6.3Oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit twintig jaar en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassene, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenstrafrecht wordt toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De kinder- en jeugdpsychiater [deskundige 1] heeft in het psychiatrisch rapport, opgemaakt op 3 december 2020, geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachtes zwakbegaafdheid maakt dat hij op een (veel) lager niveau, zowel cognitief als in zijn gehele ontwikkeling, functioneert dan op basis van zijn kalenderleeftijd verwacht zou kunnen worden. Verdachte behoeft nog veel externe structurering en begeleiding. GZ-psycholoog
[deskundige 2] komt tot eenzelfde conclusie in het door haar opgemaakte psychologisch rapport van 2 december 2020.
De reclassering heeft in haar rapport van 7 december 2020 eveneens geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking en van impulsief gedrag. Hij kan de gevolgen van zijn handelen moeilijk inschatten en heeft moeite met het zelfstandig organiseren van zijn leven.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Motivering van de straf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 1] na middernacht tegengekomen op het station van Heerhugowaard. Na een kort gesprek over het eventueel delen van een taxi heeft verdachte aangever [benadeelde 2] uit het niets gedwongen tot afgifte van zijn portemonnee en telefoon. Verdachte heeft daarbij aangever [benadeelde 2] bedreigd met een mes en een taser en aangeefster [benadeelde 1] geraakt met de taser. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hen grote angst aangejaagd. Hoe ingrijpend de gevolgen van dit feit zijn, is tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen uit de namens slachtoffer [benadeelde 1] voorgelezen slachtofferverklaring. Het handelen van verdachte draagt daarnaast bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte bijzonder kwalijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feit, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank slaat daarbij acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS waarin voor afpersing zestig uur taakstraf dan wel één maand onvoorwaardelijke jeugddetentie als uitgangspunt wordt gehanteerd.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank mee dat het feit is gepleegd op de openbare weg, in de nachtelijke uren en dat verdachte aangevers heeft bedreigd met een wapen en enig geweld jegens één van hen heeft uitgeoefend. De rechtbank acht deze omstandigheden strafverhogend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het psychiatrisch rapport, gedateerd 3 december 2020 en opgesteld door [deskundige 1], kinder- en jeugd psychiater. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, zwakbegaafdheid en een stoornis in cannabisgebruik. Door zijn zwakbegaafdheid is betrokkene onvoldoende in staat complexe situaties goed te overzien en zijn rol hierin goed in te schatten. Situaties zijn voor hem snel onduidelijk en onoverzichtelijk. Door zijn impulsiviteit (een van de symptomen van ADHD) gaat betrokkene vrijwel direct over tot handelen, zonder zijn gedragskeuzes en de mogelijke consequenties daarvan eerst zorgvuldig af te wegen.
Op de dag van het tenlastegelegde was betrokkene onder invloed van cannabis. Ook maakte hij ten tijde van en ook kort na het tenlastegelegde een verwarde indruk. Hij sprak slachtoffers in het Engels aan, was achterdochtig, moeilijk te volgen en agressief. Tijdens het consult van de crisisdienst was er met betrokkene geen gesprek te voeren door de echolalie en geladenheid. Tijdens het politieverhoor stuurde hij zijn advocaat weg omdat hij deze niet vertrouwde, en in het telefoongesprek met zijn ex-vriendin vroeg hij enkel, en obsessief of het goed met haar ging. Er zijn derhalve voldoende aanwijzingen om te spreken van een psychotische symptomatologie. Hieraan kunnen het (toenemende) gebruik van cannabis, zijn zwakbegaafdheid en het wegvallen van de structuur (verlies van baan en relatie) een rol hebben gespeeld. Betrokkene ontkent zelf alle door anderen genoemde symptomen, en houdt vol dat het goed met hem ging en hij niet in de war was. Er is dus sprake van een gebrek aan ziektebesef en -inzicht. Er wordt derhalve geadviseerd betrokkene de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - in een verminderde mate toe te rekenen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch rapport, gedateerd 2 december 2020 en opgesteld door [deskundige 2], GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, zwakbegaafdheid en het disharmonische intelligentieprofiel beïnvloeden het denken en handelen van betrokkene. Zo ook tijdens het ten laste gelegde. Betrokkene was in mindere mate in staat in te schatten wat de gevolgen voor anderen en hemzelf konden zijn. Daarnaast was hij onder invloed van softdrugs, wat zijn beoordelingsvermogen verslechterde.
Geadviseerd wordt om hem het ten laste gelegde, indien bewezen geacht, in verminderde mate toe te rekenen.
Met de conclusies van bovengenoemde rapportages kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank rekent verdachte het bewezen verklaarde feit in verminderde mate toe en zal dit in strafmatigende zin meenemen in de aan verdachte op te leggen straf.
De bovengenoemde psychiater en psycholoog hebben in hun rapportages eveneens geadviseerd om verdachte een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Dit advies wordt gedeeld door [reclasseringswerker], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland te Alkmaar, in het reclasseringsadvies van 7 december 2020. Hoewel de rechtbank het met de deskundigen van belang vindt dat verdachte de nodige hulp en coaching krijgt, ziet zij daartoe gelet op de hoogte van de op te leggen straf die past bij een feit als het onderhavige, geen mogelijkheid. Verdachte heeft immers bijna zes maanden in voorarrest doorgebracht, zodat er naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte meer is voor het opleggen van een voorwaardelijke strafdeel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vier maanden jeugddetentie moet worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- 1 STK Stroomstootwapen (1157754)
- 1 STK Mes (1157768)
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.