ECLI:NL:RBNHO:2020:11763
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning in Heemskerk, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde van € 573.000 per 1 januari 2018. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 508.000, later verhoogd naar € 550.000, onder verwijzing naar factoren zoals achterstallig onderhoud, uitstraling, gedateerde voorzieningen en de ligging van de woning.
De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde en overhandigde een taxatierapport dat de waarde van de woning onderbouwde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank concludeerde dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren gebruikt, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser en dat er rekening was gehouden met de verschillen in kwaliteit, staat van onderhoud en ligging.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 573.000 in stand bleef. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Schaafsma, griffier.