ECLI:NL:RBNHO:2020:1976

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
7783134 CV EXPL 19-6834
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie voor vluchtvertraging door passagier tegen Turkish Airlines

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Turkish Airlines wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Istanbul op 16 november 2018. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Turkish Airlines betwistte de vordering en stelde dat de passagier niet-ontvankelijk was omdat hij zijn vordering had gecedeerd aan AirHelp, een claimorganisatie. De kantonrechter oordeelde dat de passagier geen rechtsgeldige vordering had, omdat hij zijn vordering aan AirHelp had overgedragen en er geen deugdelijke machtiging was om namens de passagier te procederen. De kantonrechter concludeerde dat de passagier slechts een 'spookpartij' was in deze procedure, waarbij AirHelp de feitelijke procespartij was. De kantonrechter verklaarde de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering en wees het verzoek van Turkish Airlines om integrale proceskostenveroordeling toe, waarbij de gemachtigden van de passagier hoofdelijk in de proceskosten werden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7783134 CV EXPL 19-6834
Uitspraakdatum: 18 maart 2020 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
verd er te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
verder te noemen: Turkish Airlines
gemachtigden: mr. R. Faasen en mr. G.J. Ziedses des Plantes

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 4 april 2019 een vordering tegen Turkish Airlines ingesteld. Turkish Airlines heeft een incidentele conclusie genomen strekkende tot niet-ontvankelijkheid althans tot ontzegging van de vordering wegens strijd met elementair burgerlijk procesrecht. De passagier heeft daarop schriftelijk geantwoord.
1.2.
Bij beschikking van 10 juli 2019 heeft de kantonrechter overwogen dat hij nog geen beslissing neemt op de verweren in de incidentele conclusie van gedaagde en is de zaak verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord. Turkish Airlines heeft vervolgens een conclusie van antwoord genomen.
1.3.
De passagier heeft een conclusie van repliek genomen. In de conclusie van repliek wordt naast mr. D.E. Lof ook mr. E.J. Hoekstra vermeld als gemachtigde van de passagier.
1.4.
Turkish Airlines heeft daarop een conclusie van dupliek genomen.
1.5.
Op 29 november 2019 is namens de passagier een pleidooiverzoek gedaan in de onderhavige zaak en in 58 andere zaken van passagiers tegen Turkish Airlines. Bij tussenvonnis van 18 december 2019 is pleidooi bepaald op 5 februari 2020 (gelijktijdig in 59 zaken).
1.6.
Op 22 januari 2020 heeft de passagier in de onderhavige zaak (en in 58 andere zaken tegen Turkish Airlines) een akte naar aanleiding van pleidooi genomen, waarbij een verklaring van de rechtspersoon naar buitenlands recht AirHelp Limited (hierna te noemen AirHelp) in het geding is gebracht. In deze verklaring, gedateerd 21 januari 2020, verklaart AirHelp dat de passagier op grond van een lastgevingsovereenkomst met AirHelp bevoegd is om verworven claims met betrekking tot vertraging/annulering van een vlucht op eigen naam van de passagier maar voor rekening van AirHelp te incasseren en te procederen.
1.7.
Voorafgaand aan het pleidooi heeft de kantonrechter partijen per fax laten weten dat naar aanleiding van het verweer van Turkish Airlines op de pleidooizitting de vraag aan de orde zou komen of de passagier machtiging aan de gemachtigden heeft verleend om Turkish Airlines te dagvaarden.
1.8.
Op 3 februari 2020 heeft mr. D.E. Lof, als gemachtigde van AirHelp, een voorwaardelijk incident tot tussenkomst in de hoofdzaak opgeworpen, waarbij AirHelp verzoekt, voor het geval de passagier niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering jegens Turkish Airlines, alsnog zelf haar vordering tot compensatie jegens Turkish Airlines in te mogen stellen.
1.9.
Op 5 februari 2020 heeft een pleidooi plaatsgevonden. Namens de passagier is mr. Lof verschenen. Hoewel het pleidooiverzoek namens de passagier is gedaan, is door de gemachtigde van de passagier niet gepleit, noch is een pleitnota overgelegd. De gemachtigden van Turkish Airlines hebben gepleit aan de hand van een pleitnota, die is overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.10.
Turkish Airlines heeft gevraagd nog een akte te mogen nemen op de rol van 19 februari 2020. De kantonrechter heeft het verzoek van Turkish Airlines ingewilligd en heeft de gemachtigde(n) van de passagier gevraagd om - eveneens op de rol van 19 februari 2020 - een machtiging of opdracht van de passagier bij akte in het geding te brengen.
1.11.
Turkish Airlines heeft op 19 februari 2020 een akte overlegging nadere producties genomen.
1.12.
De (gemachtigde van de) passagier heeft de gevraagde machtiging niet in het geding gebracht.
1.13.
De passagier heeft bij akte van 4 maart 2020 gereageerd op de door Turkish Airlines overgelegde producties en op het verzoek van Turkish Airlines om een integrale proceskostenveroordeling.
1.14.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Turkish Airlines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Turkish Airlines de passagier met vlucht TK 1952 diende te vervoeren op 16 november 2018 van Amsterdam naar Istanbul (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de kantonrechter Turkish Airlines veroordeelt tot betaling van
€ 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 60,00 en tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
De passagier legt aan de vordering ten grondslag dat hij met Turkish Airlines een vervoersovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan Turkish Airlines de passagier diende te vervoeren op 16 november 2018 van Amsterdam naar Istanbul. De vlucht is geannuleerd, waardoor de passagier meer dan drie uur later op de eindbestemming is gekomen. De afstand van de totale reis bedraagt 2210 km zodat de passagier recht heeft op een compensatie van
€ 400,00. AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de luchtvaartmaatschappij gevorderd in verband met voornoemde vertraging (de kantonrechter begrijpt: annulering). De luchtvaartmaatschappij heeft geweigerd tot betaling over te gaan. Namens AirHelp heeft gemachtigde op 11 februari 2019 schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning de luchtvaartmaatschappij geen gevolg heeft gegeven.

4.Het verweer

4.1.
Turkish Airlines betwist de vordering. Bij wijze van preliminair verweer heeft Turkish Airlines geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid omdat de passagier de veronderstelde vordering niet kan instellen daar hij deze heeft gecedeerd aan AirHelp en omdat sprake is van strijd met elementaire beginselen van het burgerlijk procesrecht. De dagvaarding voldoet niet aan minimale eisen die in het procesrecht worden gesteld. Een samenhangende motivering en gronden die de eis kunnen dragen, ontbreken. Er is niet voldaan aan de substantieringsplicht en de waarheidsplicht. Bovendien is rauwelijks gedagvaard. Bij conclusie van antwoord heeft Turkish Airlines haar preliminaire verweren nader uitgewerkt en aangevuld met een aantal primaire, subsidiaire en meer subsidiaire verweren, waaronder het verweer dat de gemachtigden van de passagier niet beschikken over een deugdelijke machtiging van de passagier om te procederen.
4.2.
Turkish Airlines verzoekt om veroordeling van de passagier dan wel de gemachtigden in de volledige proceskosten aan de zijde van Turkish Airlines. Turkish Airlines voert daartoe aan dat door de gemachtigden van de passagier op grove wijze inbreuk is gemaakt op de waarheidsplicht die voortvloeit uit artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en dat misbruik is gemaakt van het procesrecht nu er door een onbevoegde een vordering is ingesteld en er meermalen in strijd met de waarheid is verklaard en essentiële stukken zijn achtergehouden. Turkish Airlines voert voorts aan dat door de gemachtigden van de passagier pleidooi is gevraagd en dat de raadsman van Turkish Airlines tijd heeft moeten besteden aan de voorbereiding van het pleidooi. Kort voorafgaand aan het pleidooi is door de gemachtigden van de passagier een verzoek tot voeging van AirHelp gedaan en is een “verklaring van lastgeving” overgelegd. Dit heeft voor extra werkzaamheden gezorgd. Uiteindelijk hebben de gemachtigden van de passagier geen pleidooi gehouden ondanks dat het pleidooi nota bene door hen is verzocht. Door Turkish Airlines is berekend dat per zaak € 1.291,48 aan daadwerkelijke advocaatkosten is gemaakt. Turkish Airlines heeft deze berekening onderbouwd met facturen van haar advocatenkantoor.
5.
De beoordeling in het voorwaardelijk incident tot tussenkomst en in de hoofdzaak
5.1.
De onderhavige zaak is een van vele zaken waarin een vordering tot verkrijging van compensatie voor vluchtvertraging is ingesteld op naam van een individuele passagier en waarin Turkish Airlines zich -naast een aantal andere formele en materiële verweren- op het standpunt heeft gesteld dat deze passagier slechts een “spookpartij” is, die als formele procespartij naar voren is geschoven, mogelijk zelfs zonder dat hij weet dat zijn naam daarvoor wordt gebruikt. Alles wijst erop dat de in Hongkong gevestigde claimorganisatie AirHelp Limited, hoewel formeel geen partij in deze procedure, de feitelijke procespartij is die achter de schermen aan de touwtjes trekt. Turkish Airlines trekt daarbij nadrukkelijk in twijfel dat de gemachtigden van de passagier - waarvan de een tevens de vaste advocaat van AirHelp in Nederland is en de ander in dienst is bij AirHelp - daadwerkelijk over een machtiging van de passagier beschikken om deze procedure aanhangig te maken en voor hem te procederen. De reden om voor deze schijnconstructie te kiezen zou er, aldus Turkish Airlines, in zijn gelegen dat AirHelp, statutair gevestigd in Hongkong, een veroordeling tot zekerheidstelling voor proceskosten ex artikel 224 Rv wil ontwijken.
5.2.
Alvorens in te gaan op de (preliminaire) verweren van Turkish Airlines zal de kantonrechter eerst beslissen op de namens AirHelp ingediende voorwaardelijke vordering tot tussenkomst.
5.3.
De voorwaardelijke vordering tot tussenkomst van AirHelp is door de gemachtigde van AirHelp (tevens de eerste gemachtigde van de passagier) ingediend bij incidentele conclusie op 3 februari 2020, twee dagen voor de pleidooizitting. Ingevolge artikel 218 Rv wordt een vordering tot voeging of tussenkomst ingediend voor, of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen. De laatste conclusie was de conclusie van dupliek, die op 30 oktober 2019 is genomen. De onderhavige zaak is dus al afgeconcludeerd, waaruit volgt dat de vordering tot tussenkomst, nog daargelaten het voorwaardelijk karakter daarvan, te laat is ingesteld en dus voor afwijzing gereed ligt.
5.4.
Het meest verstrekkende verweer van Turkish Airlines is dat de passagier zijn veronderstelde vorderingsrecht, door het ondertekenen van het zogenaamde Assignment Form, heeft gecedeerd aan AirHelp en daarom niet meer gerechtigd is zelf een vordering in te stellen. Dit verweer treft doel. Het volgende is daartoe redengevend.
5.5.
In de dagvaarding is niet vermeld dat de passagier zijn vordering heeft gecedeerd aan AirHelp. Evenmin is vermeld dat de passagier het door AirHelp gehanteerde Assignment Form heeft ondertekend, noch is dit formulier door de passagier in het geding gebracht. In de conclusie van repliek wordt zelfs expliciet weersproken dat er tussen de passagier en AirHelp cessie heeft plaatsgevonden:
“Tussen de passagier en Airhelp is geen ‘cessie ter incasso’ met privatieve werking overeengekomen, waarbij de passagier als volmachtgever het betreffende recht niet meer zelf kan uitoefenen. Die constructie volgt niet uit het door Turkish Airlines bedoelde ‘assignment form’ en is ook nooit de bedoeling geweest van partijen (Haviltex). Het vorderingsrecht is bovendien niet gekocht van de passagier. Waarom zou een passagier het vorderingsrecht ‘om niet’ overdragen aan een derde? Overigens beroept de passagier zich ook niet op enig rechtsgevolg van dit stuk. Het is ook niet in het geding gebracht door de passagier. De passagier staat dus volledig in zijn recht om in eigen naam een procedure te voeren. Het feit dat Airhelp als tussenpersoon tussen de passagier en de gemachtigde heeft opgetreden maakt dit niet anders. Er is geen enkele twijfel over het feit dat het vorderingsrecht berust bij de passagier.”
5.6.
Kort voor het pleidooi, bij akte van 22 januari 2020, hebben de gemachtigden van de passagier een verklaring van AirHelp in het geding gebracht, waarin AirHelp verklaart dat zij met de passagier een lastgevingsovereenkomst heeft gesloten om “
op eigen naam maar voor rekening van AirHelp te incasseren en procederen (..)”. Met deze verklaring wordt, ondanks de eerdere ontkenningen, in feite ondubbelzinnig erkend dat niet de passagier, maar AirHelp de gerechtigde is tot de veronderstelde vordering, waarmee ook is komen vast te staan dat de vordering van de passagier eerder aan AirHelp is overgedragen. Op de pleidooizitting heeft de gemachtigde van de passagier erkend dat de passagier het Assignment Form heeft ondertekend waarmee de veronderstelde vordering aan AirHelp is overgedragen.
5.7.
Dat in de dagvaarding geen melding is gemaakt van de cessie en dat het Assignment Form niet in het geding is gebracht, is naar het oordeel van de kantonrechter strijdig met de verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (artikel 21 Rv).
5.8.
Het Assignment Form, dat door AirHelp wordt gehanteerd, luidt, voor zover van belang, als volgt:
“The client hereby assigns to AirHelp full ownership and legal title to his/her Claim pursuant to Regulation 261/04 and the Montreal Convention 1999 in relation to the above operated flight(s) identified by booking reference pursuant to the T&C.”In het formulier staat aldus dat de passagier de volledige eigendom van zijn vordering overdraagt aan AirHelp. Met het Assignment Form is voldaan aan het vereiste van een akte in de zin van artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu in de dagvaarding staat dat de gemachtigde namens AirHelp op 11 februari 2019 Turkish Airlines schriftelijk tot betaling heeft aangemaand, en zodoende de in artikel 3:94 lid 1 BW bedoelde mededeling aan Turkish Airlines heeft gedaan, is voldaan aan de twee constitutieve vereisten, zodat sprake van een rechtsgeldige cessie van het vorderingsrecht van de passagier aan AirHelp.
5.9.
Bij akte van 22 januari 2020 is een verklaring van AirHelp overgelegd waarin staat dat de passagier op grond van een lastgevingsovereenkomst met AirHelp bevoegd is om verworven claims met betrekking tot vertraging/annulering van een vlucht op eigen naam maar voor rekening van AirHelp te incasseren en te procederen. Nu het bestaan van een dergelijke lastgevingsovereenkomst tussen AirHelp en de passagier door Turkish Airlines gemotiveerd is betwist, kon de gemachtigde van de passagier niet volstaan met het overleggen van een eenzijdige verklaring van AirHelp, maar had het op zijn weg gelegen deze lastgevingsovereenkomst zelf in het geding te brengen. Dat is niet gebeurd. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk geworden dat er tussen AirHelp en de passagier daadwerkelijk een lastgevingsovereenkomst is gesloten. Gelet op de datum van de verklaring (21-1-2020) heeft het er alle schijn van dat deze achteraf is opgesteld in een (vergeefse) poging de gevolgen van de in de dagvaarding verzwegen, maar tijdens de procedure aan het licht gekomen cessie te repareren. Deze handelwijze staat op gespannen voet met de verplichting van artikel 21 Rv.
5.10.
Nu de passagier zijn veronderstelde vordering op Turkish Airlines rechtsgeldig heeft gecedeerd aan AirHelp en het bestaan van een lastgevingsovereenkomst tussen AirHelp en de passagier niet aannemelijk is geworden, is de conclusie dat de passagier geen vordering op Turkish Airlines heeft en derhalve niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Aan de inhoudelijke verweren van Turkish Airlines wordt daarom niet meer toegekomen.
5.11.
De eerste gemachtigde van de passagier is de vaste advocaat van AirHelp in Nederland en de onderhavige zaak van de passagier is kennelijk door AirHelp bij hem aangeleverd. De gemachtigde wist dat de passagier zijn claim aan AirHelp heeft gecedeerd en desalniettemin heeft hij namens de passagier op diens eigen naam een vordering tegen Turkish Airlines ingesteld. Indien in de dagvaarding alle voor de beslissing van belang zijnde feiten, waaronder de cessie, volledig en naar waarheid zouden zijn aangevoerd, zou de vordering op voorhand kansloos zijn geweest. Door een procedure op naam van de passagier in te stellen in een kansloze zaak, wordt de passagier blootgesteld aan het geenszins denkbeeldige risico van een proceskostenveroordeling en de executie daarvan. De gemachtigde heeft ten aanzien van dit risico weliswaar aangevoerd dat AirHelp garant staat voor een eventuele proceskostenveroordeling, maar AirHelp is in deze procedure geen partij, zodat een dergelijke garantie in deze procedure geen betekenis heeft.
5.12.
Door Turkish Airlines is de vraag opgeworpen of de passagier een machtiging tot procederen heeft verstrekt aan de gemachtigden. Hoewel op grond van artikel 80, lid 3 Rv een advocaat wordt geacht zich niet zonder deugdelijke volmacht als gemachtigde te presenteren, was er voor de kantonrechter voldoende aanleiding om in de onderhavige zaak de vraag naar een deugdelijke machtiging aan de orde te stellen op de pleidooizitting. Overigens is mr. E.J. Hoekstra, die in de conclusie van repliek ook als gemachtigde wordt genoemd, geen advocaat. Op hem is het derde lid van artikel 80 Rv dus niet van toepassing.
5.13.
De gemachtigde van de passagier heeft op de pleidooizitting geen machtiging overgelegd, maar wel desgevraagd geantwoord dat de passagier toestemming heeft gegeven voor het uitbrengen van de dagvaarding. Hij heeft verklaard dat de passagier een e-mail heeft ontvangen, waarin staat dat de zaak niet geschikt is en dat wordt overgegaan tot procederen. De gemachtigde heeft verklaard dat er niet wordt gewacht op een handtekening terug, maar dat de klant wel op de hoogte wordt gehouden. Als de klant wil stoppen, wordt de procedure niet doorgezet. Er is sprake van “impliciete toestemming”, aldus de gemachtigde. De gemachtigde heeft voorts verklaard: “
Het klopt, wij vragen geen uitdrukkelijke bevestiging van de passagiers. Dat is ook bijna niet te doen als je zoveel zaken hebt met zoveel passagiers. Wij gaan uit van impliciete machtiging van de passagiers. Het draait allemaal om het assignment formulier. (..) Er is in deze zaken wel een assignment formulier. Daarin staat dat AirHelp een machtiging heeft om de passagier in rechte te vertegenwoordigen. Daar staat niet met zoveel woorden in, in naam van AirHelp of in naam van de passagier.
5.14.
Volgens de gemachtigde is sprake van impliciete toestemming om te procederen en is die toestemming gebaseerd op het Assignment Form. Het Assignment Form luidt, voor zover in dit verband van belang, als volgt:
“ If the assignment pursuant to this assignment form is declared invalid for any reason, the assignment form shall be considered a power of attorney granted by the Client to AirHelp, pursuant to which AirHelp is granted exclusive power, with full substitution right, to: (….) initiate, conduct and undertake every type of negotiation as well as legal – judicial and extrajudicial – measures appropriate to collect Client’s claim from the operating carrier.”De door AirHelp op haar formulieren vermelde Nederlandse vertaling van het bovenstaande luidt:
“Indien de opdracht op grond van deze volmacht om welke reden dan ook ongeldig wordt verklaard, zal deze volmacht gezien worden als een machtiging van de klant naar AirHelp, op grond waarvan AirHelp exclusieve bevoegdheid wordt verleend, met volledig recht van substitutie, om: (….) elke vorm van onderhandelen te initiëren, uit te voeren en te ondernemen van zowel juridische –gerechtelijke en buitengerechtelijke – passende maatregelen om de claim van de klant te innen van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij.”Nu, zoals in r.o. 5.8. is overwogen, sprake is van een rechtsgeldige cessie van de passagier aan AirHelp, kan de kantonrechter hierin geen machtiging lezen, impliciet of expliciet, door de passagier aan AirHelp of aan de gemachtigde van AirHelp om op naam en voor risico van de passagier een gerechtelijke procedure te entameren. Dit, samen met de verklaring van de gemachtigde op de pleidooizitting over “impliciete machtiging”, was voor de kantonrechter aanleiding om de gemachtigden uitdrukkelijk te vragen om een deugdelijke machtiging van de passagier, waaruit blijkt dat deze de gemachtigden opdracht heeft gegeven tot, dan wel heeft ingestemd met, althans op de hoogte is van het voeren van een procedure op zijn naam en op zijn risico. Om praktische redenen heeft de kantonrechter dit verzoek beperkt tot twee (van de 59) zaken.
5.15.
De gemachtigden hebben geen machtiging overgelegd, noch anderszins onderbouwd op grond waarvan zij toestemming hadden om op naam van de passagier een procedure aanhangig te maken. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat de gemachtigden kennelijk zonder deugdelijke machtiging in een kansloze zaak een procedure op naam van de passagier zijn begonnen. Of de passagier er mee bekend is dat op zijn naam een procedure is begonnen, is niet komen vast te staan nu de gemachtigden de in r.o. 5.13 genoemde, aan de passagier gerichte e-mail niet hebben overgelegd.
5.16.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot de slotsom dat het standpunt van Turkish Airlines juist is dat de passagier in deze procedure slechts een “spookpartij” is, die als formele procespartij naar voren is geschoven, mogelijk zelfs zonder dat hij weet dat zijn naam daarvoor wordt gebruikt, waarbij alles er op wijst dat de in Hongkong gevestigde claimorganisatie AirHelp Limited, hoewel formeel geen partij in deze procedure, de feitelijke procespartij is die achter de schermen aan de touwtjes trekt en de gemachtigden instrueert. Dat de gemachtigden, al dan niet op instructie van AirHelp, een procedure zijn begonnen zonder dat zij hebben kunnen aantonen over een deugdelijke machtiging of toestemming van de passagier te beschikken, en waarbij voor de beslissing van belang zijnde feiten zijn verzwegen, verdraaid of in strijd met de waarheid zijn weersproken, levert naar het oordeel van de kantonrechter flagrante strijd op met elementaire beginselen van het burgerlijk procesrecht.
5.17.
Turkish Airlines heeft verzocht om een integrale proceskostenveroordeling. Turkish Airlines heeft met facturen onderbouwd welke advocatenkosten zij in totaal heeft moeten maken in de 59 zaken waarin bij tussenvonnis van 18 december 2019 pleidooi is bepaald. Dit komt neer op € 1.291,48 per zaak. De gemachtigden van de passagier hebben bij akte van 4 maart 2020 afwijzend op dit verzoek gereageerd, daarbij onder meer verwijzend naar een uitspraak van deze rechtbank van 29 november 2019 (de kantonrechter begrijpt: 27 november 2019) waarbij een verzoek om integrale proceskostenveroordeling is afgewezen. De kantonrechter ziet in de onderhavige zaak, anders dan in het vonnis van 27 november 2019, termen om het verzoek van Turkish Airlines te honoreren. Turkish Airlines heeft zich immers genoodzaakt gezien uitgebreid verweer te voeren en te pleiten in zaken waarin, zoals hiervoor is overwogen, door de gemachtigden van de passagier in flagrante strijd met elementaire beginselen van het burgerlijk procesrecht is geprocedeerd.
5.18.
Zoals hiervoor overwogen zal de passagier niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Nu er kennelijk zonder deugdelijke machtiging en wellicht zelfs buiten medeweten van de passagier is geprocedeerd, en de garantie dat AirHelp het proceskostenrisico draagt, zoals hiervoor is overwogen, zonder betekenis is, is het naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk om de passagier in de proceskosten te veroordelen, te meer nu Turkish Airlines om een integrale proceskostenveroordeling heeft verzocht en de kantonrechter dat verzoek zal honoreren. Daarom is de kantonrechter voornemens om niet de passagier, maar de gemachtigden van de passagier op de voet van artikel 245 Rv hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen. De gemachtigden hebben het recht nog op dit voornemen te reageren. Zij zullen daartoe op de hierna omschreven manier in de gelegenheid worden gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het incidentele verzoek tot tussenkomst van AirHelp Limited af;
6.2.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering;
6.3.
stelt de proceskosten aan de kant van Turkish Airlines tot en met vandaag vast op
€ 1.291,48 aan salaris gemachtigde;
6.4.
verwijst de zaak naar de rol van 15 april 2020 teneinde de gemachtigden van de passagier in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten over hetgeen onder 5.18 is overwogen;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter