mail van 19 februari 2019 nog een toelichting op de werkzaamheden gegeven en een urenstaat overgelegd, terwijl van een inhoudelijke betwisting daarvan geen sprake is geweest.
Aangezien door [gedaagde] niet wordt betwist dat [eiser] in de week van 11 tot en met 15 februari 2019 werkzaam is geweest en materialen heeft gebruikt voor de bouw aan zijn pand, is [gedaagde] gehouden tot betaling van de factuur van 17 februari 2019 van € 3.894,48. Hetzelfde geldt ten aanzien van de factuur van 19 februari 2019 van € 1.546,88, die ziet op werkzaamheden die zijn verricht op 18 en 19 februari 2019 en de gebruikte materialen op die dagen. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van voornoemde facturen toewijzen.
5.10.
Ook de factuur van 4 april 2019, die ziet op de kosten van de geplaatste containers (ad
€ 574,75), zal [gedaagde] moeten betalen. Uit de bijgevoegde factuur van Beelen blijkt dat [eiser] de kosten één op één heeft doorbelast aan [gedaagde] . In de e-mail van 19 februari 2019 geeft [eiser] ook duidelijk aan “o
m het werk niet te stagneren laat ik deze opdrachten verder lopen in de veronderstelling dat jij ook voor deze betalingsverplichting uitkomt.”Niet is gebleken dat [gedaagde] hiertegen heeft geprotesteerd en evenmin is gebleken dat deze containers niet zijn gebruikt voor de uitvoering van het werk aan het pand van [gedaagde] . Dat het twee containers met puin betreft, kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen. Ook dit onderdeel van de vordering kan worden toegewezen.
5.11.
Het staat vast dat [gedaagde] in verzuim is met de tijdige betaling van voornoemde facturen (ad totaal € 6.016,11), zodat hij wettelijke rente verschuldigd is geworden. De verschenen rente ad € 45,51 is niet weersproken en dus toewijsbaar. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding over de hoofdsom eveneens toewijzen.
5.12.
De buitengerechtelijke kosten kunnen eveneens worden toegewezen. Na het verstrijken van de betalingstermijn is nog tevergeefs gesommeerd tot betaling. Er is sprake van een zakelijke relatie, zodat is voldaan aan hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 6:96 lid 4 BW. De kantonrechter ziet geen aanleiding om wettelijke rente hierover toe te wijzen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 6.733,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.016,11 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [eiser] begroot op:
dagvaarding € 85,18
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 600,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter