ECLI:NL:RBNHO:2020:11658

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
8438309 CV EXPL 20-3192
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loondoorbetaling en vaststelling arbeidsovereenkomst na overgang van onderneming in de contractcatering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de besloten vennootschappen Heat Amsterdam B.V. en PDX Services B.V. [eiseres] heeft een vordering ingesteld tegen beide gedaagden, waarbij zij stelt dat haar arbeidsovereenkomst met Heat is voortgezet door PDX als gevolg van een overgang van onderneming. De zaak betreft de toepassing van de cao voor de Contractcatering en de vraag of [eiseres] recht heeft op doorbetaling van haar loon na 1 januari 2020, de datum waarop PDX de cateringovereenkomst van Heat overnam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cao voor de Contractcatering van toepassing is en dat PDX verplicht was om de arbeidsovereenkomst van [eiseres] voort te zetten. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] recht heeft op loondoorbetaling vanaf 1 januari 2020 en dat PDX de wettelijke verhoging en rente over het achterstallige loon moet betalen. De vordering van [eiseres] is in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen. De proceskosten zijn voor rekening van PDX, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8438309 CV EXPL 20-3192
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigde: mr. L.N. Hermes
procederend krachtens toevoegingnummer 4OB0312
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidHeat Amsterdam B.V.

gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Overveen
verder te noemen: Heat
gemachtigde: mr. D.M.A. van Zijl
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PDX Services B.V.
gevestigd te Almere, kantoorhoudende te Amsterdam
verder te noemen: PDX
gemachtigde: mr. C.A. Fokker
gezamenlijk te noemen: gedaagden

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 20 maart 2020 een vordering en een voorwaardelijke vordering tegen Heat en PDX ingesteld. Heat en PDX hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 17 september 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Heat en PDX hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brieven van 6 april en 8 september 2020 stukken toegezonden. Bij brief van 4 september 2020 heeft [eiseres] een akte vermeerdering van eis met daarbij producties ingediend. PDX heeft bij brieven van 3, 7 en 11 september 2020 nadere producties overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Heat verzorgt receptie- en cateringdiensten ten behoeve van bedrijfsverzamelgebouwen in onder meer Amsterdam, waar zij in opdracht van het bedrijf Merin diensten levert voor de locaties [locatie 1] , [locatie 2] , [locatie 3] en [locatie 4] .
2.2.
[eiseres] , geboren op [in 1971] , is op 15 november 2016 in dienst getreden bij Heat. [eiseres] verrichtte haar werkzaamheden voornamelijk op de locatie [locatie 1] te Amsterdam (hierna: [locatie 1] ). Laatstelijk ontving zij een salaris van € 1.740,66 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten, op basis van een arbeidsovereenkomst voor 30 uur per week.
2.3.
Op 12 oktober 2017 hebben partijen een arbeidsovereenkomst ondertekend waarin – onder meer – is opgenomen dat (i) de cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing is, (ii) de cao inzake bijdragen sociaal fonds voor de horeca en de cao overgangsregeling vervroegd uittreden voor het horecabedrijf van toepassing zijn, en (iii) [eiseres] wordt aangenomen in de functie van medewerker receptie (op grond van het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca).
2.4.
In augustus 2019 werd bij Heat bekend dat Merin het cateringcontract en daarmee de exploitatie van de locaties [locatie 3] , [locatie 1] en [locatie 4] per 1 januari 2020 zou gunnen aan PDX. Heat heeft op 18 september 2019 de zogenaamde Veneca-lijst naar PDX gestuurd. Op die lijst staat [eiseres] vermeld.
2.5.
Begin november 2019 heeft PDX gesprekken gevoerd met de medewerkers die werkzaam waren op voornoemde locaties, waaronder [eiseres] , en de loonstroken en contracten van die medewerkers opgevraagd bij Heat.
2.6.
[eiseres] heeft zich op 10 november 2019 ziek gemeld bij Heat.
2.7.
Bij brief van 21 november 2019 heeft PDX aan [eiseres] geschreven – kort samengevat – dat PDX niet gehouden is om de arbeidsovereenkomst van [eiseres] voort te zetten, omdat geen sprake is van een overgang van onderneming. Verder wordt in de brief aangegeven dat PDX geen gebruik zal maken van de diensten van [eiseres] , dat haar werkzaamheden op de locatie [locatie 1] eindigen op 31 december 2019 en dat het dienst- verband van [eiseres] met Heat in stand blijft en Heat gehouden is het loon door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
2.8.
Bij brief van 22 januari 2020 heeft Heat aan [eiseres] geschreven dat op grond van wet- en regelgeving inzake overgang van cateringcontracten het op de betreffende locaties werkzame personeel automatisch over is gegaan naar PDX, zodat PDX per 1 januari 2020 van rechtswege de nieuwe werkgever is van [eiseres] .
2.9.
In artikel 1 van de Horeca-cao staat onder meer:
‘(…)
1.2
Werkgever(…) die een onderneming exploiteert waarin uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten worden verricht die tot het horecabedrijf behoren en die daarvoor een of meer werknemers in dienst heeft. Een onderneming wordt geacht in hoofdzaak activiteiten in het horecabedrijf te verrichten, indien de loonsom uit de horeca-activiteiten meer dan 50% van de totale loonsom uitmaakt.
1.3
HorecabedrijfDe onderneming waarin het hotel-, pension-, het restaurant-, het café-, het cafetaria-, het lunchroom- of het cateringbedrijf (daaronder niet begrepen het contractcateringbedrijf) wordt uitgeoefend. (…)
1.4
Werkingssfeer1. De cao is van toepassing op de werkgever als bedoeld in artikel 1.2 en zijn werknemers (…), ook als de onderneming het horecabedrijf als nevenactiviteit voert (maar geen contractcatering volgens die cao) (…)
2.10.
De cao voor de Contractcatering is aangegaan voor de duur van 1 april 2019 tot 1 april 2020. Deze cao is per 18 februari 2020 algemeen verbindend verklaard.
2.11.
Artikel 2 van de cao voor de Contractcatering luidt:

ARTIKEL 2: Werkingssfeer algemeen
1. Deze cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten tussen werkgevers (…) die zich bezighouden met het verrichten van contractcateringactiviteiten (in welke verschijningsvorm dan ook) en hun werknemers die in het kader van hun arbeidsovereenkomst betrokken zijn bij activiteiten van hun werkgever op het gebied van contractcatering.
2. Voor de contractcateringactiviteiten waarop deze cao van toepassing is, is karakteristiek het verlenen van restauratieve diensten ten behoeve van personen met wie de opdrachtgever een durende band heeft anders dan die strekkende tot dat verlenen, en die diensten worden verleend in directe relatie tot die band. (…)
2.12.
Artikel 10 van de cao voor de Contractcateringbranche luidt:

ARTIKEL 10: Contractswisseling
1. Ten behoeve van dit artikel wordt contractswisseling gedefinieerd als de situatie waarbij een opdrachtgever, ten gevolge van een (her)aanbesteding respectievelijk (her)gunning, een cateringovereenkomst aangaat met een andere contractcateraar (tevens werkgever in de zin van deze cao) dan de contractcateraar die het contract voorheen voor deze opdrachtgever uitvoerde. De contractcateraar/werkgever die het nieuwe contract verwerft wordt hierna aangeduid met “de nieuwe werkgever”; de contractcateraar/werkgever die het contract verliest wordt met “de oude werkgever” aangeduid.
2. Ten behoeve van dit artikel wordt “betrokken werknemer” gedefinieerd als de werknemer die als gevolg van een contractswisseling in de zin van het vorige lid zijn arbeidsplaats bij de oude werkgever verliest en die ten tijde van het verlies van de opdracht aan het betreffende contract was toegewezen. Onder betrokken werknemer wordt mede verstaan de werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten ten aanzien van bedoeld contract en minder dan twee jaar arbeidsongeschikt is op het moment van de contractswisseling (…).
3. De nieuwe werkgever is verplicht van alle betrokken werknemers de arbeidsovereenkomst voort te zetten en deze te behandelen als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW. Dit houdt in dat de arbeidsvoorwaarden ongewijzigd door de nieuwe werkgever zullen worden geëerbiedigd. (…)
2.13.
[eiseres] heeft vanaf 1 januari 2020 geen loon ontvangen.
2.14.
Bij voorlopige voorziening heeft deze rechtbank in haar vonnis van 26 maart 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:2443) bepaald of de Horeca-cao of de cao voor de Contractcatering van toepassing is en daarmee of sprake is van een overgang van onderneming. Hierin is geoordeeld dat Heat onder de werkingssfeer van de cao voor de Contractcatering valt.
2.15.
Bij vonnis in kort geding van 22 april 2020 heeft de rechtbank Amsterdam PDX veroordeeld – bij wijze van ordemaatregel – tot betaling aan [eiseres] van ondermeer: a) het netto loon over de maanden januari 2020 tot en met maart 2020 ad € 5.221,98 (netto),
b) de wettelijke verhoging over het bedrag onder a. beperkt tot 20% en c) de vakantietoeslag van 8% over het bedrag onder a., d) de wettelijke rente over de bedragen onder a. en c. vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der voldoening en e) het netto-equivalent van het brutoloon € 1.740,66 per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag vanaf 1 april 2020 tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
2.16.
Bij herstelvonnis van 18 mei 2020 heeft de rechtbank Amsterdam de uitspraak gewijzigd naar: a) het netto-equivalent van 95% van € 5.221,98 bruto, zijnde het totale bruto loon over de maanden januari tot en met maart 2020 en e) het netto-equivalent van het brutoloon € 1.740,66 per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag vanaf 1 april 2020 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, zolang [eiseres] arbeidsongeschikt is wegens ziekte te beperken tot maximaal 95% van dat bedrag per maand.

3.De vordering

Ten aanzien van Heat
3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de opzegging is vernietigd, voor zover Heat van oordeel is dat zij de arbeidsovereenkomst tussen partijen bij brief d.d. 22 januari 2020 heeft opgezegd;
II. voor recht verklaart dat tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
III. Heat veroordeelt om met ingang van 1 januari 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd aan [eiseres] te betalen een salaris ad €1.740,66 bruto per maand te vermeerderen met emolumenten en vakantietoeslag;
IV. Heat veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris;
V. Heat veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW onder de onder IV en V verschuldigde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. Heat veroordeelt in de kosten en de nakosten van dit geding. [eiseres] verzoekt de kantonrechter de nakosten te begroten op het gebruikelijke liquidatietarief.
Ten aanzien van PDX3.2. [eiseres] vordert, na eisvermeerdering, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eiseres] met ingang van 1 januari 2020 van rechtswege in dienst is getreden bij PDX;
II. PDX veroordeelt om over de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 april 2020 te betalen een bedrag gelijk aan 95% van het loon ad €1.740,66 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag zijnde ten minste een bedrag ad €1.522,95 netto per maand;
III. PDX veroordeelt vanaf 1 mei 2020 te veroordelen tot betaling van het netto equivalent (zijnde ten minste een bedrag ad €1.522,95 netto) van het bruto loon ad €1.740,66 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag per maand tot het einde van de arbeidsovereenkomst en zolang [eiseres] arbeidsongeschikt is wegens ziekte te beperken tot maximaal 95% van €1.740,66 bruto per maand;
IV. PDX veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over al het salaris dat PDX in de periode van 1 januari 2020 tot en met augustus 2020 niet, niet tijdig en niet volledig aan [eiseres] heeft betaald;
V. PDX veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW onder de onder II en IV verschuldigde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. bepaalt dat PDX aan [eiseres] schriftelijke en deugdelijke bruto-netto specificaties dient te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub II, III, IV en V zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 250,- per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of gedeelte ervan dat PDX hier niet binnen tien dagen na betekening van de in deze zaak afgeven vonnis aan voldoet;
VII. PDX te veroordelen in de kosten en de nakosten van dit geding. [eiseres] verzoekt uw rechtbank de nakosten te begroten op het gebruikelijke liquidatietarief.
3.3.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Heat sinds 1 januari 2020 geen loon aan haar heeft betaald. Het tussen Heat en PDX bestaande geschil over de vraag of al dan niet sprake is van een overgang van onderneming mag niet tot gevolg hebben dat [eiseres] geen loon ontvangt. [eiseres] heeft een arbeidsovereenkomst met Heat en zolang deze niet rechtsgeldig is beëindigd, heeft zij recht op loondoorbetaling. [eiseres] betwist nadrukkelijk dat zij met de door Heat overgelegde arbeidsovereenkomst van 12 juli 2018 akkoord is gegaan. Deze arbeidsovereenkomst is volgens [eiseres] per e-mail naar haar verstuurd, maar heeft zij nimmer ondertekend middels haar handtekening danwel paraaf.
3.4.
Voor zover de kantonrechter van oordeel zou zijn dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] vanaf 1 januari 2020 naar PDX is overgegaan, legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag dat PDX gehouden is om loon te betalen.

4.Het verweer

Het verweer van Heat
4.1.
Heat betwist de vordering en verzoekt de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.2.
Heat voert – samengevat – aan dat [eiseres] sinds 1 januari 2020 een arbeidsverhouding met PDX heeft, omdat als gevolg van de contractswissel een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden (artikel 10 van de cao Contractcatering). Heat kan niet worden aangesproken voor de verplichtingen die sinds 1 januari 2020 op PDX rusten.
Het verweer van PDX
4.3.
PDX betwist de vordering en verzoekt de kantonrechter [eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen, met voordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.4.
PDX voert – samengevat – aan dat geen sprake is van contractcatering en evenmin van een overgang van onderneming, zodat [eiseres] nog steeds in dienst is bij Heat. [eiseres] was in de hoofdzaak als receptiemedewerker in dienst en dus niet als cateringmedewerker. PDX heeft geen enkele receptiemedewerker van Heat overgenomen. Nadat PDX aan Heat heeft medegedeeld dat [eiseres] niet zou worden overgenomen, heeft Heat de functie van [eiseres] in haar arbeidsovereenkomst gewijzigd naar cateringmanager. Deze gewijzigde arbeidsovereenkomst is niet door [eiseres] ondertekend, zodat naar de eerdere arbeidsovereenkomst dient te worden gekeken waarin de Horeca-cao van toepassing is verklaard.

5.De beoordeling

5.1.
Vooropgesteld wordt dat [eiseres] recht heeft op doorbetaling van haar loon vanaf 1 januari 2020 tot het moment dat haar arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Tussen partijen is in geschil wie het loon moet betalen: Heat of PDX. Kern van het geschil is of sprake is van overgang van onderneming, waardoor [eiseres] van rechtswege in dienst is getreden bij PDX.
Arbeidsovereenkomst
5.2.
Alvorens tot de beoordeling van de kern van het geschil wordt overgegaan, dient te worden vastgesteld welke arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Heat van toepassing is.
5.3.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst die op 12 oktober 2017 door partijen is ondertekend, met als looptijd vanaf 15 november 2017 tot en met 14 oktober 2018, de van toepassing zijnde arbeidsovereenkomst betreft. De door Heat overgelegde arbeidsovereenkomst van 12 juli 2018 is volgens [eiseres] voor het eerst in concept bij e-mail van 7 november 2019 aan haar toegezonden. Alleen al omdat het concept op 7 november 2019 voor het eerst aan [eiseres] is toegezonden, is het onmogelijk dat zij deze overeenkomst op 12 juli 2018 zou hebben ondertekend. Daarbij betwist [eiseres] dat de handtekening en de paraaf onder deze arbeidsovereenkomst van haar afkomstig zijn. Heat stelt daarentegen dat partijen na de arbeidsovereenkomst van 12 oktober 2017 een gewijzigde overeenkomst zijn aangegaan. Ter zitting heeft zij verklaard dat de gewijzigde arbeidsvoorwaarden in de zomer van 2018 mondeling zijn overeengekomen en de opschriftstelling en ondertekening hiervan in het najaar van 2018 hebben plaatsgevonden. Heat erkent dat de datum van 12 juli 2018 onder de arbeidsovereenkomst onjuist is, maar meent dat [eiseres] wel tot accordering en daarmee ondertekening is overgegaan.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat de enkele stelling van [eiseres] dat zij de arbeidsovereenkomst niet ondertekend noch geparafeerd heeft, welke eerst ter zitting is gedaan, onvoldoende bewijskracht heeft om te kunnen oordelen dat niet van het bestaan van de getekende arbeidsovereenkomst dient te worden uitgegaan. Naast de vaststelling dat [eiseres] onvoldoende tegenbewijs heeft ingebracht om te kunnen aannemen dat haar handtekening danwel parafen valselijk op alle bladzijdes van de arbeidsovereenkomst door Heat zijn geplaatst, bestaat anderzijds een aantal indicaties die de totstandkoming van de nieuwe arbeidsovereenkomst, waarin de cao voor de Contractcatering van toepassing wordt verklaard, onderbouwen namelijk: i) Heat is met ingang van 1 januari 2018 aangesloten bij de sector Horeca catering in plaats van bij de sector Horeca algemeen, ii) de Horeca-cao is niet van toepassing als de onderneming contractcateringactiviteiten verricht en iii) uit de overgelegde loonstroken blijkt dat in de maand januari 2017 – anders dan in december 2016 - een ‘Werk deel Sociaal Fonds Contractcatering’ op het loon van [eiseres] werd ingehouden.
Contractwisseling?
5.5.
Beoordeeld dient te worden welke cao van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] : de Horeca-cao of de cao voor de Contractcatering. Dit omdat – zoals, naar de kantonrechter begrijpt, tussen partijen niet in geschil is – indien de cao voor de Contractcatering van toepassing is, vast staat dat PDX de arbeidsovereenkomst van [eiseres] op grond van artikel 10 van die cao sinds 1 januari 2020 moest voortzetten en behandelen als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW.
5.6.
De kantonrechter volgt het oordeel van de voorzieningenrechter in haar vonnis van 26 maart 2020 ten aanzien de vaststelling dat Heat onder de werkingssfeer van de cao voor de Contractcatering valt en daarmee gelet op de artikelen 1.3. en 1.4. van de Horeca-cao dus niet onder die van de Horeca-cao. Heat is immers een bedrijfs-cateringorganisatie die op diverse locaties de service rondom eten en drinken binnen verschillende bedrijven verzorgt. Onweersproken is gesteld dat Heat een cateringcontract met Merin had ten aanzien van de exploitatie van de locaties [locatie 3] , [locatie 4] en [locatie 1] . Daarnaast heeft Heat voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] in het kader van haar arbeidsovereenkomst betrokken was bij activiteiten van Heat op het gebied van het cateringscontract dat Heat met Merin had.
Zo verrichtte zij op de locatie [locatie 1] receptiewerkzaamheden, wees zij gasten de weg in het pand, schonk zij een kopje koffie voor hen in en hielp zij de kok bij het klaarzetten van de lunch voor de gasten. Naast de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden van [eiseres] is, zoals hiervoor is komen vast te staan, eveneens in de arbeidsovereenkomst de cao voor de Contractcatering van toepassing verklaard.
5.7.
De kantonrechter acht onvoldoende aannemelijk dat Heat in hoofdzaak activiteiten verricht die tot het horecabedrijf behoren, zoals artikel 1.2. van de Horeca-cao vereist, hetgeen ondermeer wordt onderbouwd door: i) de brief van 4 juli 2018 van Stichtingen ContractCatering dat Heat met ingang van 1 januari 2017 staat geregistreerd als contractcateringorganisatie en dat per die datum de daarbij behorende premies worden geheven en ii) de brief van 20 maart 2018 van de Belastingdienst dat positief is beslist op het verzoek tot herziening van de sectoraansluiting, zodat Heat met ingang van 1 januari 2018 is aangesloten bij de sector Horeca catering. Daarbij staat vast dat Merin op basis van een (her)gunning het cateringcontract per 1 januari 2020 aan PDX heeft overgedragen. Mede gelet op het in het voorgaande overwogene betekent dit dat op grond van artikel 10 van de cao voor de Contractcatering PDX de arbeidsovereenkomst van [eiseres] sinds 1 januari 2020 moest voortzetten en behandelen als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW.
5.8.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter voor recht verklaren dat [eiseres] met ingang van 1 januari 2020 van rechtswege in dienst is getreden bij PDX. Mitsdien gaan de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de overgang van onderneming voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Heat van rechtswege over op PDX (artikel 7:663 BW). PDX dient dan ook het loon vermeerderd met 8% vakantietoeslag van [eiseres] te voldoen vanaf 1 januari 2020 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze eindigt, met dien verstande dat [eiseres] ten tijde van ziekte recht heeft op het verschuldigde percentage op basis van de cao voor de Contractcatering. Dit alles verminderd met hetgeen PDX ingevolge het kort geding vonnis van 22 april 2020 van de rechtbank Amsterdam, zoals hersteld is bij vonnis van 18 mei 2020, reeds aan [eiseres] heeft betaald.
5.9.
De vordering van [eiseres] tot betaling van de wettelijke verhoging over het (inmiddels betaalde loon) over de maanden januari 2020 tot en met augustus 2020 zal worden toegewezen, omdat het loon niet binnen drie werkdagen na de door artikelen 7:623 en 7:624 lid 1 BW toegestane termijn is betaald. De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig uit te betalen om te voorkomen dat de werknemer in financiële problemen raakt. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging tot 20% te matigen. Eveneens zal de wettelijke rente over het te laat betaalde loon worden toegewezen.
5.10.
Tevens wordt de vordering voor het verschaffen van deugdelijke specificaties binnen veertien dagen na betekening van dit betreffende vonnis toegewezen. De kantonrechter ziet in dit stadium geen grond om een dwangsom op te leggen in het kader van de verstrekking van deugdelijke schriftelijke specificaties.
5.11.
De proceskosten, waaronder de nakosten, komen voor rekening van PDX, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Nu [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging, blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] met ingang van 1 januari 2020 van rechtswege in dienst is getreden bij PDX;
6.2.
veroordeelt PDX om aan [eiseres] te betalen het bruto maandsalaris van € 1.740,66 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag aan achterstallig loon over de maanden januari 2020 tot en met 30 april 2020, een en ander met inachtneming van het verschuldigde loonbetalingspercentage bij ziekte op basis van de cao voor de Contractcatering en verminderd met hetgeen PDX ingevolge voornoemd kort geding vonnis van de rechtbank Amsterdam heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt PDX om aan [eiseres] te betalen het bruto maandsalaris van € 1.740,66 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, een en ander met inachtneming van het verschuldigde loonbetalingspercentage bij ziekte op basis van de cao voor de Contractcatering, tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze eindigt;
6.4.
veroordeelt PDX om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de bij het loon over de maanden januari 2020 tot en met augustus 2020 behorende salarisspecificaties aan [eiseres] te verstrekken;
6.5.
veroordeelt PDX tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.6.
veroordeelt PDX tot betaling van € 100,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter