ECLI:NL:RBNHO:2020:1932

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
C/15/260901 / FA RK 17-3761
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opbouwende zorgregeling tussen vader en kinderen ondanks tegenstand van moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2020 een beschikking gegeven over de zorgregeling tussen een vader en zijn drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft besloten om een opbouwende (onbegeleide) zorgregeling op te leggen, ondanks de bezwaren van de moeder. De rechtbank overweegt dat het in het belang van de kinderen is dat zij contact hebben met beide ouders en dat zij een band met hen opbouwen. In een eerdere beschikking van 18 april 2018 was al vastgesteld dat de tijdelijke zorgregeling te beperkt was om het vertrouwen van de kinderen in de vader te herstellen. Gedurende de jaren zijn verschillende hulpverleners betrokken geweest, maar er is geen verbetering in de situatie van de kinderen waargenomen. De rechtbank constateert dat de kinderen zich in een loyaliteitsconflict bevinden, wat hun vermogen om te bepalen wat goed voor hen is, beïnvloedt. De rechtbank wijst de stelling van de moeder af dat het tempo van de kinderen moet worden gevolgd, en stelt dat het aan de ouders is om dit conflict op te lossen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de kinderen gefaseerd meer tijd met hun vader moeten doorbrengen, met als doel de band te versterken en het vertrouwen te herstellen. De omgang zal in maart 2020 beginnen met twee uur begeleide omgang, en in april en mei 2020 zal de omgang onbegeleid worden uitgebreid. De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat de moeder positief over de vader spreekt en de kinderen voorbereidt op de nieuwe regeling. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/260901 / FA RK 17-3761
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 4 maart 2020
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Kuijs, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.E. Muller, kantoorhoudende te Haarlem,
--betreffende--
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure met nummer C/15/260901/FA RK 17-3761 blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 18 april 2018 en de daarin vermelde stukken;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vader van 9 april 2019;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 11 april 2019;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vader van 4 februari 2020;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 5 februari 2020.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met nummer C/15/273532 / FA RK 18-2450, plaatsgevonden op de zitting van 7 februari 2020
in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. S. Kuijs en de vader door
mr. A.E. Muller. Als informant was aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
De advocaat van de moeder heeft een pleitnota overgelegd.
1.3.
De minderjarigen hebben op 14 februari 2020 hun mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 18 april 2018 is – voor zover hier van belang – bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder en is een tijdelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, inhoudende dat de minderjarigen omgang met de vader hebben om de week op vrijdagavond gedurende 2,5 uur bij oma (moederszijde) thuis, met dien verstande dat de minderjarigen de gelegenheid hebben om met de vader en oma naar buiten te gaan, welke regeling stapsgewijs wordt uitgebreid op de door JGB te bepalen wijze. Daarbij werd overwogen dat gedacht wordt aan een gefaseerde uitbreiding, waarbij toegewerkt wordt naar een contact van gemiddeld tenminste één dag per week en begeleiding door iemand anders dan oma (moederszijde). De beslissing over de definitieve zorgregeling is aangehouden, in afwachting van het bericht van de advocaten over het verloop van de tijdelijke zorgregeling.
2.2.
In voornoemde zaak met nummer C/15/273532 / FA RK 18-2450 heeft de rechtbank, naar aanleiding van een zogenoemde kindbrief van [minderjarige 1] , bij ambtshalve beschikking van
13 juli 2018 mevrouw [bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator voor [minderjarige 1] , met de taak de belangen van [minderjarige 1] te behartigen in het conflict tussen [minderjarige 1] en (één van) de ouders over het gezag en de informatie- en consultatieregeling, in of buiten rechte. [bijzondere curator] werd verzocht schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 november 2018 het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen afgewezen, en ambtshalve ook voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] [bijzondere curator] tot bijzondere curator benoemd, om in aansluiting van de hiervoor onder 2.2. vermelde procedure de belangen van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te behartigen
in het conflict tussen hen en (één van) de ouders over het gezag en de informatie- en consultatieregeling, in of buiten rechte. De bijzondere curator werd verzocht om
in aansluiting op de procedure met nummer C/15/273532 / FA RK 18-2450, ook in deze schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen.
2.4.
Uit de in april 2019 overgelegde stukken van de advocaten blijkt dat de vader alle drie de kinderen tweewekelijks twee uur ziet, in eerste instantie zes keer op een locatie van BOR en nadien drie keer bij hem thuis, in aanwezigheid van een medewerkster van BOR.
Volgens de moeder is er een zorgwekkende situatie ten aanzien van [minderjarige 3] ontstaan en is hij door de huisarts verwezen voor gerichte psychische hulpverlening.
2.5.
Op 25 november 2019 is namens de bijzondere curator een brief naar de rechtbank gestuurd, waarin staat dat de ouders afgelopen zomer zijn aangemeld bij het Leo Kannerhuis in Amsterdam. Bekeken wordt of hen en de kinderen specifieke hulp kan worden geboden. In juli 2019 is [kinder- en jeugdpsycholoog] , kinder- en jeugdpsycholoog, door de moeder benaderd in verband met psychische problemen van [minderjarige 3] . [minderjarige 2] is ook bij haar aangemeld en met [minderjarige 1] is eveneens contact gezocht. De psycholoog en de bijzondere curator hebben samen gesprekken gevoerd met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en met de ouders.
Helaas heeft dit niet tot verbetering of verandering van de situatie geleid.
De zorg over de kinderen is groot, en wordt gedeeld door de psycholoog. De kinderen gaan nog steeds maar één keer per twee weken op zaterdag gedurende twee uur naar de vader, waarbij oma (moederszijde) aanwezig is. Er worden geen stappen gezet. De ouders verschillen van inzicht over het effect van het verleden op de kinderen en de wijze waarop
de kinderen zelf invulling kunnen geven aan hun leven. De kinderen lijken loyaal te zijn aan de moeder. Er lijkt een intern conflict te spelen bij de kinderen, voor wat betreft hun verlangen dat de vader ook een rol heeft in hun leven. De samenwerking met de moeder beschouwt de bijzondere curator op momenten als lastig; de moeder lijkt het ingewikkeld te maken door de manier waarop ze opereert. De kinderen lijken daardoor gevangen te blijven in een loyaliteitsconflict. Geen van de hulpverleners is het gelukt dit te doorbreken. Het contact met de vader verloopt kalm; hij probeert zich rustig te houden. De bijzondere curator ziet geen rol meer voor zichzelf weggelegd, de zaak is te complex. Volgens haar is het niet
in het belang van de kinderen om een uitspraak te doen over het gezag en de informatie- en consultatieregeling. De kinderen willen geen gedoe en lijden zichtbaar onder de situatie.
2.6.
De moeder heeft ter zitting toegelicht dat zij in de recente aanmeldingsformulieren bij het Leo Kannerhuis heeft gelezen dat de vader daar heeft aangegeven geen hulp voor zichzelf te hebben ingeschakeld in de afgelopen periode. De moeder ontvangt daarentegen al jarenlang en nog altijd wekelijks, zorg van haar zorgnetwerker. De bijzondere curator verwijt de moeder het ingewikkeld te maken door de wijze waarop zij opereert. Maar het is juist de moeder die bekend is met de problematiek van de kinderen, en met name die jegens hun vader, en met de wijze waarop zij brieven moeten voorlezen aan hun vader op initiatief van de bijzondere curator. De moeder ervaart dat de kinderen bergafwaarts gaan. Ze zijn hulpverleningsmoe en willen dingen zelf bepalen, met name hoe het contact met de vader eruit moet komen te zien. Hoofdzaak voor de moeder is dat er naar de kinderen geluisterd wordt. Daarbij acht zij het van het grootste belang dat het tempo van de kinderen gevolgd wordt, en niet het tempo van de vader of van instanties. Zij neemt de aanmelding bij het Leo Kannerhuis serieus en wil daaraan haar medewerking verlenen. Volgens haar moet eerst dit traject gevolgd worden, voordat sprake kan zijn van onbegeleide omgang dan wel uitbreiding van de omgang, zoals dat ook is besproken door de bijzondere curator met de kinderen. De moeder hoopt dat zij alle vijf meer begrip voor elkaars situatie zullen krijgen bij het Leo Kannerhuis. De kinderen lopen nog steeds vast voor wat betreft het autisme van de vader en het verleden en zij willen graag handvatten hoe om te gaan met een ouder met autisme, aldus de moeder.
2.7.
De vader heeft opgemerkt dat zijn zorgen zijn toegenomen, in plaats van afgenomen in de afgelopen 3,5 jaar. Hij heeft niet de gelegenheid gehad om te laten zien wat er is veranderd in zijn houding ten opzichte van de kinderen. De moeder blijft zeggen dat het tempo van de kinderen moet worden gevolgd. Onbegeleide omgang komt niet van de grond, terwijl alle professionals zeggen dat die er moet komen. De begeleiding door BOR is beëindigd, omdat de moeder niet wilde kijken naar de toekomst en weigerde stappen te zetten. De moeder problematiseert, dient veel klachten in en is bezig met procesmatige kwesties: voor haar ligt het altijd aan de ander. Onduidelijk is waar de moeder precies bang voor is. De kinderen voelen druk vanuit de moeder en hebben last van een loyaliteitsconflict. Ook maakt de vader zich zorgen over de situatie bij de moeder thuis. Het is daar een troep en de kinderen kunnen er geen kind zijn. Hij wil graag onbegeleide omgang met de kinderen gedurende een dagdeel of een dag per twee weken, zodat hij wat met ze kan ondernemen. Deze wens heeft hij nog niet met hen kunnen bespreken. De kinderen hebben het bij hem naar hun zin en een langere omgang lijkt hem voor hen niet bezwaarlijk.
Hij verwacht niet veel van de hulp bij het Leo Kannerhuis, gelet op de houding van de moeder.
2.8.
De Raad heeft toegelicht dat het doel van de ondertoezichtstelling destijds was om een grotere rol voor de vader te creëren, en dat dit doel niet is behaald.
De zorgen over de kinderen bestaan nog steeds, zodat in overweging wordt gegeven een raadsonderzoek te gelasten.
2.9.
In de beschikking van 18 april 2018 heeft de rechtbank voorop gesteld dat het
in beginsel in het belang van de kinderen is, dat zij contact hebben met beide ouders en met beiden een band opbouwen. De destijds vastgelegde tijdelijke zorgregeling was volgens de rechtbank te beperkt om het vertrouwen van de kinderen in de vader te herstellen en de band tussen hen te intensiveren en het was aan de hulpverlening om de zorgregeling gefaseerd uit te breiden. Sindsdien zijn meerdere hulpverleners, al dan niet in een gedwongen kader, betrokken geweest bij het gezin. Geconstateerd wordt dat dit - over een periode van jaren - niet heeft geleid tot een uitbreiding van de zorgregeling, noch tot afname van de zorgen over de kinderen.
In het gesprek met de kinderrechter hebben de kinderen aangegeven dat zij handvatten willen krijgen hoe om te kunnen gaan met de boosheid van hun vader.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat door ervaringen uit het verleden de kinderen angsten hebben kunnen ontwikkelen en dat zij handvatten willen voor het geval de vader (weer) boos op hen zal worden, kan door de huidige zeer beperkte zorgregeling het vertrouwen van de kinderen in de vader niet worden hersteld. De situatie waarin ouders en kinderen nog in één huis woonden, is een andere dan de huidige, waarin de vader elders woont. De kinderen krijgen nu niet de kans te ervaren of de huidige situatie een positieve uitwerking op het gedrag van de vader heeft, zoals de vader stelt.
Dat het inmiddels niet meer in het belang van de kinderen is om contact te hebben met beide ouders en een band met beiden op te bouwen, is niet gebleken. Voor hun identiteitsontwikke-ling is dit van groot belang.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de problemen van de kinderen lijken te liggen in het heftige loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden. De kinderen zeggen dat zij goed weten wat ze willen, maar in een loyaliteitsconflict is een mens - hoe intelligent ook - niet meer in staat te bepalen wat hij echt wil en wat goed voor hem is.
Tegen deze achtergrond passeert de rechtbank de stelling van de moeder dat het tempo van de kinderen moet worden gevolgd. De ouders hebben het loyaliteitsconflict voor de kinderen gecreëerd, het is ook aan de ouders dit conflict voor hun kinderen op te lossen. Het tempo door de kinderen laten bepalen, kan hun loyaliteitsconflict verdiepen of verlengen. Het is dus in het belang van de kinderen dat er voor hen wordt bepaald.
Vaststaat dat partijen zich hebben aangemeld bij het Leo Kannerhuis.
Hopelijk krijgen zowel zij als de kinderen daar handvatten hoe met elkaar om te gaan, zodat het loyaliteitsconflict waarin de kinderen zich bevinden na al die jaren eindelijk wordt opgelost.
Gelet op de duur van deze procedure, het feit dat hulpverlening de afgelopen jaren geen positieve resultaten heeft gehad en de kinderen hulpverleningsmoe zijn, wordt geen aanleiding gezien een raadsonderzoek te gelasten. Het wordt in het belang van de kinderen geacht dat er een einde komt aan deze procedure. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij gefaseerd meer tijd met hun vader gaan doorbrengen, zodat de band met hem kan worden opgebouwd en het vertrouwen in hem kan worden hersteld. Hiertoe dient de omgang onbegeleid plaats te vinden.
Geen aanleiding wordt gezien hiermee te wachten totdat de hulpverlening bij het Leo Kannerhuis is opgestart. Een regeling waarbij de kinderen en de vader in de maand april 2020 om de week twee uur onbegeleid omgang hebben, en vanaf mei 2020 vier uur, wordt het meest in het belang van de kinderen geacht.
In maart 2020 zal de regeling worden voortgezet zoals deze de laatste tijd wordt uitgevoerd, inhoudende dat de kinderen om de week op een weekenddag gedurende twee uur bij de vader verblijven, begeleid door oma (mz).
De maand maart dienen de ouders gebruiken om de kinderen voor te bereiden op de hierna vast te stellen zorgregeling. Van belang is hierbij, dat de moeder de kinderen expliciet toestemming geeft voor deze regeling en daarover – en over de vader - positief spreekt.
De vader van zijn kant zal er alles aan moeten doen om het vertrouwen van de kinderen
in hem te herstellen, door te laten zien dat zijn gedrag is veranderd en dat hij niet (meer) buitenproportioneel boos wordt.
Te hopen valt dat zodra de band met de vader is opgebouwd en het vertrouwen van de kinderen in de vader (enigszins) is hersteld, deze regeling in overleg tussen de ouders,
in samenspraak met de kinderen en eventueel hulpverlening, kan worden uitgebreid tot minimaal een weekend om de week.
proceskosten
2.10.
Gelet op de aard van de procedure zal bepaald worden dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
Stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
verblijven bij de vader:
  • in maart 2020 om de week op een weekenddag gedurende twee uur, begeleid door oma (mz);
  • in april 2020 om de week op een weekenddag gedurende twee uur, onbegeleid;
  • vanaf mei 2020 om de week op een weekenddag gedurende vier uur, onbegeleid;
met dien verstande dat het partijen vrijstaat deze regeling in onderling overleg en in
samenspraak met de kinderen, uit te breiden;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. van Kamperdijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2020.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.