ECLI:NL:RBNHO:2020:11713

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
8484685 CV EXPL 20-3687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bemiddelingsvergoeding en onrechtmatige daad in arbeidsbemiddeling

In deze zaak heeft de besloten vennootschap LMH Engineering Recruitment Netherlands B.V. (hierna: LMH) een vordering ingesteld tegen Spraybest Europe B.V. (hierna: Spraybest) wegens het niet betalen van een bemiddelingsvergoeding. LMH stelt dat er een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen op basis van artikel 7:425 van het Burgerlijk Wetboek, omdat Spraybest een kandidaat heeft aangenomen die door LMH was voorgesteld. De vordering is ingesteld na een e-mailwisseling tussen de partijen waarin LMH een kandidaat voorstelde en Spraybest interesse toonde, maar niet akkoord ging met de voorgestelde vergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat Spraybest het aanbod van LMH niet heeft aanvaard. De rechter oordeelt dat de communicatie tussen partijen niet voldoende was om te concluderen dat er een overeenkomst was. Spraybest heeft duidelijk gemaakt dat zij niet akkoord ging met de voorwaarden van LMH en heeft uiteindelijk de kandidaat rechtstreeks benaderd.

Daarnaast heeft LMH ook een vordering ingesteld op basis van onrechtmatige daad, omdat Spraybest de kandidaat in dienst heeft genomen zonder een vergoeding aan LMH te betalen. De kantonrechter heeft deze vordering eveneens afgewezen, omdat LMH ongevraagd het cv van de kandidaat had toegestuurd en Spraybest niet verplicht was om met LMH in zee te gaan. De rechter concludeert dat LMH geen recht heeft op de gevorderde bedragen en wijst de vordering af, waarbij de proceskosten voor rekening van LMH komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8484685 \ CV EXPL 20-3687
Uitspraakdatum: 16 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LMH Engineering Recruitment Netherlands B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: LMH
gemachtigde: mr. L. Westhoff
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Spraybest Europe B.V.
gevestigd te Zwanenburg
gedaagde
verder te noemen: Spraybest
gemachtigde: mr. M. Schildwacht

1.Het procesverloop

1.1.
LMH heeft bij dagvaarding van 21 april 2020 een vordering tegen Spraybest ingesteld. Spraybest heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 5 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Spraybest heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
LMH houdt zich bezig met (arbeids)bemiddeling en werving en selectie van personeel voor de engineering markt.
2.2.
Op 23 januari 2018 heeft LMH aan Spraybest een e-mail gestuurd (aan het e-mailadres [e-mailadres]) waarin zij aangeeft over een mogelijke interessante kandidaat te beschikken. In de e-mail heeft LMH het (geanonimiseerde) cv bijgesloten van “[voornaam]”. De inhoud van de e-mail luidt als volgt:

Geachte heer/mevrouw,
Momenteel ben ik actief op zoek naar bedrijven die wellicht open zouden staan voor een ambitieuze inkoper met een technisch achtergrond. Deze kandidaat is verantwoordelijk geweest voor het inkopen van handelsgoederen, halffabricaten en diensten.
Ik zal zijn CV toevoegen aan deze mail. Ik hoor graag of u deze kandidaat zou willen uitnodigen voor een vrijblijvend kennismakingsgesprek. (…)
2.3.
Naar aanleiding van deze e-mail is er telefonisch contact geweest tussen LMH en Spraybest.
2.4.
Bij e-mail van 24 januari 2018 heeft Spraybest als volgt gereageerd:

Ik ben zeker geïnteresseerd om met [voornaam] kennis te maken maar heb veel moeite met jullie fee van 13.000 euro en de “aflopende” no cure no pay. Een eerste maand met 100% no cure no pay, na 2 maanden 50% en na 3 maanden 25% lijkt mij realistischer. Vooral natuurlijk omdat voor ons ook het doel is om een geschikte kandidaat te krijgen waar we nog jaren plezier van hopen te hebben, we willen graag een fee betalen voor de juiste kandidaat. Daarnaast is de fee van 13.000 euro ruim 4x het maandsalaris, 3x maandsalaris lijkt me meer gepast.
Als het [voornaam] past kunnen we aanstaande maandag of dinsdag een kennismakingsgesprek plannen. En als het wederzijds bevalt zullen we snel tot zaken komen en zou hij al per 1 maart aan de slag kunnen.
Ik ben straks na 14:00 uur weer telefonisch bereikbaar.
2.5.
Bij e-mail van 24 januari 2018 om 18:05 uur heeft LMH het voorstel van Spraybest afgewezen, en een tegenvoorstel gedaan.
2.6.
Bij e-mail van 25 januari 2018 om 9:31 uur heeft Spraybest het voorstel van LMH op haar beurt afgewezen, en een laatste voorstel gedaan.
2.7.
Later op de dag heeft Spraybest de volgende e-mail verstuurd aan LMH:

Ik heb er nog even over nagedacht en wil je de moeite besparen om verdere afspraken te maken. Ik vind jullie tarief en de zogenaamde NCNP buiten proporties en ga daar niet in mee.
2.8.
De desbetreffende kandidaat is kort nadien (rechtstreeks) bij Spraybest in dienst getreden.

3.De vordering

3.1.
LMH vordert veroordeling van Spraybest tot betaling van:
primair (nakoming)
I. € 16.335,- aan loon, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
II. € 938,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
III. de proceskosten en de nakosten, vermeerderd de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis;
subsidiair (gebruikelijk/redelijk loon)
I. € 13.763,75 aan gebruikelijk loon dan wel redelijk loon, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
II. € 912,64 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd de wettelijke handelsrente;
III. de proceskosten en de nakosten, vermeerderd de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis;
meer subsidiair (schadevergoeding)
I. € 13.500,- aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
II. de proceskosten en de nakosten, vermeerderd de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis.
3.2.
LMH legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen ex artikel 7:425 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is sprake van aanbod en aanvaarding. Spraybest heeft positief gereageerd op het aanbod van LMH om behulpzaam te zijn bij het vinden van kandidaten voor de vacatures bij Spraybest. Zowel het loon als de coulanceregeling zijn geen essentialia van de overeenkomst. Er is uitvoering gegeven aan de overeenkomst. De voorgestelde kandidaat is bij Spraybest in dienst getreden. LMH vordert (primair) betaling van € 13.500,-, zijnde het standaard minimumloon dat LMH hanteert. Indien wordt geoordeeld dat geen overeenstemming is bereikt over het loon, dan is Spraybest het gebruikelijke of het redelijke loon verschuldigd ingevolge artikel 7:405 lid 2 BW. Een percentage van 25% van het bruto loon is zeer gebruikelijk in de branche. LMH gaat uit van een maandsalaris van € 3.500,- bruto. Indien geen sprake is van een bemiddelingsovereenkomst op grond waarvan LMH recht heeft op loon, dan maakt LMH aanspraak op schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad dan wel op grond van de redelijkheid en billijkheid.

4.Het verweer

4.1.
Spraybest betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat geen sprake is van een bemiddelingsovereenkomst. Er heeft geen aanbod en aanvaarding plaatsgevonden. Het aanbod van LMH is te onbepaald. LMH heeft ongevraagd en op eigen initiatief een algemeen e-mailbericht gestuurd naar Spraybest. De gegevens van de kandidaat waren gemakkelijk vindbaar. Het meegestuurde cv was niet goed geanonimiseerd. De ex-werkgever van de kandidaat is een bekende van Spraybest. Spraybest heeft de kandidaat niet zelf benaderd, dat heeft de leidinggevende van de kandidaat gedaan in verband met een op handen zijnde verhuizing van het bedrijf. De algemene voorwaarden van LMH zijn niet ter hand gesteld, laat staan toepasselijk. LMH heeft nooit een factuur gezonden. Partijen hebben nooit eerder zaken met elkaar gedaan. Er is geen sprake van een onrechtmatige daad. Het beroep op de redelijkheid en billijkheid kan evenmin slagen.

5.De beoordeling

Totstandkoming bemiddelingsovereenkomst?
5.1.
LMH stelt dat er tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen door aanbod en aanvaarding, op grond waarvan Spraybest een wervingsfee verschuldigd is geworden, nu als gevolg van de bemiddeling door LMH tussen Spraybest en de door LMH aangedragen kandidaat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Spraybest betwist dat er sprake was van een voldoende concreet bepaald aanbod, laat staan dat zij enig aanbod tot het aangaan van een bemiddelingsovereenkomst zou hebben aanvaard. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.2.
De vraag of tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW e.v.) en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (artikel 3:33 BW e.v.). Indien er vanuit wordt gegaan dat LMH een (voldoende bepaalbaar) aanbod heeft gedaan voor het aangaan van een bemiddelingsovereenkomst, moet beoordeeld worden of Spraybest dit voorstel heeft aanvaard. Uit de stukken en hetgeen partijen over en weer hebben gesteld blijkt dat LMH Spraybest bij e-mail van 23 januari 2018 ongevraagd heeft benaderd, ongevraagd een geanonimiseerd cv van een kandidaat heeft toegezonden, met de vraag of Spraybest geïnteresseerd was in een vrijblijvend kennismakingsgesprek met deze kandidaat. Naar aanleiding van deze e-mail is er telefonisch en per e-mail contact geweest tussen partijen, waarbij Spraybest heeft aangegeven interesse te hebben in een dergelijk gesprek maar dat zij niet akkoord was met het voorstel ten aanzien van de hoogte van het loon en de coulance-regeling. Daargelaten dat zowel het loon als de coulance-regeling essentialia zijn van de overeenkomst, heeft Spraybest vervolgens bij e-mail van 25 januari 2018, slechts 2 dagen na de eerste e-mail van LMH, in heldere bewoordingen laten weten dat zij geen gebruik wenste te maken van de diensten van LMH. Gelet op deze gang van zaken is geen sprake geweest van een aanvaarding door Spraybest. Dat de kandidaat uiteindelijk via een andere route bij Spraybest in dienst is getreden, betekent nog niet dat tussen LMH en Spraybest (met terugwerkende kracht) een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Daarmee kan niet alsnog een aanvaarding door Spraybest van het aanbod tot bemiddeling worden geconstrueerd. Evenmin kan uit het feit dat Spraybest in het minnelijke traject heeft aangeboden een vergoeding te betalen, worden afgeleid dat sprake is van een aanvaarding door Spraybest.
5.3.
Nu geen bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, kan LMH ook geen aanspraak maken op de vergoeding van (een redelijk/gebruikelijk) loon. De primaire en subsidiaire vorderingen zijn dan ook niet toewijsbaar.
Onrechtmatige daad of strijd met redelijkheid en billijkheid?
5.4.
Voorts heeft LMH gesteld dat Spraybest onrechtmatig of in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door de voorgestelde kandidaat alsnog in dienst te nemen. Deze grondslagen kunnen de vordering evenmin dragen. LMH heeft Spraybest immers eigener beweging het cv van “[voornaam]” toegestuurd en een voorstel tot een vrijblijvend kennismakingsgesprek gedaan. Kort na dit aanbod heeft Spraybest te kennen gegeven dat zij niet in zee wenste te gaan met LMH. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft LMH door de open benadering feitelijk twee mogelijkheden gecreëerd: het werven van een kandidaat via bemiddeling door LMH of een werving zonder tussenkomst van LMH. Uit niets volgt dat Spraybest de kandidaat niet rechtstreeks had mogen benaderen; in de e-mail van 23 januari 2018 staat bijvoorbeeld niet dat het exclusieve informatie betreft. Door haar werkwijze heeft LMH voor Spraybest ongevraagd een ‘in de schoot geworpen mogelijkheid’ gecreëerd. Spraybest had zelfs meteen na de e-mail van 23 januari 2018 de voorgestelde kandidaat zonder enige tussenkomst van LMH kunnen benaderen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Spraybest heeft eerst nog geprobeerd om met LMH tot overeenstemming te komen, maar daaraan doet niet af dat zij bevoegd bleef tot rechtstreekse benadering van de kandidaat. Dit betekent dat ook de meer subsidiaire vordering wordt afgewezen.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van LMH zal afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van LMH, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt LMH tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Spraybest worden vastgesteld op een bedrag van € 720,00 aan salaris van de gemachtigde van Spraybest.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter