ECLI:NL:RBNHO:2020:11762
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van een hoekwoning in Heemskerk, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde van € 283.000, welke was gebaseerd op een taxatierapport. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 262.000, onderbouwd met argumenten over de onderhoudstoestand van vergelijkingsobjecten en de waardering van voorzieningen in zijn woning.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank oordeelde dat de referentiewoningen, die door de heffingsambtenaar waren gebruikt voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de taxateur rekening had gehouden met de verschillen in kwaliteit, staat van onderhoud en doelmatigheid van de woningen. Eiser's argumenten over de lagere waardering van zijn woning werden niet onderbouwd en de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Schaafsma, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.