Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 februari 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink),
Procesverloop
Overwegingen
Wat betreft artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob heeft verweerder niet gemotiveerd dat in dit geval bij openbaarmaking daadwerkelijk sprake zou zijn van een onevenredige bevoordeling voor eiseressen of benadeling van de betrokken werkgevers en waarom dit het geval zou zijn. Verweerder heeft in het geheel niet gemotiveerd waaruit de onevenredige benadeling van de betrokken werkgevers zou bestaan. De informatie in de gevraagde beschikkingen is niet concurrentiegevoelig. De informatie die de werkgevers moeten verschaffen, betreft het bestaan van de eigen pensioenregeling en/of informatie over een eventuele wijziging van bedrijfsactiviteiten, hetgeen grotendeels informatie over de werkwijze in het verleden bevat. Voor zover het over de huidige werkwijze gaat, kan deze ook worden afgeleid uit openbare stukken, jaarrekeningen en websites. Cijfers en namen van personen kunnen gemakkelijk worden weggelakt, zodat iedere mogelijkheid van kennisneming door eiseressen is uitgesloten. Ten aanzien van de beschikkingen uit hoofde van artikel 6 VBB geldt geen concurrentievoordeel voor eiseressen, omdat de genoemde werkgevers geen van allen concurrent zijn van eiseressen. Zij hebben volledig andere werkzaamheden of zijn actief in een heel ander segment. Daarbij komt nog dat de beschikkingen, voor zover al sprake is van concurrentiegevoelige informatie, een samenvatting van verschafte informatie bevatten. Geconcludeerd moet worden dat eiseressen niet onevenredig worden bevoordeeld als de beschikkingen openbaar worden gemaakt, doch ook als er een bepaald concurrentievoordeel voor hen zou zijn, dient de belangenafweging in hun voordeel uit te vallen. Tot slot ontbreekt een motivering per beschikking. Eiseressen verwijzen naar de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 11 juni 2010, ECLI:NL:RBDOR:2010:BO4697.
In het verweerschrift heeft verweerder aangevuld dat eiseressen “tips and tricks” willen ontlenen aan de beschikkingen, om zo niet te hoeven voldoen aan de wettelijke plicht tot deelname aan de regeling van het pensioenfonds en ter verkrijging van de gewenste vrijstelling. Zij kunnen hun vrijstellingsverzoek op die manier onderbouwen met argumenten uit de beschikkingen en dit leidt tot het willekeurig gebruikmaken van argumenten van andere werkgevers. Dit strookt niet met de positie van andere werkgevers die naar eer en geweten aanvragen hebben ingediend en hebben onderbouwd en het strookt evenmin met de belangen van de werkgevers in de bedrijfstak die met zijn allen (verplicht) bijdragen aan de collectieve pensioenregeling. Bij een vrijstelling ontstaat een concurrentievoordeel, omdat een werkgever een voor hem zo voordelig mogelijke pensioenverzekering kan afsluiten, hetgeen premiebetaling scheelt en meer omzet biedt.
Er zal verder sprake zijn van een onevenredige benadeling van de bij de (eerdere) besluitvorming betrokken werkgevers. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat de werkgevers ervan uitgaan dat vertrouwelijk wordt omgegaan door verweerder met de verstrekte informatie in het kader van de behandeling van het vrijstellingsverzoek. Dit bedrijfstakbelang, alsmede inhoudende collectiviteit en solidariteit, dient sowieso te prevaleren, aldus verweerder. Voorts zal openbaarmaking de open en ongedwongen beraadslaging tussen de bestuursleden van werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging in het bestuur belemmeren. Het belang van het goed functioneren van deze gremia en het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken organisaties weegt zwaarder dan het algemeen belang dat is gediend met openbaarmaking van de beschikkingen.
De besluitvorming van bedrijfstakpensioenfondsen betreffende vrijstellingsverzoeken en daar waar sprake is van een discretionaire bevoegdheid, dient in rechte terughoudend te worden getoetst en daarmee verhoudt zich niet het openbaar maken van haar besluitvorming betreffende vrijstellingsverzoeken. Verder is het algemeen belang niet gediend bij het uithollen van het draagvlak voor bedrijfstakpensioenfondsregelingen.
zou kunnen leidentot onevenredige bevoordeling of benadeling is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en onvoldoende om de weigeringsgrond te kunnen dragen. Ook ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder niet kunnen aangegeven om welke passages in de beschikkingen het gaat. Ook de rechtbank is niet van dergelijke passages gebleken.
Beslissing
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 2.100,-.