ECLI:NL:RBNHO:2020:11453

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
8602682 \ CV EXPL 20-5397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan erfafscheiding na storm

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser [eiser sub 1] c.s. een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde sub 1] c.s. wegens schade aan zijn erfafscheiding, die zou zijn veroorzaakt door een kunststofplaat die tijdens een zware storm op 18 januari 2018 van het afdak van de woning van gedaagde is gewaaid. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 1.244,23, bestaande uit € 1.093,86 aan hoofdsom en € 150,37 aan buitengerechtelijke kosten. Eiser stelde dat de kunststofplaat de oorzaak was van het omvallen van zijn erfafscheiding, en baseerde zijn vordering op artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal) en subsidiair op artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Gedaagde betwistte echter dat de kunststofplaat de schade had veroorzaakt en voerde aan dat de erfafscheiding van eiser al omgevallen was voordat de plaat van het afdak waaide.

Tijdens de zitting op 16 november 2020 werd het debat gevoerd over de vraag of de schade aan de erfafscheiding daadwerkelijk het gevolg was van de afgewaaide kunststofplaat. Eiser kon niet overtuigend aantonen dat de kunststofplaat de oorzaak was van de schade. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van eiser speculatief was en dat er onvoldoende bewijs was geleverd om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die werden vastgesteld op € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd eiser veroordeeld tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door gedaagde worden gemaakt. Het vonnis werd uitgesproken door mr. D.P. Ruitinga op 16 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8602682 \ CV EXPL 20-5397
Uitspraakdatum: 16 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser sub 1] c.s.
gemachtigde: M.U. Smis LL.M.
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. A.J.J. le Poole

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij dagvaarding van 16 juni 2020 een vordering tegen [gedaagde sub 1] c.s. ingesteld. [gedaagde sub 1] c.s. heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 16 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser sub 1] c.s. heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Ter zitting heeft [eiser sub 1] c.s. nog een productie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. zijn buren. De voortuinen van partijen zijn van elkaar gescheiden door een beukenhaag (aan de kant van [gedaagde sub 1] c.s.) en een constructie bestaande uit een aantal (hoge) plantenbakken met daarin houten palen, een metalen raamwerk en beplanting (aan de kant van [eiser sub 1] c.s.).
2.2.
Op 18 januari 2018 trok een zware storm over Nederland. Die dag is een kunststofplaat met een omvang van ca 100 bij 150 centimeter van het afdak aan de voorzijde van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. gewaaid. Ook is die dag een deel van de erfafscheiding van [eiser sub 1] c.s. omgevallen.
2.3.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft op enig moment de kunststofplaat weer teruggeplaatst op het afdak.

3.De vordering

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de kantonrechter [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot betaling van € 1.244,23 te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering bestaat uit € 1.093,86 aan hoofdsom en € 150,37 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de afgewaaide kunststofplaat van [gedaagde sub 1] c.s. ervoor heeft gezorgd dat zijn erfafscheiding (deels) is omgevallen. [eiser sub 1] c.s. stelt dat hij daardoor schade heeft geleden en dat [gedaagde sub 1] c.s. verplicht is deze schade te vergoeden, primair op grond van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (gebrekkige opstal), subsidiair op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). [eiser sub 1] c.s. heeft de kosten voor herstel van zijn voortuin begroot op € 1.093,86.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist (kort gezegd) dat sprake is van een gebrekkige opstal of onrechtmatig handelen. Hij voert aan dat de kunststofplaat deugdelijk was bevestigd met kit en voor de storm circa tien jaar had vastgezeten. Ook betwist [gedaagde sub 1] c.s. dat de gestelde schade veroorzaakt is door de kunststofplaat. De erfafscheiding van [gedaagde sub 1] c.s. betrof een hoog en niet-verankerd bouwwerk met een smalle basis. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. was de erfafscheiding van [eiser sub 1] c.s. al door de wind omgevallen voordat de plaat van afdak losraakte. Subsidiair betwist [gedaagde sub 1] c.s. (de hoogte van) de gestelde schade.

5.De beoordeling

5.1.
Mede gelet op het debat ter zitting spitst het geding zich toe op de vraag of de schade die [eiser sub 1] c.s. stelt te hebben geleden is veroorzaakt door de afgewaaide kunststofplaat van [gedaagde sub 1] c.s. Indien dit niet komt vast te staan, behoeft de vraag of de schade aan [gedaagde sub 1] c.s. kan worden toegerekend (als bezitter van een gebrekkige opstal of op grond van onrechtmatige daad) geen beantwoording meer.
5.2.
[eiser sub 1] c.s. is in de dagvaarding niet ingegaan aan de vraag op welke wijze de afgewaaide kunststofplaat de gestelde schade kan hebben veroorzaakt. Ter zitting heeft [eiser sub 1] c.s. verklaard dat het niet anders kan zijn dan dat de afgewaaide plaat de oorzaak van het omvallen van de erfafscheiding is geweest omdat deze afscheiding te goed was vast stond om ‘uit zichzelf’ om te vallen, ook bij de storm van 18 januari 2018. [eiser sub 1] c.s. heeft een scenario geschetst waarin de plaat eerst klem is komen te zitten tussen en half-boven de beukenhaag en de erfafscheiding, waarna de plaat als een soort zeil van een zeilboot wind is gaan vangen en daarmee de stormwind de kans heeft geboden zoveel druk op de erfafscheiding uit te oefenen dat deze uiteindelijk is omgevallen.
5.3.
Deze verklaring overtuigt evenwel niet en dient als niet meer dan speculatief te worden aangemerkt. Hoewel het geschetste scenario niet volledig kan worden uitgesloten, zijn er door [eiser sub 1] c.s. geen concrete feiten en omstandigheden gesteld (zoals hij wel had moeten doen, nu op hem de bewijslast rust) waaruit kan worden afgeleid dat de plaat daadwerkelijk voor extra druk op de erfafscheiding is gaan zorgen. Daarbij heeft [gedaagde sub 1] c.s. tot zijn verweer verklaard dat hij heeft gezien dat de erfafscheiding al was omgevallen nog voordat de kunststofplaat van het afdak waaide. Bij deze stand van zaken dient de vordering van [eiser sub 1] c.s. als onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser sub 1] c.s., omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt [eiser sub 1] c.s. ook veroordeeld tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde sub 1] c.s. worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde sub 1] c.s. worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde sub 1] c.s., vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde sub 1] c.s. worden gemaakt;
6.4.
verklaart vorenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter