In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 11 maart 2020 vonnis gewezen in een incident tot vrijwaring. De zaak betreft een geschil tussen meerdere partijen, waaronder [eiser 1] c.s. en Groza c.s., waarbij [eiser 1] c.s. vorderingen hebben ingesteld tot vernietiging en ontbinding van koopovereenkomsten, alsook een schadevergoeding. De eisers stellen dat de percelen voor een te hoge waarde zijn verkocht door Groza, en dat er sprake is van misleiding, dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. Daarnaast is er een beroep gedaan op artikel 1:88 BW en de pauliana ex artikel 3:45 BW.
Groza c.s. heeft in het incident verzocht om Aktua c.s. in vrijwaring op te roepen, stellende dat zij geen verwijt treft en dat eventuele schade het gevolg kan zijn van handelingen van medewerkers van Aktua. [eiser 1] c.s. hebben verweer gevoerd en aangevoerd dat Groza c.s. niet voldoende heeft aangetoond dat Aktua c.s. gehouden is om de gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak te dragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn om de incidentele vordering tot vrijwaring toe te wijzen, en dat de procedures niet gesplitst hoeven te worden, ondanks de mogelijke vertraging die dit met zich mee kan brengen.
De rechtbank heeft verder beslist dat geen van de partijen als in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd, waardoor de proceskosten worden gecompenseerd. De zaak zal op 22 april 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Groza c.s. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.A. Pott Hofstede.