[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de opzegging is vernietigd, voor zover Heat van oordeel is dat zij de arbeidsovereenkomst tussen partijen bij brief d.d. 22 januari 2020 heeft opgezegd;
II. voor recht verklaart dat tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
III. Heat veroordeelt om met ingang van 1 januari 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd aan [eiseres] te betalen een salaris ad €1.740,66 bruto per maand te vermeerderen met emolumenten en vakantietoeslag;
IV. Heat veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris;
V. Heat veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW onder de onder IV en V verschuldigde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. Heat veroordeelt in de kosten en de nakosten van dit geding. [eiseres] verzoekt de kantonrechter de nakosten te begroten op het gebruikelijke liquidatietarief.
Ten aanzien van PDX3.2. [eiseres] vordert, na eisvermeerdering, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eiseres] met ingang van 1 januari 2020 van rechtswege in dienst is getreden bij PDX;
II. PDX veroordeelt om over de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 april 2020 te betalen een bedrag gelijk aan 95% van het loon ad €1.740,66 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag zijnde ten minste een bedrag ad €1.522,95 netto per maand;
III. PDX veroordeelt vanaf 1 mei 2020 te veroordelen tot betaling van het netto equivalent (zijnde ten minste een bedrag ad €1.522,95 netto) van het bruto loon ad €1.740,66 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag per maand tot het einde van de arbeidsovereenkomst en zolang [eiseres] arbeidsongeschikt is wegens ziekte te beperken tot maximaal 95% van €1.740,66 bruto per maand;
IV. PDX veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over al het salaris dat PDX in de periode van 1 januari 2020 tot en met augustus 2020 niet, niet tijdig en niet volledig aan [eiseres] heeft betaald;
V. PDX veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW onder de onder II en IV verschuldigde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. bepaalt dat PDX aan [eiseres] schriftelijke en deugdelijke bruto-netto specificaties dient te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub II, III, IV en V zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 250,- per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of gedeelte ervan dat PDX hier niet binnen tien dagen na betekening van de in deze zaak afgeven vonnis aan voldoet;
VII. PDX te veroordelen in de kosten en de nakosten van dit geding. [eiseres] verzoekt uw rechtbank de nakosten te begroten op het gebruikelijke liquidatietarief.