In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een belastingzaak. Het verzoeker heeft op 4 augustus 2020 mondeling verzocht om wraking van mr. F. Kleefmann, de rechter in de hoofdzaak. De verzoeker heeft zijn wrakingsgronden schriftelijk toegelicht en stelde dat de rechter niet onpartijdig kon zijn vanwege bedreigingen gerelateerd aan terrorisme en zijn verleden als advocaat in jeugdzaken. De rechter heeft echter aangegeven dat hij geen aanleiding heeft gezien om de zaak aan te houden of te verwijzen naar een meervoudige kamer, en dat de door hem genomen beslissingen geen aanleiding geven tot vrees voor partijdigheid.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De stellingen van de verzoeker over de relatie tussen de rechter en vermeende misdaden door ambtenaren zijn niet onderbouwd en de wrakingskamer heeft geen bewijs gevonden dat de rechter betrokken zou zijn bij enige partijdigheid. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen, gezien het misbruik van het rechtsmiddel.
De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, en er is geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.