3.2De Algemene plaatselijke verordening Hoorn (Apv Hoorn) luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te (doen) vellen.
(…)
Artikel 4:11a Weigeringsgronden
1.Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
a.de natuur - en milieuwaarde van de houtopstand;
b.de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c.de waarde van de houtopstand voor stads - en dorpsschoon;
d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e.de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f.de waarde voor de recreatie en leefbaarheid van de houtopstand.
g.de boomwaarde met verwijzingen naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.
(…)
4. Uit artikel 4.11 van de Apv Hoorn volgt dat voor het vellen van een houtopstand in dit geval een (omgevings-)vergunning nodig is als bedoeld in artikel 2.2 Wabo.
5. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen grond is om te oordelen dat de aanwezige natuur- en ecologische waarden, de gestelde achteruitgang van het woonklimaat op economisch, ecologisch en sociaal niveau, de wettelijke bescherming van vleermuizen, of de wettelijke bescherming van de mogelijk aanwezige steenuil aanleiding had moeten zijn om de gevraagde vergunning te weigeren. Ook is er volgens verweerder een gegronde reden voor de kap: de locatie is bestemd voor woningbouw. Het bosplantsoen ligt volgens verweerder voor het overgrote deel op gronden bestemd voor woningbouw. Niet is gebleken dat het bosplantsoen zodanige waarden vertegenwoordigt dat op grond daarvan dient te worden afgezien van die woningbouw. Voors is voorzien in het compenseren van groen, aldus verweerder.
6. Eiser voert aan dat de kap in strijd is met het bomenbeleid van de gemeente, dat het bosplantsoen wel een belangrijke natuurwaarde en ecologische waarde vertegenwoordigd, omdat elke boom bijdraagt aan bestrijding van klimaatproblemen en luchtvervuiling, dat zijn woongenot en de waarde van zijn woning minder wordt door de kap, dat de aanwezigheid van beschermde diersoorten (dwergvleermuis, steenuil, pad, bruine kikker, meerkikker, watersalamander, haas, egel, mol, muizen, ijsvogel, groene en bonte specht) aan de kap in de weg staat en dat er geen gegronde, toereikend gemotiveerde gronden voor de kap zijn. Voorts kan het bosplantsoen behouden blijven door het bestemmingsplan aan te passen.