ECLI:NL:RBNHO:2020:11304

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
8651291 \ CV EXPL 20-3465
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding koopovereenkomst paard wegens dwaling en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres, een consument, een vordering ingesteld tegen Koole Dressage Horses B.V. wegens de ontbinding van een koopovereenkomst voor een paard, Juma Kingsley, die op 19 februari 2019 is gesloten. Eiseres stelt dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden op grond van dwaling, omdat Koole onjuiste informatie heeft verstrekt over de geschiktheid van het paard als rijpaard. Eiseres heeft het paard voor € 15.000,00 gekocht, maar na de levering zijn er ernstige gezondheidsproblemen geconstateerd, die de geschiktheid van het paard als rijpaard in twijfel trekken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Koole relevante informatie over de trainingsgeschiedenis van het paard heeft achtergehouden, wat heeft geleid tot de dwaling van eiseres. De rechter heeft geoordeeld dat de koopovereenkomst op 20 november 2019 rechtsgeldig is vernietigd en heeft Koole veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, schadevergoeding en het ophalen van het paard. De vordering van eiseres tot schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking is ook toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn voor rekening van Koole.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8651291 \ CV EXPL 20-3465 BL
Uitspraakdatum: 30 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. C.J.M. Bongers
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Koole Dressage Horses B.V.
gevestigd te Bergen (NH)
gedaagde
verder te noemen: Koole
gemachtigde: mr. S.A. Wensing

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 29 juni 2020 een vordering tegen Koole ingesteld. Koole heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 1 december 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 20 november 2020 nog stukken toegezonden en haar eis gewijzigd. Koole heeft bij brief van 25 november 2020 nog stukken toegezonden, waartegen [eiseres] bij e-mail van 25 november 2020 bezwaar heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Koole is een onderneming die zich bezighoudt met ‘Dienstverlening voor het fokken en houden van dieren’ en ‘Veterinaire dienstverlening Trainen van en handel in dressuurpaarden; revalideren van paarden door middel van onder andere aquatraining, fysiotherapie en lastertherapie alsmede webshop in paardenrevalidatie-artikelen en voedingssupplementen.’
2.2.
Op 19 februari 2019 hebben Koole als verkoper en [eiseres] als (consument) koper een koopovereenkomst ondertekend, betreffende een paard genaamd Juma Kingsley (verder te noemen: het paard), geboren op 28 april 2014.
2.3.
Artikel 6 van de koopovereenkomst luidt als volgt:
“GebruikKoper verklaart het onder 1 beschreven dier te kopen met de volgende bedoeling rijpaard.Verkoper verklaart kennis te hebben genomen van de hierboven omschreven bedoeling van de koper en verklaart dat het onder 1 beschreven dier hiervoor geschikt is.”
2.4.
De koopsom van € 15.000,00 is door [eiseres] aan Koole betaald, en het paard is op 20 februari 2019 door Koole aan [eiseres] geleverd.
2.5.
Voorafgaand aan de koop en levering heeft [eiseres] het paard tweemaal uitgeprobeerd (op 29 januari 2019 en op 5 februari 2019), en is het paard in opdracht van [eiseres] gekeurd door dierenarts [YY] (verder te noemen: [YY] ). Het onderzoeksrapport van deze aankoopkeuring van 15 februari 2019 vermeldt als conclusie:
“Klinisch en Röntgenologisch Gezond”. Verder heeft [YY] in zijn rapport onder het kopje ‘Röntgenonderzoek van andere onderdelen / nevenbevindingen’ opgemerkt:
“Hals en Rug: Geen sign. afw”.
2.6.
De eerste maand na levering is het paard bij Koole gestald en getraind, en heeft [eiseres] begeleiding gekregen van Koole, in de persoon van [XX] (manager stal, verder te noemen: [XX] ).
2.7.
Op 19 maart 2019 is het paard verhuisd naar Stal Cobra in Egmond aan den Hoef.
2.8.
Op 24 september 2019 is het paard in opdracht van [eiseres] onderzocht door drs. [ZZ] van Dierenkliniek Wolvega (verder te noemen: [ZZ] ), die daarover in de patiëntinformatie – onder meer – het volgende schrijft.
“EchografieLumbosacrale discus is vrij klein ontwikkeld, normale botbelijningen L6-S1.L5-6 geen duidelijke discus meer zichtbaar maar wel zeer forse hoeveelheid onregelmatigheid van de wervellichamen L5 en L6.diagnose : Veranderingen zijn passend bij degeneratieve discus problemen en secundaire veranderingen van de wervellichamen L5 en L6. Dit kan het gevolg zijn van trauma op jonge leeftijd.advies / therapie : Gezien de ernst van de veranderingen is de kans op herstel zeer matig. Prognose voor rijpaard slecht.”
2.9.
In een e-mailwisseling op 4 oktober 2019 tussen [eiseres] en [YY] bevestigt [YY] met betrekking tot de aankoopkeuring die plaatsvond op 15 februari 2019:
“(…) Tijdens het monsteren valt op dat het paard met rechterlengtebuiging loopt. Paard brengt linker achterbeen wat minder onder dan het rechterachterbeen. Paard galoppeert op zachte volte linksom vaak overkruist, springt om met achterbenen naar rechter galop. Op het keuringsrapport wordt hier geen opmerking over genoteerd. Mondelinge toelichting door de heer [YY] is zeer aannemelijk op basis van verkregen informatie over paard: ‘paard mist nog veel kracht door korte periode onder het zadel’.
Buigproef word linksvoor en linksachter beide nogmaals uitgevoerd, eerste paar passen draaft het paard wat kort en stijf weg. Tweede buigproef is negatief. Paard wordt hierop goed bevonden.
Röntgenologisch komt het paard goed door de keuring met op de sesambeenderen in beide voorbenen een 2. Ruggenwervels zijn iets nauwer als normaal maar vormen geen verhoogd risico.
De heer [YY] heeft dit paard goedgekeurd op basis van de volgende informatie over het paard Juma Kingsley:

Paard komt bij fokker vandaan / geschiedenis geheel bekend

Paard is 3 maanden onder het zadel – (Reden zwangerschap ruiter, paard heeft stilgestaan)

Paard is nooit mee gefokt

Paard is getraind op L niveau
Na telefonisch overleg met dhr. [YY] op 1 oktober 2019 valt op te maken dat bij het hebben van de juiste informatie betreffende het trainingsniveau van dit paard dit reden geweest zou zijn voor een opmerking en verder onderzoek.
Een paard van deze leeftijd en met een hoger trainingsniveau zou een meer ontwikkeld achterbeen moeten hebben en in staat moeten zijn normaal aan te galopperen in de juiste galop.”
2.10.
In aanvulling daarop schrijft [YY] in een e-mail van 13 november 2020 aan de gemachtigde van [eiseres] :
“Als het inderdaad zo is dat het paard al langer onder het zadel was acht ik het zeer aannemelijk dat de klacht ook tijdens de keuring aanwezig was. Tijdens de keuring hebben we besproken dat het afwijkend was maar dat het zou kunnen passen in de onervarenheid van het paard. Als blijkt dat het paard niet zo onervaren was als voorgesteld tijdens de keuring is deze aanname dus niet juist.”
2.11.
Bij brief van 20 november 2019 heeft (de toenmalig gemachtigde van) [eiseres] de koopovereenkomst primair ontbonden wegens non-conformiteit, en subsidiair vernietigd op grond van dwaling.
2.12.
De gemachtigde van Koole reageert hierop bij brief van 14 januari 2020, waarin – kort gezegd – het standpunt wordt ingenomen dat geen sprake is van non-conformiteit.
2.13.
Op 29 januari 2020 heeft [WW] van Sporthorse Medical Diagnostic Centre (verder te noemen: [WW] ) het paard onderzocht voor een second opinion, en in de patiëntinformatie het volgende – onder meer – geschreven.
“Echografisch Onderzoek(…)- tussenwervelschijf L5L6 forse beenderige veranderingen wervellichamen en heterogeen beeld tussenwervelschijf (passend bij degeneratieve veranderingen)(…)
diagnose : Vandaag toont paard klinisch een forse beperking ter hoogte van lendenen-bekkengebied. Uitvoerig diagnostisch onderzoek in dit gebied duidt op een forse afwijking van de tussenwervelschijf tussen de 5e en 6e lendewervel (met beenderige veranderingen van de wervellichamen). Deze bevindingen kunnen we mijn inziens correleren aan de klinische symptomen.advies / therapie : Prognose: gezien klinisch beeld, chronische klachten en de ernst van de bevindingen is de prognose als rijpaard op hoger dressuurniveau mijn inziens zeer gereserveerd – infaust.”
2.14.
In aanvulling hierop heeft de gemachtigde van [eiseres] in een e-mail van 10 november 2020 aan [WW] gevraagd of de prognose ‘zeer gereserveerd – infaust’ ook geldt voor het gebruik van het paard als rijpaard in het algemeen (dan wel voor de basissport / wedstrijden op L/M/Z-niveau). In reactie daarop schrijft [WW] in een e-mail van 11 november 2020:
“Ongeschiktheid als rijpaard (ongeacht het niveau) moge duidelijk zijn.”
2.15.
Op 25 november 2020 om 10:40 uur schrijft de gemachtigde van Koole in een e-mail aan Paardenkliniek de Watermolen:
“Mijn cliënte heeft in februari 2019 een paard verkocht. Het paard is gekeurd. Drie maanden na de levering is het paard verwond en zeven maanden na de levering zou een onregelmatigheid in de wervellichamen zijn geconstateerd. Het komt er dan ook op neer dat de koper eerst acht maanden na de levering problemen heeft ontdekt. Het paard bleek overigens eind september 2019 niet kreupel.
Volgens de koper zou het paard blijvend ongeschikt als rijpaard zijn en zou het ook aannemelijk zijn dat de huidige problematiek tijdens de aankoop keuring aanwezig was. Kreupel zou een lekenterm zijn.
Namens mijn cliënte heb ik opgeworpen dat de gestelde problematiek niet geantedateerd kan worden naar de datum van de levering. Het gaat om een afwijking van de tussenwervelschijf tussen de 5de en 6de lendenwervel.
Deze bemerking zou op 29 januari 2020 zijn vastgesteld. Dit is derhalve bijna een jaar na de levering.
Ik verzoek u mij omgaand te berichten of u met mij eens bent dat op grond van vorenstaande informatie niet geconcludeerd kan worden dat het paard ten tijde van de levering ongeschikt zou zijn.”
2.16.
Daarop reageert drs. [VV] diezelfde dag om 12:02 uur als volgt.
“Op de vraag of de gestelde diagnose te antedateren is tot voor de koop, is het antwoord nee. De gevonden afwijking aan de tussenwervelschijf tussen de 5e en 6e lendenwervel kan ook ontstaan zijn door een trauma, dat heeft plaats gevonden, in de periode dat het paard bij de koper was.”

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert (na wijziging van eis) dat de kantonrechter (samengevat)
primair- verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst op 20 november 2019 (dan wel per datum dagvaarding) rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, althans deze vernietigt op grond van dwaling;
subsidiair- verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst op 20 november 2019 (dan wel per datum dagvaarding) rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden, althans deze ontbindt;
primair en subsidiair- Koole veroordeelt de koopsom van € 15.000,00 terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- Koole gebiedt om na (terug)betaling van de koopsom en wettelijke rente het paard bij [eiseres] op te halen en weer in bezit te nemen, op straffe van een dwangsom;
- Koole veroordeelt tot betaling van € 13.160,75 + PM als vergoeding voor door [eiseres] geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- Koole veroordeelt tot betaling van € 1.056,61 voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
met veroordeling van Koole in de proceskosten, waaronder begrepen het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende (primair) ten grondslag. Koole heeft gegarandeerd dat het paard geschikt is voor gebruik als rijpaard. Al snel ontstonden problemen met het paard. Het liep onregelmatig met het linker achterbeen en gespannen in de bovenlijn. Gelet hierop had [eiseres] een afspraak gemaakt voor onderzoek bij Dierenkliniek Wolvega op 12 juni 2019. Deze afspraak is niet doorgegaan in verband met een verwonding aan het rechterachterbeen, die het paard begin juni 2019 had opgelopen. Nadat de wond genezen was, hielden de problemen met het linker achterbeen en de bovenlijn aan. Ondertussen was [eiseres] gebleken dat Koole voorafgaand aan de koop onjuiste mededelingen heeft gedaan, althans dat zij [eiseres] relevante informatie heeft onthouden. Mede op grond van deze informatie heeft [YY] een positief aankoopadvies gegeven. In september 2019 en bij de second opinion in januari 2020 zijn forse afwijkingen van de schijf tussen de 5e en 6e lendenwervel en beenderige veranderingen van de wervellichamen geconstateerd, waardoor het paard niet kan worden gebruikt als rijpaard. Het is zeer onwaarschijnlijk dat [eiseres] niet op de hoogte was van de problemen met het paard. Indien [eiseres] juist was geïnformeerd, en van de gebreken op de hoogte was geweest, had zij het paard niet gekocht. [eiseres] heeft de koopovereenkomst bij brief van 20 november 2019 rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden, zodat de koopsom terugbetaald moet worden en het paard moet worden terug geleverd.
3.3.
Verder is sprake van ongerechtvaardigde verrijking van Koole, als gevolg waarvan zij de door [eiseres] geleden schade moet vergoeden. Deze schade bestaat in ieder geval uit stallings-, verzorgings- en veterinaire kosten.

4.Het verweer

4.1.
Koole betwist de vordering en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Ten tijde van de levering was het paard volstrekt geschikt als rijpaard, en niet is gebleken dat het paard binnen zes maanden behept is geraakt met een gebrek. Indien al sprake zou zijn van ongeschiktheid, dan is dit na levering ontstaan en komt dit geheel voor rekening en risico van [eiseres] . Koole komt een beroep toe op de tenzij-clausule van artikel 7:18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.2.
Koole heeft bovendien geen onjuiste inlichtingen verstrekt of relevante informatie verzwegen. Hoe lang het paard zadelmak was, en de vraag of het naar de stamboekkeuring is geweest, is volstrekt irrelevant, want het paard was bij aankoop geschikt als rijpaard.
4.3.
[eiseres] heeft niet goed voor het paard gezorgd en gehandeld in strijd met artikel 6:101 BW. Zelfs ingeval sprake zou zijn van non-conformiteit, dan komt de hieruit voortvloeiende schade voor rekening van [eiseres] . Koole was op het moment van levering niet op de hoogte van een gebrek en een eventuele tekortkoming is niet aan Koole toe te rekenen. Bovendien zijn de opgevoerde schadeposten niet onderbouwd.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak primair om de vraag of [eiseres] op 20 november 2019 de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens dwaling. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend, en overweegt daarover het volgende.
5.2.
Artikel 6:228 BW bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is, indien de dwaling – onder meer – is te wijten aan een inlichting van de wederpartij (tenzij de wederpartij mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten), of de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten de dwalende had behoren in te lichten.
5.3.
[eiseres] beroept zich er in dit verband op dat van de zijde van Koole voorafgaand aan de koop – kort gezegd – is meegedeeld dat het paard drie maanden onder het zadel was, en dat het paard niet heeft deelgenomen aan de stamboekkeuring, welke informatie relevant is en achteraf aantoonbaar onjuist is gebleken.
5.4.
Uit de e-mailwisseling tussen [eiseres] en [YY] , waaruit onder de feiten is geciteerd, blijkt dat de mededeling dat het paard drie maanden onder het zadel was voor [YY] als keuringsarts van belang was, omdat dit een aannemelijke verklaring vormde voor geconstateerd afwijkend loopgedrag, namelijk dat het paard vanwege het beperkte trainingsniveau nog kracht miste, en dat [YY] daarom geen aanleiding heeft gezien voor nader onderzoek. Deze beoordeling van [YY] wordt als zodanig niet door Koole betwist.
5.5.
[XX] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat ze tijdens de aankoopkeuring op 15 februari 2019 heeft gezegd dat zij het paard drie maanden heeft bereden, en dat het zou kunnen dat hiermee de indruk is gewekt dat het paard in totaal nog maar drie maanden onder het zadel was. Verder zegt [XX] dat ze het op dat moment niet relevant vond dat het paard ook bij Stal Brouwer bereden was. [eiseres] heeft verkoopadvertenties overgelegd waaruit onbetwist blijkt dat het paard op 11 juli 2018 te koop werd aangeboden door Stal Brouwer, waarbij is vermeld: “Very short under the saddle but very good behaviour”. Daarmee moet als vaststaand worden aangenomen dat het paard ten tijde van de aankoopkeuring al veel langer dan drie maanden bereden werd, en dat dit bekend was bij Koole c.q. [XX] .
5.6.
Ook wist of behoorde Koole te weten dat de periode gedurende welke een paard is bereden, en door wie, relevante informatie is voor de koper, die dus met [eiseres] gedeeld had moeten worden. Zeker wanneer dit in het kader van een aankoopkeuring ter sprake komt. Vast staat dat het paard voordat het bij Koole op stal kwam bij Stal Brouwer verbleef. Stal Brouwer is van [AA] , een Nederlandse dressuuramazone op het hoogste niveau. Stal Brouwer houdt zich bezig met de handel in paarden, het opleiden en trainen van paarden tot en met Grand Prix niveau en het trainen van (internationale) ruiters en amazones. [eiseres] voert terecht aan dat het feit dat het paard is getraind in Stal Brouwer normaliter een prijsverhogende omstandigheid verondersteld mag worden, zodat het onvermeld laten dat het paard al vanaf vóór juli 2018 werd bereden in Stal Brouwer niet anders valt te begrijpen dan dat Koole deze informatie niet heeft willen vertellen. Dit kleurt de mededelingsplicht van Koole.
5.7.
Ook de stamboekkwestie vormt een schending van de mededelingsplicht door Koole. Onbetwist staat vast dat [eiseres] voorafgaand aan de koop per WhatsApp aan [XX] heeft gevraagd:
“Zijn jullie ooit met haar naar de stamboek keuring geweest trouwens?”, waarop [XX] heeft gereageerd met:
“Nee dat zijn we niet”. Aan [eiseres] is dus uitdrukkelijk meegedeeld dat geen stamboomkeuring van het paard heeft plaatsgevonden, terwijl vast staat dat dit in 2017 wel is gebeurd, en dat daarbij geen ster is toegekend omdat de score op het onderdeel ‘stap’ daarvoor onvoldoende was. Ook dit is relevante informatie, die met [eiseres] gedeeld had moeten worden.
5.8.
[XX] verklaart hierover ter zitting dat zij destijds niet wist dat het paard naar de stamboekkeuring was geweest, en niet te weten of Koole zelf dat wel wist. De gemachtigde van Koole kan deze vraag evenmin beantwoorden, terwijl dit verwijt door [eiseres] al in de dagvaarding is gemaakt. Koole is niet in persoon ter zitting verschenen, hetgeen haar kan worden tegengeworpen. Bovendien staat op de overgelegde informatie over de stamboekkeuring Koole als ‘fokker/geregistreerde’ vermeld, zodat ervan uitgegaan mag worden dat zij van de stamboekkeuring en de uitkomst daarvan op de hoogte was.
5.9.
Zowel wat betreft de periode van onder het zadel zijn als de stamboekkeuring heeft Koole voorafgaand aan de koop dus onjuiste mededelingen aan [eiseres] gedaan, waardoor [eiseres] bij het sluiten van de koopovereenkomst geen juiste voorstelling van zaken had. Volgens vaste rechtspraak gaat de mededelingsplicht van de verkoper boven de onderzoekplicht van de (consument)koper, terwijl [eiseres] bovendien juist onderzoek heeft verricht door naar de betreffende informatie te vragen en een aankoopkeuring te laten verrichten.
5.10.
Verder heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het paard bij een juiste voorstelling van zaken niet onder dezelfde voorwaarden gekocht zou hebben.
5.11.
Zowel het door [ZZ] op 24 september 2019 als het door [WW] op 29 januari 2020 verrichte (echografisch) onderzoek heeft uitgewezen dat het paard forse degeneratieve aandoeningen heeft aan de wervellichamen L5-L6 en de tussenwervelschijf. Deze aandoeningen correleren volgens [WW] met de klinisch symptomen van het paard, bestaande uit een fors beperkte beweeglijkheid ter hoogte van rug-lendenen en het lendenen-bekkengebied, kort/stram bewegen met beide achterbenen en niet goed willen aanspringen in galop links- en rechtsom. [ZZ] en [WW] concluderen beiden dat het paard niet geschikt is als rijpaard.
5.12.
Daarbij acht de kantonrechter aannemelijk dat de problemen al ten tijde van de koop van het paard aanwezig waren. [ZZ] geeft trauma op jonge leeftijd als mogelijke oorzaak van de degeneratieve discus problemen en de secundaire forse hoeveelheid onregelmatigheid van de wervellichamen. Verder heeft [eiseres] schriftelijke verklaringen overgelegd van [BB] ( [---] van Stal Cobra, waar het paard vanaf 19 maart 2019 gestald stond) en [CC] (tot juli 2019 stalgenoot van [eiseres] ), waaruit blijkt dat het paard al heel kort na aankoop loopproblemen vertoonde. Daarbij verklaart [YY] het zeer aannemelijk te achten dat de klacht al tijdens de door hem verrichte aankoopkeuring aanwezig was, ervan uitgaande dat het paard al langer dan drie maanden onder het zadel was. Hieraan doet niet af dat [YY] geen afwijkingen heeft vastgesteld bij de keuring, omdat uit zijn medische verklaring blijkt dat hij alleen röntgenologisch onderzoek heeft gedaan, en röntgenologisch onderzoek door [WW] in januari 2020 ook geen klinisch relevante bevindingen heeft opgeleverd, zo blijkt uit de overgelegde patiëntinformatie. De aandoeningen van het paard blijken alleen uit het echografisch onderzoek, zoals verricht door [ZZ] en [WW] . Daarbij is relevant dat [YY] bevestigt dat het paard tijdens de aankoopkeuring opmerkelijk loopgedrag vertoonde, dat bij het hebben van de juiste informatie betreffende het trainingsniveau van het paard voor hem reden zou zijn geweest voor verder onderzoek.
5.13.
De kort voor de zitting door de gemachtigde van Koole opgevraagde en overgelegde verklaring van [DD] kan hieraan niet afdoen. Ter zitting is gebleken dat [DD] slechts reageert op de e-mail van mr. Wensing van 25 november 2020, zonder enig dossierstuk te kennen en zonder zelf onderzoek te hebben verricht. De e-mail van mr. Wensing vermeldt bovendien ten onrechte dat [eiseres] voor het eerst acht maanden na de levering problemen heeft ontdekt, en dat de afwijkingen aan wervels en tussenwervelschijf pas op 29 januari 2020 zijn vastgesteld. Op basis van deze beperkte en gedeeltelijk onjuiste informatie is [DD] van mening dat de gevonden afwijkingen óók kunnen zijn ontstaan door een trauma ontstaan na de koop. Anders dan Koole suggereert blijkt hieruit niet dat [DD] concludeert dat de afwijkingen op de datum van de koop nog niet bestonden.
5.14.
Op basis van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat de koopovereenkomst is gesloten onder invloed van dwaling, die te wijten is aan onjuiste of onvoldoende inlichtingen van de kant van Koole, en bij een juiste voorstelling van zaken niet gesloten zou zijn. Dit rechtvaardigt de vernietiging van de overeenkomst op 20 november 2019 door [eiseres] , zodat de primair gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen.
5.15.
De vernietiging van de koopovereenkomst heeft terugwerkende kracht, zodat hetgeen op basis daarvan is gepresteerd onverschuldigd is in de zin van artikel 6:203 BW. Degene die heeft gepresteerd zonder rechtsgrond, heeft recht heeft op terugbetaling c.q. ongedaanmaking van de prestatie. De vordering van [eiseres] tot terugbetaling van de koopsom van € 15.000,00 zal daarom worden toegewezen, inclusief de daarover gevorderde, niet betwiste wettelijke rente vanaf 6 december 2019. Hetzelfde geldt voor de vordering om Koole te gebieden het paard terug te halen, waartegen Koole op zichzelf ook geen verweer heeft gevoerd. De gevorderde dwangsom zal op hierna te noemen wijze worden gematigd en gemaximeerd.
5.16.
[eiseres] vordert verder een bedrag van € 13.160,75 als vergoeding van door haar geleden schade, op grond van ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 6:212 BW. [eiseres] stelt daartoe dat zij kosten voor het paard heeft gemaakt, in ieder geval bestaande uit stallings-, verzorgings- en veterinaire kosten, dat Koole hierdoor is verrijkt omdat zij deze kosten niet zelf heeft hoeven dragen, en dat deze verrijking ongerechtvaardigd is omdat daarvoor als gevolg van de vernietiging van de koopovereenkomst geen redelijke grond aanwezig is. Ongerechtvaardigde verrijking biedt een deugdelijke grondslag voor een schadevordering na vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling, hetgeen Koole als zodanig ook niet betwist.
5.17.
Koole voert tegen de schadevordering slechts aan dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] in de zin van artikel 6:101 BW, en dat [eiseres] de schadeposten niet (voldoende) heeft onderbouwd. De eigen schuld van [eiseres] zou erin zijn gelegen dat zij eind mei 2019 geen dierenarts heeft geraadpleegd toen het paard kreupel zou zijn, dat [eiseres] het paard zich in juni 2019 heeft laten verwonden en vervolgens de wond heeft laten ontsteken, en dat [eiseres] het paard heeft blootgesteld aan een niet passend zadel, aldus Koole. [eiseres] betwist een en ander gemotiveerd.
5.18.
De door [eiseres] gevorderde schade bestaat uit kosten voor stalling (€ 6.300,00), voer (€ 446,50), hoefsmid (€ 417,00), wormkuren (€ 75,00), 50% aankoopkeuring (€ 402,15), tandarts (€ 160,00), onderzoek/behandeling/vaccinatie influenza/novacam dierenartsenpraktijk Kennemerland (€ 545,02 + € 116,55 + € 58,32 + € 54,99), onderzoek Dierenkliniek Wolvega (€ 166,23 + € 308,83), lasertherapie (Kurvers osteopathie € 70,00), consult en huur zadel (€ 215,00), aanschaf op maat gemaakt zadel (€ 3.295,00) en aankopen bij Epplejeck (€ 530,16).
5.19.
Het eigen schuld verweer van Koole mist in elk geval relevantie ten aanzien van de kosten voor stalling, voer, hoefsmid, wormkuren, aankoopkeuring en tandarts. Daarmee moet voor deze posten alleen beoordeeld worden of [eiseres] deze voldoende heeft onderbouwd. Koole heeft ten aanzien van de gestelde schade uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking immers verder geen verweer gevoerd. Ten aanzien van genoemde posten overweegt de kantonrechter het volgende.
5.20.
De stallingskosten van € 6.300,00 worden toegewezen. Het paard moest na levering aan [eiseres] evident gestald worden, en onbetwist staat vast dat het paard vanaf april 2019 bij Stal Cobra heeft gestaan en vanaf september 2020 bij Meertens. Het verweer dat facturen ontbreken treft geen doel. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar vordering op dit punt voldoende heeft onderbouwd met de door haar overgelegde bankafschriften.
5.21.
De gevorderde voerkosten van in totaal € 446,50 worden toegewezen tot het gedeelte dat is onderbouwd met de overgelegde aankoopbonnen van Welkoop en de verklaring van Meertens, zijnde in totaal € 341,70. Het resterende deel van deze post wordt als niet onderbouwd afgewezen.
5.22.
Het voor de hoefsmid gevorderde bedrag van € 417,00 wordt toegewezen tot het met facturen onderbouwde gedeelte van € 327,00.
5.23.
Voor wormkuren vordert [eiseres] een bedrag van € 75,00. Enige onderbouwing daarvan ontbreekt, zodat dit bedrag wordt afgewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde tandartskosten van € 160,00.
5.24.
Ten aanzien van de keuringskosten valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat deze kwalificeren als schade die het gevolg is van een ongerechtvaardigde verrijking van Koole ten koste van [eiseres] , zodat het gevorderde bedrag van € 402,15 wordt afgewezen.
5.25.
Uit de stellingen van [eiseres] en de door haar overgelegde facturen van dierenartsenpraktijk Kennemerland van 30 juni 2019 (€ 545,02) en 31 juli 2019 (€ 116,55), en de factuur voor lasertherapie van € 70,00 blijkt dat deze zien op de verwonding aan het rechter achterbeen, die het paard in juni 2019 in de wei heeft opgelopen. Deze verwonding kan niet zonder meer in verband worden gebracht met de aandoeningen aan de wervellichamen L5-L6 en de tussenwervelschijf. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat de verwonding ook opgetreden zou zijn als de koop niet was gesloten en het paard bij Koole was gebleven, zodat deze factuurbedragen worden afgewezen.
5.26.
De verder gevorderde veterinaire kosten (€ 58,32, € 54,99, € 166,23 en € 308,83) heeft [eiseres] met facturen onderbouwd. Uit deze facturen blijkt dat het gaat om een griepprik, medicatie tegen pijn bij chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat, een peesscan en echografisch/orthopedisch onderzoek. Mede gelet op de stellingen daarover van [eiseres] is aannemelijk dat deze kosten (behoudens de griepprik) verband houden met de aandoeningen waar het in deze zaak in wezen om gaat. Niet is gebleken dat het aan [eiseres] is toe te rekenen dat deze kosten zijn gemaakt. Voor zover Koole bedoelt te betogen dat de aandoeningen aan wervellichamen en tussenwervelschijf het gevolg zijn van de wijze waarop [eiseres] voor het paard heeft gezorgd treft dit verweer geen doel. Koole heeft dit niet onderbouwd, en de bevindingen van [ZZ] en [WW] bieden hiervoor geen enkel aanknopingspunt. Deze veterinaire kosten worden als onvoldoende weersproken toegewezen.
5.27.
Voor zadelkosten vordert [eiseres] een bedrag van in totaal € 3.510,00. [eiseres] heeft echter niet met zoveel woorden gesteld dat ten aanzien van deze kosten sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van Koole, en zonder meer valt niet in te zien dat Koole deze kosten anders zelf had moeten maken, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
5.28.
Ook voor de bij Epplejeck aangeschafte zaken met een totaalbedrag van € 530,16 heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd waarom deze kosten ook door Koole gemaakt zouden zijn als de koop niet zou zijn gesloten.
5.29.
De conclusie is dat de kantonrechter de schadevordering van [eiseres] zal toewijzen tot een bedrag van € 7.557,07, te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag waarop [eiseres] de betreffende schade heeft geleden.
5.30.
Voor buitengerechtelijke incassokosten vordert [eiseres] een bedrag van € 1.056,61. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht ter zake restitutie van de koopsom van € 15.000,00. Ten aanzien van de schadevergoeding is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] in de buitengerechtelijke fase heeft aangemaand tot betaling van méér dan € 2.703,27. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijk tarief berekend over € 17.703,27, zijnde € 952,03. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk door [eiseres] zijn betaald.
5.31.
De proceskosten komen voor rekening van Koole, omdat zij hoofdzakelijk ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt Koole ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst ter zak het paard Kingsley Juma op 20 november 2019 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
6.2.
veroordeelt Koole om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] terug te betalen de koopsom van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 december 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
gebiedt Koole om, binnen zeven dagen na restitutie van de koopsom met de wettelijke rente daarover, het paard bij [eiseres] op te halen en weer in bezit te nemen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat Koole in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen, met een maximum van € 10.000,00;
6.4.
veroordeelt Koole om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding van € 7.557,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van verzuim, zijnde dat dag dat [eiseres] de betreffende schade heeft geleden;
6.5.
veroordeelt Koole om aan [eiseres] te betalen € 952,03 voor buitengerechtelijke incassokosten;
6.6.
veroordeelt Koole tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,47
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 960,00 ,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
en veroordeelt Koole tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter