ECLI:NL:RBNHO:2020:2186

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1473
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van 17 woningen nabij een Natura 2000-gebied

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van 17 woningen nabij een Natura 2000-gebied. Eiseres, die in de nabijheid van de bouwlocatie woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum, dat de vergunning heeft verleend aan ABB Ontwikkeling B.V. en Nieuw Koningsduin B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Crisis- en herstelwet niet van toepassing is op deze procedure en dat de vergunninghouder een aanvraag heeft ingediend voor de bouw van de woningen op een locatie die deels rijksmonument is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vergunning is verleend in overeenstemming met het bestemmingsplan en dat er geen weigeringsgronden zijn die de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staan. Eiseres heeft aangevoerd dat de vergunning niet verleend had mogen worden zonder dat ook andere onlosmakelijk verbonden activiteiten, zoals het aanleggen van uitwegen en kabels, zijn beoordeeld. De rechtbank heeft deze beroepsgrond verworpen, omdat de activiteiten in tijd gescheiden kunnen worden en geen onlosmakelijke samenhang vertonen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eerdere structuurvisie en het beeldkwaliteitsplan geen belemmering vormen voor de vergunningverlening, omdat deze plannen niet zijn vertaald in het bestemmingsplan. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen is bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1473

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. R. Visser, juridisch adviseur te Heiloo,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum, verweerder
gemachtigde: mr. T. van Wissen, juridisch adviseur in dienst van de BUCH.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1.
ABB Ontwikkeling B.V., te Sliedrecht,
gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg
en
2.
Nieuw Koningsduin B.V., te Den Haag,
gemachtigde: mr. M.H. Fleers, advocaat te Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan ABB Ontwikkeling B.V. (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van 17 woningen, onderdeel van het project Nieuw Koningsduin, woonfase 7, op het perceel Duinenboschweg 50 t/m 76 (even) en Duinenboschweg 17 t/m 21 (oneven) te Castricum.
Bij besluit van 7 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De derde-partijen hebben zienswijzen ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [naam 1] , [functie 1] , en [naam 2] , [functie 2] van ABB Ontwikkeling B.V. Nieuw Koningsduin B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Op 12 juni 2018 heeft de vergunninghouder een aanvraag bij verweerder ingediend om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ter realisatie van 17 nieuwbouw eensgezinswoningen op de locatie Koekoeksduin (voor zover thans nog van belang: kadastraal perceel [# 1] ) op het terrein van de (voormalige) zorginstelling Duin en Bosch, thans onderdeel van de Parnassiagroep. Nieuw Koningsduin B.V., dochteronderneming binnen de Parnassiagroep, is eigenaar van de locatie. Onderdelen (met name gebouwen) van het terrein zijn rijksmonument. Het terrein grenst aan en is deels onderdeel van het Natura-2000gebied Noordhollands Duinreservaat. In 2010 heeft de gemeente een structuurvisie en een beeldkwaliteitsplan vastgesteld voor de (her)ontwikkeling van het terrein. Voor de locatie werd daarin voorzien in de (ver)bouw van een appartementengebouw. Voor het terrein is op 23 oktober 2012 het bestemmingsplan Duin en Bosch (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. Voor de locatie geldt de enkelbestemming Wonen – 1 en de dubbelbestemming Waarde – Archeologie – 3. Eiseres woont op [..] meter afstand van de bouwlocatie. Zij woont op [...] meter afstand van het Natura-2000 gebied.
Toepasselijkheid van de Crisis- en herstelwet
2.1
Tussen partijen is in geschil of de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is op de procedure. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
2.2
Op grond van artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3.1, van bijlage 1 Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
2.3
Uit het vorenstaande volgt dat de Crisis- en herstelwet niet van toepassing is op het bestreden besluit omdat het bestreden besluit tot stand is gekomen met toepassing van artikel 2.10 Wabo en dus niet wordt bestreken door categorie 3.1 van Bijlage I Chw. Overigens is het de rechtbank ook niet gebleken dat sprake is van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.9 in verband met artikel 2.10 Chw. Afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw kan daarom ook niet van toepassing zijn op het bestreden besluit op grond van artikel 1.1, aanhef en onder c, in samenhang bezien met categorie 3.2, van bijlage 1, Chw.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend, omdat geen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2.10 Wabo zich voordoet. Het project voldoet aan het bestemmingsplan en aan redelijke eisen van welstand. Voorts acht verweerder aannemelijk dat het project voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening van de gemeente Castricum.
Beoordeling van de beroepsgronden
4.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte enkel de activiteit bouwen van de 17 woningen heeft beoordeeld, maar niet daarmee onlosmakelijk verbonden activiteiten in de besluitvorming heeft betrokken. Het projectplan voorziet in de bouw van meerdere woningen, waarvoor ook een of meer uitwegen en toegangswegen van de bouwlocatie naar de openbare weg aangelegd moeten worden, zodat een uitwegvergunning is vereist. Voor het graven van tracés voor kabels en leidingen is volgens eiseres een aanlegvergunning vereist. Deze werkzaamheden zijn onlosmakelijk verbonden met de bouw van de woningen, waardoor verweerder niet heeft kunnen volstaan met het beoordelen van de activiteit bouwen op grond van artikel 2.10 Wabo. Verweerder had moeten eisen dat de vergunninghouder ook voor die onlosmakelijke activiteiten bij dezelfde aanvraag een omgevingsvergunning aanvroeg.
4.2
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Er is sprake van onlosmakelijke activiteiten in de zin van artikel 2.7, eerste lid, eerste volzin, Wabo indien het gaat om activiteiten die zich in de tijd niet laten scheiden. Het moet dan gaan om activiteiten die alleen tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden omdat het in feite om één en dezelfde handeling gaat. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat tussen de activiteiten die met het besluit zijn vergund en het aanleggen van een uitweg, toegangsweg of tracé voor kabels en leidingen geen onlosmakelijke samenhang bestaat, nog daargelaten of al die activiteiten in onderhavig geval vergunningplichtig zijn. Het aanleggen van uitwegen, toegangswegen en tracé’s voor kabels en leidingen zijn op zichzelf staande handelingen die in tijd kunnen worden gescheiden van het bouwen van woningen. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Met betrekking tot de beslissingsbevoegdheid van verweerder een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo te verlenen, geldt een zogeheten limitatief-imperatief stelsel (hierna: gebonden beschikking). Dit houdt in dat een omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien sprake is van één of meer van de in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, Wabo opgesomde weigeringsgronden. Een van de weigeringsgronden is strijd met het bestemmingsplan. Daaruit volgt ook dat indien geen van die weigeringsgronden van toepassing is, verweerder gehouden is de omgevingsvergunning te verlenen.
5.2
Eiseres voert aan dat geen sprake is van een gebonden beschikking, omdat volgens haar het projectplan in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-3’ het uitgraven van de funderingen van de woningen tot 925 mm onder het maaiveld, waartoe het bouwplan volgens de aanvraag leidt, zonder vergunning niet toestaat. Eiseres betoogt voorts dat verweerder de eerder vastgestelde kaders voor de herontwikkeling van het landgoed ‘Duin en Bosch’ in acht had moeten nemen bij de beoordeling van het bestreden besluit. Voor de herontwikkeling is in het verleden door de gemeenteraad een structuurvisie, een beeldkwaliteitsplan en een inrichtingsplan vastgesteld. Volgens die plannen zou op de locatie een appartementengebouw worden gerealiseerd. Het projectplan wijkt af van deze visie en die plannen. Hierdoor is eiseres in haar belangen geschaad. De realisatie van grondgebonden eengezinswoningen gaat ten koste van de groene omgeving waarin eiseres woont. Ook komt de bebouwing veel dichter op de woning van eiseres dan oorspronkelijk het plan was. Daarmee kan geluidhinder plaatsvinden en tevens zal er een grotere inkijk zijn in de woning van eiseres.
5.3
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij gehouden is de omgevingsvergunning te verlenen, omdat sprake is van een gebonden beschikking. Het projectplan is niet in strijd met de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-3’ aangezien het maaiveld 4 meter boven NAP ligt. Er kan tot twee meter onder het maaiveld worden gegraven. De fundering komt tot 925 mm onder het maaiveld. Voorts wijst verweerder er op dat het bestemmingsplan, anders dan de eerdere structuurvisie en het beeldkwaliteitsplan, aan de ontwikkeling van 17 eengezinswoningen niet in de weg staat. In die eerdere visie en plannen was weliswaar de (ver)bouw van een appartementengebouw verder weg van de woning van eiseres nog uitgangspunt, maar het bestemmingplan kent die beperking niet. Er doen zich derhalve geen weigeringsgronden voor als bedoeld in artikel 2.10 Wabo.
5.4
Op grond van artikel 16.2.1 van de planregels van het bestemmingsplan mogen op de gronden met de bestemming Wonen - 1 (uitsluitend) worden gebouwd: gebouwen in de vorm van grondgebonden woningen en gestapelde woningen. Aan het gehele kadastrale perceel [# 1] is de bestemming wonen – 1 toegekend. Er is voorts wel een maximum bebouwingspercentage (50 %) bepaald, maar geen beperking waar op dat perceel woningen kunnen worden gebouwd.
Op grond van artikel 20.4.1 van de planregels van het bestemmingplan is het verboden zonder omgevingsvergunning – zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, Wabo (aanlegvergunning) - voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
(…).
Op grond van artikel 20.4.3 van de planregels is het verbod in lid 20.4.1 niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. niet dieper reiken dan 2 meter boven NAP;
b. niet dieper reiken dan 0,5 m onder maaiveld;
(…).
5.5
Het uitgraven van de funderingen van de nieuw te bouwen woningen is niet in strijd is met de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-3’, omdat verweerder onweersproken heeft toegelicht dat er niet dieper in de grond wordt gegraven dan 2 meter boven NAP omdat het maaiveld 4 meter boven NAP is gelegen. De uitzondering als bedoeld in artikel 20.4.3, aanhef en onder a, van de planregels is in dit geval daarom van toepassing. De uitzondering bedoeld in artikel 20.4.3, aanhef en onder b, van de planregels doet daar niet aan af. Er is dus met het aanbrengen van de funderingen geen sprake van een activiteit die strijdig is met het bestemmingsplan, noch is een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, Wabo vereist. Voorts staan de eerdere structuurvisie en het beeldkwaliteitsplan niet aan vergunningverlening in de weg, omdat die plannen geen vertaling hebben gevonden in het bestemmingsplan. Verder is niet in geschil dat het bestemmingsplan aan de realisering van de 17 eengezinswoningen niet in de weg staat. In deze procedure is dan ook sprake van een gebonden beschikking en om die reden kunnen de bezwaren van eiseres met betrekking tot vermindering van haar uitzicht, geluidsoverlast en inkijk in haar woning niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Dat de gemeenteraad in de eerdere visie of plannen een ander standpunt heeft ingenomen over de wenselijke invulling dan het plan dat is vergund, vormt geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.10 Wabo en is derhalve ook geen omstandigheid op grond waarvan moet worden geoordeeld dat verweerder ten onrechte de omgevingsvergunning heeft verleend. Het bestemmingsplan uit 2012 is immers het relevante algemeen verbindende voorschrift dat wordt genoemd in artikel 2.10, eerste lid, onder c, Wabo. De structuurvisie en het beeldkwaliteitsplan uit 2010 zijn niet daar bedoelde algemeen verbindende voorschriften. Omdat sprake is van een gebonden beschikking kan verweerder de door eiseres bedoelde (andere) belangen niet in de besluitvorming over de aanvraag om omgevingsvergunning betrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1
Eiseres voert verder aan dat eerst toestemming had moet worden verleend voor de onlosmakelijke activiteit aantasting van het landgoed ‘Duin en Bosch’ dat complexmatig is aangewezen als rijksmonument, voordat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend had kunnen worden. Tevens moet in het geval een project voor aantasting van een rijksmonument zorgt, de uitgebreide voorbereidingsprocedure worden gevolgd, aldus eiseres.
6.2
De rechtbank overweegt over deze beroepsgrond als volgt. Van een rijksmonument is op grond van de Erfgoedwet sprake als een (archeologische) onroerende zaak deel uitmaakt van cultureel erfgoed, dat als zodanig is aangewezen en is ingeschreven in het rijksmonumentenregister. Een onroerende zaak wordt aangeduid met een kadastraal nummer. In het monumentenregister is de parkaanleg die deel uitmaakt van het ziekenhuiscomplex Duin en Bosch aangemerkt als rijksmonument onder monumentnummer [# 2] . Dit monument is aangeduid met nummer [# 3] . Voorts is in het monumentenregister opgenomen welke kadastrale percelen hieronder vallen. Zoals ter zitting is gebleken, valt het perceel waarop het project wordt gerealiseerd en dat kadastraal is aangeduid met nummer [# 1] , volgens het monumentenregister niet onder het rijksmonument parkaanleg van het ziekenhuiscomplex Duin en Bosch. Het kadastrale perceel [# 1] is dus geen (onderdeel van een) rijksmonument. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat mogelijke rijksmonumenten in de omgeving van het project door realisatie van het bouwplan anderszins worden aangetast. Een vergunning voor een onlosmakelijk verbonden activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, Wabo – het verstoren of wijzigen van een monument - is dus niet vereist. Verweerder heeft daarom ook kunnen volstaan met de reguliere voorbereidingsprocedure. Het betoog van eiseres, dat de vergunde activiteit ook betrekking zou hebben op een rijksmonument, leidt derhalve niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
7.1
Eiseres betoogt verder dat de ligging van het projectgebied nabij het Natura 2000-gebied de omgevingsvergunning onuitvoerbaar maakt. Het project vervangt geen bestaande bebouwing. De stikstofdepositie van de voorgenomen nieuwbouw op het Natura 2000-gebied kan, aldus eiseres, dus niet intern worden gesaldeerd. Bovendien zou daarvoor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig zijn. Omdat niet eerder een separate aanvraag op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is gedaan of een vergunning is verleend, had op grond van artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor) die vergunningplicht bij de aanvraag moeten aanhaken. Eiseres verwijst tevens naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, over het Programma Aanpak Stikstof.
7.2
Verweerder en de derde-partijen stellen zich op het standpunt dat de beroepsgrond buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat deze te laat – ná het verstrijken van de beroepstermijn – is ingediend. Dat is op grond van de Crisis- en herstelwet niet toegestaan. Eiseres heeft de beroepsgrond 12 dagen voor de zittingsdatum ingediend. Dit achten zij tevens in strijd met de goede procesorde.
7.3
De rechtbank heeft onder overweging 2.3 vastgesteld dat de Crisis- en herstelwet niet van toepassing is op deze procedure. Dat eiseres deze beroepsgrond na de beroepstermijn heeft ingediend, is dan ook niet in strijd met de Crisis- en herstelwet. Het indienen van de beroepsgrond is voorts niet in strijd met de goede procesorde, aangezien partijen zich uiterlijk ter zitting hierover voldoende hebben kunnen uitlaten. Er bestaat derhalve aanleiding om de beroepsgrond inhoudelijk te beoordelen.
7.4
Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is in 2011 een ‘Voortoets herontwikkeling Duin en Bosch’ verricht. Daarin is geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkelingen in het gehele plangebied geen negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en soorten van het Natura 2000-gebied. Er is dus onderzoek gedaan naar de invloed die de door het bestemmingsplan toegelaten activiteiten hebben op het Natura 2000-gebied en de uitkomsten daarvan zijn in de Voortoets opgenomen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er twee habitattypen aanwezig zijn in het desbetreffende Natura 2000-gebied, dat de kritische drempelwaarde van de nabijgelegen habitattypen voor stikstofdepositie niet wordt overschreden en dat de verwachting is dat de stikstofdepositie geen belemmering vormt voor het in stand houden van dit habitattype. Het bestemmingsplan is ook een plan zoals bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, Wnb. Nu bij de vaststelling van het bestemmingsplan met de gevolgen voor het Natura-2000 gebied rekening is gehouden zoals in artikel 2.7 Wnb is voorgeschreven, staat het limitatief-imperatieve stelsel van artikel 2.10 Wabo er aan in de weg dat bij de verlening van een omgevingsvergunning voor alleen de activiteit bouwen, zoals in dit geval, ook de eventuele gevolgen van die activiteit voor dat Natura-2000 gebied (opnieuw) in de beoordeling worden betrokken. Bovendien is de kale, niet nader onderbouwde, stelling van eiseres dat het project ontoelaatbare invloed heeft op het Natura 2000-gebied onvoldoende voor het oordeel dat verweerder bij onderhavige beoordeling desondanks niet van de Voortoets uit mocht gaan. Het vergunningstelsel van de Wet natuurbescherming staat daarom – ook niet via de aanhaakplicht van artikel 2.2aa Bor - aan verlening van de vergunning voor realisatie van het project in de weg. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier, op 25 maart 2020.
Als gevolg van maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van het covid-19 virus is deze uitspraak niet in het openbaar uitgesproken. Zodra dat weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak wordt wel direct openbaar gemaakt door publicatie via www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.