ECLI:NL:RBNHO:2020:11716

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
C/15/292603 / HA ZA 19-541 (tvs)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de waarde van onroerend goed in erfrechtelijke verdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een erfrechtelijke kwestie waarbij de verdeling van de nalatenschap van de overleden erflaatster centraal staat. De eiser, die samen met de gedaagden erfgenaam is, vordert dat de rechtbank de gedaagden veroordeelt tot medewerking aan de verdeling van de nalatenschap, inclusief de benoeming van een notaris. De gedaagden hebben hiertegen verweer gevoerd en in reconventie vorderingen ingesteld die onder andere betrekking hebben op de taxatie van de onroerende goederen die tot de nalatenschap behoren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de langhuisboerderij en het bijbehorende zomerhuis onverdeeld zijn gebleven en dat er geen overeenstemming is bereikt over de verdeling. De rechtbank heeft besloten om een deskundige te benoemen voor de waardering van de onroerende goederen, waarbij de deskundige ook de bestaande huurverhoudingen in acht moet nemen. De kosten van de deskundige zijn vastgesteld op € 3.478,50, welke kosten gelijkelijk over partijen worden verdeeld.

De rechtbank heeft de deskundige opgedragen om binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport in te dienen, waarin de waardering van de onroerende goederen wordt weergegeven. De partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en om de nodige informatie te verstrekken. De beslissing over het voorschot is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden tot na ontvangst van het deskundigenrapport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/292603 / HA ZA 19-541
Vonnis van 26 augustus 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.C. Leenhouts te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. D.W.J. Leijs te Hilversum.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden. Gedaagde in conventie sub 2 wordt hierna afzonderlijk aangeduid als [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 13 november 2019;
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 27 november 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 12 maart 2020 gehouden comparitie en de daarin genoemde proceshandelingen en processtukken;
  • de brief van 23 maart 2020 van de zijde van [gedaagden] in reactie op het proces-verbaal;
  • de akte uitlaten benoeming deskundige(n) van de zijde van [eiser] ;
  • de akte benoeming deskundige(n) van de zijde van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [sterfdatum] 2014 is te [woonplaats 1] overleden mevrouw [erflaatster] (hierna aangeduid als erflaatster).
2.2.
[eiser] en [gedaagden] zijn de kinderen van erflaatster en ieder voor een gelijk (1/4) aandeel erfgenaam in haar nalatenschap.
2.3.
Tot de nalatenschap behoort het navolgende onroerend goed:
- een zogenaamde langhuisboerderij, gesplitst in een aantal woningen plaatselijk bekend als [adres] met werkplaats ( kadastraal bekend als gemeente [woonplaats 1] , sectie C nummer 3745) en het bijbehorende zomerhuis (kadastraal bekend als gemeente [woonplaats 1] , sectie C nummer 6825) (hierna tezamen aangeduid als langhuisboerderij c.a.)
- het woonhuis met opstallen en verder aanbehoren gelegen aan de [adres] .
2.4.
De ligging van de onder 2.3 genoemde percelen en de daarop aanwezige bebouwing ten opzichte van elkaar, volgt uit onderstaande kadastrale kaart (ontleend aan productie 4 bij dagvaarding):
2.5.
Het pand aan de [adres] ( kadastraal bekend als gemeente [woonplaats 1] , sectie C nummer 6824) is in 2015 door partijen overgedragen aan een derde.
2.6.
De langhuisboerderij c.a. is tot op heden onverdeeld gebleven. [eiser] bewoont met zijn gezin de woning met [huisnummer] . De werkplaats is bij [eiser] bedrijfsmatig in gebruik. Zowel het zomerhuis als de nummers [huisnummer] zijn verhuurd aan derde partijen.
2.7.
Partijen hebben in het verleden het onder 2.6 genoemde onroerend goed meermaals laten taxeren met het oog op de toedeling van het geheel aan [eiser] . Partijen hebben op basis van de taxaties geen onderlinge overeenstemming bereikt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert -samengevat- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
Primair
[gedaagden] veroordeelt medewerking te verlenen aan de verdeling van de gemeenschap waarin de erven deelgenoot zijn, met benoeming van notaris mr. Bas Kreugel, met het recht van vervanging, ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden;
[gedaagde 2] veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis afschriften te verstrekken van de ervenrekening vanaf 1 januari 2017, en rekening en verantwoording af te leggen vanaf 1 januari 2017 althans vanaf een in goede justitie te bepalen moment, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
Bepaalt dat de nalatenschap van erflaatster verdeeld moet worden conform het onder punt 15 (en productie 15) van deze dagvaarding uitgewerkte verdelingsvoorstel;
Subsidiair
Op de voet van artikel 3:185 BW de wijze van verdeling vaststelt of zelf de verdeling vaststelt;
Primair en subsidiair
[gedaagden] veroordeelt in de (na)kosten van het geding vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert -samengevat en na wijziging van eis- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
PrimairA. de verdeling van de goederen van de nalatenschap vaststelt;
subsidiair
B. bepaalt dat partijen binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis ieder een makelaar aanwijzen, die op hun beurt gezamenlijk een derde makelaar aanwijzen die de opdracht krijgt de langhuisboerderij c.a. te taxeren, leeg en vrij van huur, en overigens met inachtneming van de uitgangspunten zoals neergelegd in het taxatierapport van taxateurs P. Van Schelven, mr. P.A.L. Vuister en J.F.P. Stuivenberg van 12 juli 2016;
C. voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat [eiser] binnen twee maanden na het uitbrengen van het onder B genoemde rapport heeft aangetoond dat hij financieel in staat is de langhuisboerderij c.a. voor de onder B bepaalde waarde te verwerven, de langhuisboerderij c.a. toedeelt aan [eiser] tegen de door de aangewezen makelaar bepaalde taxatieprijs en daarbij bepaalt dat de levering uiterlijk drie maanden nadat de aangewezen taxateur de taxatieprijs heeft afgegeven zal plaatsvinden voor een notaris Van Limburg Stirum, notaris te [vestigingsplaats] , en onder door deze te bepalen voorwaarden;
D. wanneer de onder C. genoemde voorwaarde niet wordt vervuld bepaalt dat de langhuisboerderij c.a. verkocht zal worden aan een derde en [eiser] gelast binnen drie maanden na het uitbrengen van het onder B genoemde rapport medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de langhuisboerderij c.a. in die zin dat hij de onder B aangewezen makelaar tezamen met [gedaagden] opdracht geeft de langhuisboerderij c.a. te verkopen, waarbij deze makelaar de vraagprijs bepaalt en de laatprijs wordt bepaald op de onder B. genoemde taxatie en vervolgens na de door voormelde makelaar te realiseren verkoop medewerking verleent aan de levering van de langhuisboerderij c.a. voor notaris Van Limburg Stirum te [vestigingsplaats] en te doen al hetgeen deze notaris geraden acht te doen ter zake van de levering van de onroerende zaak;
E. bepaalt dat [eiser] mee zal werken aan alle door de makelaar gewenste medewerking in verband met bezichtiging door derden van de langhuisboerderij c.a. en uiterlijk veertien dagen voor de levering aan een derde het door hem in gebruik zijnde gedeelte nr. [huisnummer] en de werkplaats zal ontruimen en ontruimd houden;
F. bepaalt dat de netto opbrengst van de verkoop en levering wordt gestort op de ervenrekening en dat [eiser] tezamen met [gedaagden] binnen veertien dagen nadat de koopsom is gestort op de ervenrekening notaris Van Limburg Stirum opdracht zullen geven een akte van verdeling te verlijden waarbij met inachtneming van het te wijzen vonnis alle tot de nalatenschap behorende goederen en schulden in de verdeling worden betrokken, en [eiser] gelast te doen al hetgeen deze notaris geraden acht te doen ter zake van deze akte van verdeling;
G. [eiser] verplicht uiterlijk op de datum van het verlijden van de onder F. vermelde akte de foto’s en andere zaken die hij onder zicht heeft en die betrekking hebben het familieleven af te geven aan [gedaagden] , onder de verplichting voor [gedaagden] [eiser] in de gelegenheid te stellen hiervan kopieën te vervaardigen.
H. [eiser] gelast zijn medewerking te geven aan inmeting door [bedrijf] , gevestigd te [vestigingsplaats] , teneinde conform de NEN2580 in te meten de langhuisboerderij, alsmede het zomerhuis en de werkplaats en de rapportage te zenden naar [eiser] en [gedaagde 2] , waarvan de laatste als gevolmachtigde optreedt voor [gedaagde 1] en [gedaagde 3] en daarbij bepaalt dat de kosten voor de inmeting ten laste worden gebracht van de nalatenschap;
I. een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 150,-- per dag voor iedere dag dat [eiser] na betekening van het vonnis weigert aan de uitvoering van het onder B, D, E, F, G en H genoemde mee te werken;
J. [eiser] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk in de beoordeling betrokken worden.
4.2.
waardering en inmeting langhuisboerderij c.a.
Gegeven de vorderingen die over en weer (deels) gericht zijn op verdeling/toedeling van de langhuisboerderij c.a. en de sterk uiteenlopende betrokken stellingen over de in de verdeling te betrekken waarde daarvan, heeft de rechtbank met partijen ter zitting besproken dat zij wat de waarde en de inmeting behoefte heeft aan deskundige voorlichting.
4.3.
De rechtbank heeft de zaak ter comparitie met instemming van partijen verwezen naar de rol voor het nemen van een akte aan beider zijde, uitsluitend met als doel een -bij voorkeur gezamenlijk- voorstel voor een te benoemen deskundige voor de waardering van langhuisboerderij c.a. Beide partijen hebben een akte genomen, waarbij de rechtbank constateert dat partijen eensgezind zijn over de persoon van de door hen voorgestane driemanstaxatie. De rechtbank zal in zoverre partijen volgen en daarom de onder de beslissing vermelde deskundigen (hierna verder in enkelvoud aangeduid) benoemen en de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op het in de beslissing vermelde bedrag.
4.4.
De deskundige heeft de griffier schriftelijk medegedeeld zijn benoeming te aanvaarden en over specifieke technische kennis te beschikken op het in geschil zijnde vakgebied. Deskundige heeft daarbij aangegeven dat hij voor de inmeting gebruik zal maken van de expertise van [bedrijf] , gevestigd te [vestigingsplaats] .
4.5.
vraagstelling
Wat betreft de aan de deskundige voor te leggen vraagstelling ziet de rechtbank in aansluiting op het gevoerde partijdebat de vraagstelling vast te stellen op de wijze als hierna nader in het dictum verwoord. Zonder enige nadere toelichting van de zijde van [gedaagden] , ziet de rechtbank geen aanleiding om de bestaande huurverhoudingen met betrekking tot afzonderlijke onderdelen van langhuisboerderij c.a. in het kader van de waardering buiten beschouwing te laten. Dit geldt eens te meer nu eventuele verkoop van (onderdelen) langhuisboerderij c.a. in beginsel geen gevolgen heeft voor bestaande huurovereenkomsten.
4.6.
voorschot
De deskundige heeft zijn kosten als volgt begroot:
  • Kosten taxateurs € 2.250,00
  • Kosten inmeting [bedrijf] € 600,00
Subtotaal € 2.850,00
  • BTW 21% € 598,50
  • Leges€ 30,00 +
Totaal € 3.478,50
De rechtbank zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op voornoemd totaalbedrag van € 3.478,50.
4.7.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder de helft van dit voorschot moeten betalen.
4.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
op welk bedrag waardeert u -met inachtneming van de vigerende huurovereenkomsten- per datum van de taxatie de waarde in het economisch verkeer van de langhuisboerderij, plaatselijk bekend als [adres] met werkplaats ( kadastraal bekend als gemeente [woonplaats 1] , sectie C nummer 3745) en het bijbehorende zomerhuis ( kadastraal bekend als gemeente [woonplaats 1] , sectie C nummer 6825) (hierna tezamen aangeduid als langhuisboerderij c.a.;
Kunt u daarbij aangeven welke waarde aan het geheel kan worden toegekend en welke waarde aan de afzonderlijke wooneenheden, het zomerhuis en de werkplaats?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
5.2.
benoemt tot deskundige:
P.A.L. Vuister,
J.F.P. Stuivenberg
P. van Schelven;
taxateurs,
p/a Vuister Makelaardij
Lindelaan 101
1231 CK LOOSDRECHT
info@vuister.com
035-5824281
het voorschot
5.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.478,50,
5.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
7 april 2021,
5.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen op een termijn van vier weken, waarbij voor [eiser] geldt dat hij tevens kenbaar dient te maken of en zo ja onder welke voorwaarden hij bereid is (een deel van) de langhuisboerderij c.a. toebedeeld te krijgen,
5.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
5.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: AvA