ECLI:NL:RBNHO:2020:1898

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
8236783 \ AO VERZ 19-166
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van opzegging in proeftijd en rechtsgeldigheid arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door Cavalier Logistics B.V. te vernietigen. [verzoeker] stelt dat hij op 21 oktober 2019 werkzaamheden heeft verricht voor Cavalier, maar dat er geen rechtsgeldige arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat er geen wilsovereenstemming was over de voorwaarden, waaronder het salaris en de proeftijd. Cavalier heeft de opzegging van de arbeidsovereenkomst op 22 oktober 2019 verdedigd door te stellen dat er geen arbeidsovereenkomst was, omdat partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de essentialia van de overeenkomst. De kantonrechter heeft op 24 maart 2020 geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst is ontstaan, omdat er geen wilsovereenstemming was over de voorwaarden. Hierdoor is het verzoek van [verzoeker] om de opzegging te vernietigen niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is [verzoeker] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Cavalier, vastgesteld op € 720,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8236783 \ AO VERZ 19-166
Uitspraakdatum: 24 maart 2020
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. van de Loo
tegen
Cavalier Logistics B.V.,
gevestigd te Rozenburg
verwerende partij
verder te noemen: Cavalier
gemachtigde: mr. J.M. Brouwer

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft primair een verzoek gedaan om Cavalier te veroordelen om [verzoeker] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, alsmede te veroordelen tot doorbetaling van het loon van [verzoeker] , vanaf 21 oktober 2019 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Ter zitting is toegelicht dat met deze verzoeken is bedoeld een verzoek te doen om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Cavalier te vernietigen. Cavalier heeft de verzoeken blijkens haar verweerschrift ook zo opgevat. Het primaire verzoek zal aldus worden behandeld als een verzoek om de opzegging van Cavalier te vernietigen.
1.2.
Subsidiair heeft [verzoeker] een verzoek gedaan om ten laste van Cavalier een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen. Cavalier heeft een verweerschrift ingediend, daarbij verzoekt Cavalier primair om de verzoeken van Cavalier af te wijzen en subsidiair, bij wijze van tegenverzoek, om de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Cavalier te ontbinden op grond van de e-grond (verwijtbaar handelen van [verzoeker] ), de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding) of de i-grond (cumulatiegrond).
1.3.
Op 25 februari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 24 februari 2020 aanvullende stukken toegezonden. Na de zitting heeft [verzoeker] op 25 februari 2020 nog de faxbevestiging van de indiening van het verzoekschrift op 19 december 2019 toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Cavalier is een transportbedrijf. [verzoeker] is geboren [in 1965] .
2.2.
De heer [betrokkene] van L&P Arbeidsbemiddeling is betrokken geweest bij de selectie van [verzoeker] op verzoek van Cavalier. Op 18 oktober 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Cavalier en [verzoeker] . De heer [betrokkene] stuurt op 18 oktober 2019 aan [verzoeker] een e-mail met onder andere de volgende tekst:
“Zoals besproken wordt er een contract aangeboden op loonschaal D5, hier komt nog 70 euro koffiegeld + reiskosten bij. In je contract zit een maand proeftijd om te kijken of de samenwerking voor beide kanten goed bevalt. Neem maandag dus meteen een geldig legitimatiebewijs mee, dit is nodig voor het opstellen van het contract.
Maandag 21 oktober a.s. start je om 12:00 met je dienst. Als je dus iets eerder aanwezig bent is dat wel handig, aangezien het allemaal nog nieuw is. Je kunt je melden bij het expeditiekantoor [...].”
2.3.
Op maandag 21 oktober 2019 heeft [verzoeker] vanaf 12:00 uur werkzaamheden verricht voor Cavalier. Op dinsdag 22 oktober 2019 heeft [verzoeker] de arbeidsovereenkomst van Cavalier ontvangen. In de nacht van 22 op 23 oktober 2019 heeft [verzoeker] aan Cavalier per WhatsApp-bericht te kennen gegeven dat hij het niet eens was met verschillende elementen uit de arbeidsovereenkomst, waaronder het salaris en de proeftijd. Naar aanleiding van dit WhatsApp-bericht hebben partijen op 23 oktober 2019 een gesprek gevoerd over de aangeboden arbeidsovereenkomst. Zowel per WhatsApp als in dit gesprek heeft [verzoeker] de arbeidsovereenkomst een ‘wurgcontract’ genoemd en aangegeven dat hij hiermee niet akkoord kon gaan. Cavalier heeft in het gesprek van 23 oktober 2019 aangegeven dat indien over de essentialia van de arbeidsovereenkomst geen overeenstemming wordt bereikt, geen arbeidsovereenkomst tot stand komt. Ook heeft Cavalier aangegeven dat voor zover sprake is van een arbeidsovereenkomst, deze in de proeftijd werd opgezegd.
2.4.
Bij aangetekende post en bij e-mail van woensdagmiddag 23 oktober, schrijft [verzoeker] aan Cavalier onder andere het volgende:
“Ik ben sinds maandag 21 oktober voor u werkzaam zonder dat er een arbeidscontract is ondertekend en u dit contract voor 21 oktober heeft overgelegd. Volgens wettelijke bepalingen is er daardoor nu toch een dienstverband ontstaan zelfs zonder dat er sprake is van een proeftijd. Dat had u immers voorafgaande de werkzaamheden schriftelijk moeten melden wat u niet gedaan heeft.
U heeft niet te kennen gegeven of u nog van mijn diensten gebruik wilt maken, maar bij deze bied ik u mijn diensten ter beschikking aan.”
2.5.
In de nacht van 24 op 25 oktober 2019 heeft [verzoeker] Cavalier wederom een e-mail gestuurd met betrekking tot het al dan niet van toepassing zijn van de cao voor beroepsgoederenvervoer.
2.6.
De gemachtigde van Cavalier heeft per brief van 25 oktober 2019 op voornoemde e-mails gereageerd. In deze brief staat onder meer dat het standpunt van Cavalier is dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt aan de hand van aanbod en aanvaarding.
2.7.
[verzoeker] heeft per e-mail van 25 oktober 2019 op deze brief gereageerd en per e-mail van 28 oktober aan de gemachtigde van Cavalier een (deel van een) audiofragment toegezonden van het gesprek op 23 oktober 2019. Naar aanleiding daarvan heeft de gemachtigde van Cavalier per e-mail van 29 oktober 2019 een reactie aan [verzoeker] gestuurd.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en Cavalier te veroordelen tot wedertewerkstelling en betaling van loon. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. In dat kader heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd.
3.2.
[verzoeker] stelt dat hij en Cavalier een mondelinge arbeidsovereenkomst zijn aangegaan die voor onbepaalde tijd geldt, doordat [verzoeker] zijn werkzaamheden heeft aangevangen zonder dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Doordat er mondeling een arbeidsovereenkomst is gesloten op basis waarvan [verzoeker] op maandag 21 oktober 2019 werkzaamheden heeft verricht en de later voorgelegde schriftelijke arbeidsovereenkomst niet is ondertekend, is tevens niet rechtsgeldig een proeftijd overeengekomen. De opzegging op 22 oktober 2019 heeft plaatsgevonden zonder schriftelijke instemming van [verzoeker] en is derhalve in strijd met artikel 7:671 BW.
3.3.
[verzoeker] heeft subsidiair een verzoek gedaan om Cavalier te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding te betalen. Volgens [verzoeker] is Cavalier op grond van artikel 7:672 lid 10 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten € 3.209,-. Het verzoek om een billijke vergoeding kent dezelfde grondslag als het verzoek om vernietiging van de opzegging.

4.Het verweer

4.1.
Cavalier verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen doordat geen wilsovereenstemming is bereikt over het salaris, noch over de proeftijd welke voor partijen van wezenlijk belang was. [verzoeker] heeft onvoldoende gesteld en niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Voor zover sprake is van een arbeidsovereenkomst, is de proeftijd van één maand onderdeel van die arbeidsovereenkomst en is binnen die proeftijd rechtsgeldig opgezegd.
4.2.
Ter zitting heeft Cavalier zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van de verzoeken van [verzoeker] , omdat het verzoekschrift op 23 december 2019 en daarmee buiten de vervaltermijn van 7:686a BW door de rechtbank is ontvangen.
4.3.
Voor het geval sprake is van een arbeidsovereenkomst en deze niet rechtsgeldig is opgezegd, verzoekt Cavalier bij wijze van (voorwaardelijk) tegenverzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van zogenoemde e-grond, g-grond of i-grond.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of tussen [verzoeker] en Cavalier een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord dient te worden beoordeeld of Cavalier rechtsgeldig heeft opgezegd, of dat de opzegging door Cavalier moet worden vernietigd. Bij vernietiging van de opzegging moet worden beoordeeld of Cavalier moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling van [verzoeker] . [verzoeker] heeft niet te kennen gegeven te willen ‘switchen’ naar zijn subsidiaire verzoeken om een billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
5.2.
Cavalier heeft een beroep gedaan op de vervaltermijn van 7:686a BW en voert aan dat het verzoek om vernietiging te laat is ingediend, nu het op 23 december 2019 bij de griffie van de rechtbank is ontvangen. Op 25 februari 2020 heeft Cavalier aan de rechtbank en aan [verzoeker] een kopie toegezonden van de faxbevestiging, waaruit blijkt dat het verzoekschrift op 19 december 2019 per fax is ingediend. Het verzoek is derhalve tijdig gedaan.
5.3.
Alvorens te kunnen beoordelen of sprake is van een opzegging welke kan en moet worden vernietigd, dient te worden beoordeeld of tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De kantonrechter is met Cavalier van oordeel dat tussen partijen op of omstreeks 21 oktober 2019 geen (mondelinge) arbeidsovereenkomst is ontstaan. Uit de correspondentie tussen partijen en uit wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht, is gebleken dat partijen geen wilsovereenstemming hebben bereikt over de essentialia. Zo was geen sprake van overeenstemming over het loon en was [verzoeker] het niet eens met de proeftijd welke onderdeel was van het aanbod van Cavalier. Ter zitting heeft [verzoeker] nog diverse andere voorbeelden genoemd van arbeidsvoorwaarden uit de arbeidsovereenkomst en het huishoudelijke reglement waar hij niet mee akkoord kon of wilde gaan. Nu [verzoeker] heeft gesteld dat hij de e-mail van 18 oktober 2019 van L&P Arbeidsbemiddeling niet heeft ontvangen, kan ook niet worden vastgesteld dat het feit dat [verzoeker] met de aanvang van zijn werkzaamheden op 21 oktober 2019, het aanbod van 18 oktober 2019 heeft aanvaard. Aldus kan niet worden vastgesteld dat overeenstemming is bereikt, zodat geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.
5.4.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van [verzoeker] een opzegging van de arbeidsovereenkomst door zijn werkgever kan vernietigen, indien zijn werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat tussen [verzoeker] en Cavalier geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan, zal het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van de vermeende opzegging niet-ontvankelijk worden verklaard. Er is immers geen sprake van arbeidsovereenkomst, noch van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. Dit betekent dat ook de subsidiaire verzoeken van [verzoeker] niet-ontvankelijk zijn.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken.
tegenverzoek
Hiervoor is geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging door Cavalier niet-ontvankelijk is, nu geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, noch van een opzegging die kan worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Cavalier het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, niet is vervuld. Het verzoek hoeft daarom niet te worden beoordeeld en er hoeft ook niet op te worden beslist.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de verzoeken van [verzoeker] niet-ontvankelijk;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Cavalier tot en met vandaag vaststelt op € 720,00, te weten:
salaris gemachtigde € 720,00 ;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, kantonrechter en op 24 maart 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter