ECLI:NL:RBNHO:2020:11801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/15/306034 / HA RK 20/143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig indienen

In deze zaak heeft verzoekster op 3 augustus 2020 ter zitting een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B. van Waderveen, de rechter in de bij de Rechtbank Noord-Holland aanhangige hoofdzaken. Verzoekster stelt dat de rechter niet onpartijdig kan oordelen, omdat hij zich in het verleden op een bepaalde manier heeft uitgelaten over een andere zaak waarin verzoekster betrokken was. De rechter heeft echter verklaard dat hij geen herinneringen heeft aan de door verzoekster genoemde opmerking of handgebaar en dat hij geacht wordt onpartijdig te zijn.

De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is ingediend. Volgens artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij verzoekster bekend zijn geworden. De wrakingskamer oordeelt dat verzoekster niet tijdig heeft gehandeld, omdat zij pas tijdens de zitting op 3 augustus 2020 het verzoek heeft ingediend, terwijl de naam van de rechter al eerder bekend was.

De wrakingskamer verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, omdat niet is voldaan aan het wettelijk voorschrift. Daarnaast merkt de wrakingskamer op dat het verzoek inhoudelijk ook niet kan slagen, omdat de gronden voor de wraking onvoldoende zijn onderbouwd. De stelling dat de rechter in een andere zaak een opmerking heeft gemaakt, is niet voldoende om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. De beslissing is gegeven door de wrakingskamer op 17 augustus 2020, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/306034 HA RK 20/143
Beslissing van 17 augustus 2020
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,gevestigd te Middenbeemster, verzoekster,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. B. van Waderveenhierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1 .1 Verzoekster heeft op 3 augustus 2020 ter zitting de wraking verzocht van de rechter
in de bij deze rechtbank, team Belastingrecht, locatie Haarlem aanhangige zaken met als
zaaknummers HAA 19/24 14 en 1{AA 19/2415, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek
gereageerd.
1 .3 Het verzoek is vervolgens behandeld op de zitting van de wrakingskamer van
17 augustus 2020. Verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaken zijn in de
gelegenheid gesteld te worden gehoord.
1.4
Namens verzoekster is verschenen haar bestuurder [naam] . Voorts is
verschenen de rechter. De wederpartij in de hoofdzaken heeft van de geboden gelegenheid
te worden gehoord, met bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker/ster

2.1
Verzoekster stelt dat de rechter in de hoofdzaken niet onpartijdig kan oordelen omdat de rechter zich in het verleden op een bepaalde manierjegens [naam] heeft uitgelaten. [naam] heeft verklaard dat hij op 17juli 2019 een zitting heeft
bijgewoond in de zaak met zaaknummer H.AA 17/5366. De rechter maakte toen deel uit van
de meervoudige kamer. Aan het einde van de zitting op 17juli 2019 heeft de rechter -
volgens [naam] - een opmerking en een handgebaar gemaakt. Gelet hierop is
er volgens verzoekster sprake van subjectieve partijdigheid en kan de rechter niet
onpartijdig oordelen in de hoofdzaken.
2.2
De rechter heeft verklaard dat hij geen enkele valide reden ziet voor de wraking.De rechter stelt dat hij uit hoofde van zijn aanstelling geacht wordt onpartijdig te zijn. Voorts heeft de rechter verklaard dat hij geen herinneringen heeft aan een door hem gemaakte
opmerking of handgebaar aan het einde van de zitting van 17juli 2019 als door verzoekster
bedoeld.

3.De beoordeling

3.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan.
3.2
De wetgever heeft via het middel van wraking de partijen in de door de rechter te
behandelen zaak de mogelijkheid gegeven de rechter te wraken en daarmee de behandeling
van de zaak door die rechter te stuiten, wanneer sprake is van feiten of omstandigheden
waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel
8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient het wrakingsverzoek te worden
gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij de
verzoekster bekend zijn geworden.
3.3
Verzoekster heeft als gronden voor de wraking aangevoerd hetgeen hiervoor onder
2.1
is weergegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer had het op de weg gelegen van
verzoekster om direct na ontvangst van de uitnodiging voor de zitting van 3 augustus 2020,
door de rechtbank aan verzoekster verzonden op 8juli 2020, de wraking van de rechter te
verzoeken. Op de uitnodiging was immers de naam van de rechter als behandelend rechter
vermeld. Dit was dezelfde naam die onder de uitspraak in de zaak [-IAA 17/5366 vermeld
stond. In plaats daarvan heeft verzoekster ervoor gekozen om de zitting op 3 augustus 2020
af te wachten en pas tijdens de zitting een wrakingsverzoek in te dienen.
3.4
De wrakingskamer is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet is voldaan aan
het wettelijk voorschrift van artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat
het wrakingsverzoek wordt ingediend zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking
ten grondslag liggen bij verzoekster bekend zijn geworden. Dat [naam] eerst
wilde vaststellen dat de rechter ter zitting daadwerkelijk mr. B. van Walderveen was en dat
hij hem in persoon wilde wraken, maakt het oordeel van de wrakingskamer niet anders. Dit
weegt niet op tegen het belang van het onmiddellijk indienen van het wrakingsverzoek en
het snel in gang zetten van de wrakingsprocedure, zodat de hoofdzaken zo min mogelijk
door deze procedure worden opgehouden.
3.5
Gelet hierop zal het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.6
Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat het wrakingsverzoek inhoudelijk
evenmin kan slagen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het wrakingsverzoek
onvoldoende onderbouwd. De stelling dat de rechter tijdens een eerdere zitting in een andere
zaak met een andere eiseres, Stichting [naam] , een opmerking en
een gebaar richting de heer [naam] zou hebben gemaakt is onvoldoende om te
concluderen dat de rechter vooringenomen is jegens verzoekster in de hoofdzaken. Dit alles
bezien tegen de achtergrond dat een rechter op basis van zijn aanstelling geacht wordt
onpartijdig te zijn.

4.Beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van de rechter;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de
hoofdzaken een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te
zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt Voortgezet in de stand waarin het zich
bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en
mr. Th.S. Röell en mr. R.H.M. Bruin, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid
van mr. B. Bruijnzeel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2020.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.