ECLI:NL:RBNHO:2020:11426

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
8085980 CV EXPL 19-14894
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in luchtvaartzaak over vorderingsrecht en tussenkomst

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Turkish Airlines wegens vertraging van hun vlucht op 11 juli 2019 van Amsterdam naar Phuket. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben compensatie van € 2.400,00 gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Turkish Airlines heeft als verweer aangevoerd dat de passagiers hun vorderingsrecht hebben gecedeerd aan AirHelp, een buitenlandse rechtspersoon die ook betrokken is in deze procedure. AirHelp heeft een incidentele conclusie tot tussenkomst ingediend, maar Turkish Airlines betwist de ontvankelijkheid van deze vordering, stellende dat AirHelp te laat is met haar verzoek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers de bewijslast dragen voor hun vorderingsrecht. De vordering tot tussenkomst van AirHelp is afgewezen, en AirHelp is veroordeeld in de proceskosten. De passagiers zijn toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat zij over het vorderingsrecht beschikken en dat zij hun gemachtigde een volmacht hebben gegeven. De zaak is aangehouden voor bewijslevering op 27 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8085980 CV EXPL 19-14894
Uitspraakdatum: 30 december 2020
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlandse recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde in de hoofdzaak
verweerster in het incident
verder te noemen: Turkish Airlines
gemachtigde: mr. G.J. Ziedses des Plantes
alsmede vonnis in het incident tot tussenkomst van:
de buitenlandse rechtspersoon
AirHelp Limited
gevestigd en kantoorhoudende te Hongkong
eiseres in het incident
verder te noemen AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 16 september 2019 een vordering tegen Turkish Airlines ingesteld. Turkish Airlines heeft op 4 december 2019 schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Turkish Airlines een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben nog een akte genomen op 22 april 2020
1.3.
AirHelp heeft op 22 april 2020 een (voorwaardelijk) incidentele conclusie tot tussenkomst in de hoofdzaak genomen. Turkish Airlines heeft op 19 juni 2020 schriftelijk gereageerd in het incident tot tussenkomst.
1.4.
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak zijn (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Turkish Airlines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Turkish Airlines de passagiers op 11 juli 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul naar Phuket International Airport, Phuket, hierna de vlucht.
2.2.
De buitenlandse rechtspersoon AirHelp Limited heeft compensatie van Turkish Airlines gevorderd wegens vertraging van de vlucht. Turkish Airlines heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.3.
De gemachtigde van de passagiers heeft namens AirHelp op 26 augustus 2019 Turkish Airlines schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning Turkish Airlines geen gevolg heeft gegeven.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
De passagiers vordering - na vermindering van eis - dat Turkish Airlines bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling van € 2.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan de vordering hebben de passagiers –zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende ten grondslag gelegd. De vlucht heeft vertraging opgelopen waardoor de passagiers meer dan drie uur later dan gepland op de eindbestemming is aangekomen. Op grond van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van 11 februari 2004 hebben de passagiers recht op € 2.400,00 compensatie.

4.Het verweer in de hoofdzaak

4.1.
Turkish Airlines heeft – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat de passagiers hun veronderstelde vorderingsrecht hebben gecedeerd aan AirHelp en dus geen vordering meer hebben en derhalve niet-ontvankelijk zijn.
4.2.
Turkish Airlines verzoekt bij dupliek om veroordeling van de passagiers dan wel de gemachtigde in de volledige proceskosten aan de zijde van Turkish Airlines ter hoogte van € 832,00. Turkish Airlines voert daartoe aan dat door de gemachtigde(n) van de passagiers op grove wijze inbreuk is gemaakt op de waarheidsplicht die voortvloeit uit artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en dat misbruik is gemaakt van het procesrecht nu er door een onbevoegde een vordering is ingesteld en er meermalen in strijd met de waarheid is verklaard en essentiële stukken zijn achtergehouden.

5.De vordering in het incident

5.1.
AirHelp heeft in het incident gevorderd, voor het geval de passagiers niet-ontvankelijk wordt verklaard in hun vordering, dat zij mag tussenkomen teneinde alsnog zelf haar vordering tot compensatie jegens Turkish Airlines in te mogen stellen.

6.Het verweer in het incident

6.1.
Turkish Airlines concludeert tot afwijzing van de vordering tot tussenkomst van AirHelp. Zij voert primair aan dat een vordering tot tussenkomst dient te worden ingesteld vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie wordt genomen. De laatste conclusie is genomen op 26 februari 2020. Voor zover al sprake zou zijn van een geldige incidentele conclusie en Airhelp zou willen tussenkomen, had zij dit voor 26 februari 2020 moeten doen. Airhelp is derhalve te laat. Subsidiair voert Turkish Airlines aan dat het verzoek tot tussenkomst niet aan de in de wet gestelde vereisten voldoet zodat Airhelp niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair voert Turkish Airlines aan dat Airhelp geen belang heeft om tussen te komen in de procedure. Bij niet-ontvankelijkheid van de passagiers is de zaak ten einde en is er geen procedure meer om tussen te komen.
6.2.
Voor het geval de rechtbank zou oordelen dat AirHelp wordt toegelaten tot tussenkomst verzoekt Turkish Airlines om een zekerheidsstelling toe te wijzen, aangezien AirHelp in Hongkong gevestigd is en zich niet kan beroepen op de uitzonderingsbepalingen van artikel 224 lid 2 Rv Voor Turkish Airlines dreigt de situatie te ontstaan dat in het geval eiseres de hoofdzaak verliest en veroordeeld zal worden in de proceskosten, AirHelp zich zal kunnen onttrekken aan verhaal.

7.De beoordeling van de incidentele vordering

7.1.
Op grond van artikel 218 Rv dient de vordering tot tussenkomst te worden ingesteld bij incidentele conclusie voor of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het geding wordt genomen. Is de zaak afgeconcludeerd, dan is de partij die wenst tussen te komen te laat. Turkish Airlines heeft op 26 februari haar laatste conclusie genomen. Vervolgens zijn de passagiers nog in de gelegenheid gesteld om te reageren op de producties bij dupliek. Een dusdanige akte kan anders dan de passagiers stellen niet worden aangemerkt als een conclusie, als bedoeld in artikel 218 Rv. Aangezien Airhelp haar vordering tot tussenkomst heeft ingesteld op 22 april 2020, is zij daarmee te laat. Derhalve dient de vordering in het incident te worden afgewezen.
7.2.
AirHelp wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in het incident.

8.De beoordeling in de hoofdzaak

8.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
8.2.
Tussen partijen is in geschil of de passagiers hun gepretendeerde vorderingsrecht hebben overgedragen aan AirHelp en derhalve of zij nog bevoegd zijn zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. Voorts is in geschil of de passagiers de gemachtigde(n) een schriftelijk volmacht hebben verstrekt om de procedure op te starten. De passagiers hebben hiertoe een bewijsaanbod gedaan. Aangezien op de passagiers de bewijslast rust, zullen zij overeenkomstig hun bewijsaanbod in de gelegenheid worden gesteld hun stelling(en) te bewijzen.
8.3.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

9.De beslissing

de kantonrechter
in het incident
9.1.
wijst af de vordering tot tussenkomst;
9.2.
veroordeelt AirHelp in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Turkish Airlines vastgesteld op € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde van Turkish Airlines;
9.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
9.1.
laat de passagiers toe tot bewijs van hun stelling dat zij over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikken en dat zij de gemachtigde(n) een (schriftelijke) volmacht hebben verstrekt om namens hen de procedure op te starten.
9.2.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt vóór of uiterlijk op de rolzitting van
27 januari 2021 te 10:00 uur;
9.3.
wanneer de passagiers voor bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten uiterlijk op deze rolzitting ook het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van
beidepartijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
9.4.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van de passagiers wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter