Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
€ 1.395,- per maand is.
23 juni 2020 het door Lode gemaakte bezwaar tegen de loonsanctie ongegrond verklaard. In de aan dit besluit ten grondslag liggende rapportage van 19 juni 2020 heeft de arbeidsdeskundige van het Uwv onder meer het volgende vermeld:
3.De vordering
re-integratieverplichting van de werkgever is niet in duur beperkt en blijft voortbestaan, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. Dat de loonbetalingsverplichting tot einde komt, betekent niet dat de arbeidsovereenkomst ook is geëindigd. Hieraan doet niet af dat [verzoekster] volledig arbeidsongeschikt is. Lode heeft ten onrechte [verzoekster] vlak na de WIA-keuring op non-actief gesteld en haar vrijwel direct afgesloten van de systemen zonder het advies van de bedrijfsarts af te wachten. Lode dient [verzoekster] ook na 7 september 2020 nog voor ten minste 20 uur per week te werk te stellen in passende arbeid en [verzoekster] heeft recht op doorbetaling van het loon over die uren.
4.Het verweer
5.De beoordeling
8 september 2020. Wel ziet de kantonrechter aanleiding de dwangsom te maximeren op
€ 20.000,-.
– tot Lode het werk stopzette - altijd de beschikking gehad over een leaseauto om haar eigen en aangepaste werk te kunnen uitoefenen. Ook nu dient zij daarover dan ook de beschikking te krijgen. Wat in de gebruiksovereenkomst met betrekking tot de auto staat vermeld, staat hier niet in aan de weg. Aan Lode zal een termijn van een week worden gegund om aan deze veroordeling te voldoen en de gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd.
6.De beslissing
8 september 2020 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, en te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het opeisbaar worden van het salaris tot aan de dag van de gehele betaling;
€ 5.000,-;