ECLI:NL:RBNHO:2020:11262

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 521
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de bouw van tiny houses in strijd met bestemmingsplan en goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk plaatsen van drie tiny houses op het perceel Mercuriusweg 2, 4 en 6 te Wormer. Eiseres, Stichting Wormerwonen, had op 2 april 2019 een aanvraag ingediend voor de omgevingsvergunning, die aanvankelijk op 8 juli 2019 werd verleend. Echter, na bezwaar van derden, waaronder Lassie Nederland B.V. en Herba Ingredients Netherlands B.V., heeft het college van burgemeester en wethouders van Wormerland op 17 december 2019 het primaire besluit herroepen en de vergunning alsnog geweigerd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de term 'bestaande woningen' in het bestemmingsplan alleen betrekking heeft op woningen die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren. Aangezien er op het moment van de aanvraag geen woningen meer op het perceel stonden, was er geen recht op nieuwbouw. Daarnaast werd geoordeeld dat de bouw van de tiny houses in strijd was met de geluidszone-industrie, die op het perceel van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de bestaande bedrijven in de nabijheid zwaarder wogen dan de belangen van de woningcorporatie, en dat er geen sprake kon zijn van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel van eiseres afgewezen, omdat er geen bewijs was dat het college eerder had toegezegd dat de vergunning zou worden verleend. De uitspraak bevestigt de noodzaak om bij het aanvragen van omgevingsvergunningen rekening te houden met de geldende bestemmingsplannen en de belangen van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/521

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 december 2020 in de zaak tussen

Stichting Wormerwonen, te Wormer, eiseres
gemachtigde: [gemachtigde] , te Santpoort-Zuid,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland, verweerder
gemachtigden: R. Jonker en drs. M.E.J. Cornelisse, beiden in dienst van het openbaar lichaam, de gemeenschappelijke regeling ambtenarenapparaat OVER-gemeenten.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Lassie Nederland B.V.
Lassie B.V.
Herba Ingredients Netherlands B.V.
allen te Wormer,
hierna: Lassie c.s.
gemachtigde: mr. P. Özturk, advocaat te Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres op haar aanvraag van 2 april 2019 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen voor het tijdelijk plaatsen van 3 zogenaamde “tiny houses” op het adres Mercuriusweg 2, 4 en 6 te Wormer.
Tegen het primaire besluit hebben Lassie c.s. bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 17 december 2019 (het bestreden besluit) gegrond verklaard, daarbij het primaire besluit herroepen en alsnog geweigerd eiseres de omgevingsvergunning voor de bouw van de tiny houses te verlenen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Lassie c.s. hebben zich uitgelaten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2020 op zitting behandeld. Eiseres is vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1] , bijgestaan door voornoemde gemachtigde en vergezeld van [naam 2] , project regisseur , Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld van . [naam 3] MA. Namens Lassie c.s. is verschenen hun gemachtigde, vergezeld van [naam 4] , planmanager facilities.

Overwegingen

1.1
Eiseres is een toegelaten woningcorporatie, die (huur)woningen bouwt en verhuurt. Eiseres heeft omstreeks 2000 het perceel, thans bekend als Mercuriusweg 2, 4 en 6, te Wormer verworven. Toentertijd stonden op het perceel drie woningen. Eiseres heeft de drie woningen, nadat die in 2001 door brand onbewoonbaar waren geworden, in 2004 gesloopt. In 2016 is aan eiseres een vergunning verleend om op het perceel tijdelijk een fietsenstalling te plaatsen. Het perceel is overigens ingericht als plantsoen/tuin.
1.2
Lassie c.s. drijven op een aangrenzend perceel ondernemingen. Zij produceren daar - in een zogenaamde inrichting - onder meer rijst(producten). Voor de inrichting zijn aan Lassie c.s. (milieu-)vergunningen verleend, die het haar onder meer toestaan in zekere mate (geluids-)overlast te veroorzaken.
2. Het juridisch toetsingskader is vermeld in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk plaatsen van drie tiny houses aan de Nieuweweg/Mercuriusweg te Wormer voor een periode van 10 jaar. Tiny houses zijn kleine maar volwaardige woningen . Eiseres heeft de omgevingsvergunning (uitsluitend) aangevraagd voor de activiteiten bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo. Bij het primaire besluit heeft verweerder de vergunning verleend. Daarbij heeft hij - kort samengevat - overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met (de voorschriften van) het ter plaatse geldend bestemmingsplan en dat er ook overigens geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.10 Wabo.
4.1
In het bestreden besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning op het bezwaar van Lassie c.s. alsnog geweigerd. Verweerder heeft zich in navolging van het advies van zijn commissie bezwaarschriften Wormerland alsnog op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Voorts is verweerder, na advies van de Omgevingsdienst IJmond, niet bereid – met toepassing van de kruimelgevallenregeling – voor het afwijken van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen.
4.2
In het advies van 28 november 2019 geeft de Omgevingsdienst IJmond het volgende aan. De bedrijven van Lassie c.s. behoren tot Milieucategorie 4.1 en liggen op 10 meter afstand van het perceel, terwijl de richtafstanden voor een dergelijke inrichting zijn: 100 meter voor wat betreft geur en 30 meter voor wat betreft geluid. Voor het aspect geur geldt dat de cumulatieve geurbelasting in het plangebied de grenswaarde voor nieuwe woningen fors overschrijdt, maar er kan gemotiveerd worden afgeweken op grond van andere belangen. Voor het aspect geluid geldt dat een hoge waarden procedure dient te worden doorlopen voor industrielawaai en wegverkeerslawaai alvorens eventueel kan worden vergund. Aangetoond dient te worden dat er qua geluid een aanvaardbaar binnenniveau kan worden bereikt. Gezien de situering met de Mercuriusweg aan de voorzijde en de bedrijven van Lassie c.s. aan de achterzijde, in combinatie met de beperkte oppervlakte van de woningen, is het de vraag of er een gezond woon- en leefklimaat kan worden bereikt in de drie tiny housers, aldus de Omgevingsdienst.
5.1
In beroep heeft eiseres zich - kort samengevat - op het volgende standpunt gesteld. Volgens eiseres is haar bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan. Zij mag drie woningen bouwen in het bouwvlak. Onder bestaand aantal woningen in de zin van de planregels dient te worden verstaan het aantal woningen dat bij het vaststellen van het bestemmingsplan was toegestaan. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Bedoeld is dus om niet meer mogelijk te maken, maar ook niet minder. Bedoeld is daarom om de bestaande ontwikkelmogelijkheden te behouden. Er zijn daarom ook bouwvlakken op de plankaart op de desbetreffende locatie aangegeven.
5.2
Voorts is er volgens eiseres geen sprake van een dubbelbestemming “geluidszone-industrie”. Het gaat hier slechts om een gebiedsaanduiding op de plankaart. Eisers verwijst in dit verband naar de “Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen” (SVBP2012), waaruit volgens haar volgt dat “geluidszone-industrie” geen geldige aanduiding voor een dubbelbestemming is. Daarbij komt dat volgens de SVBP2012 een aanduiding in de planregels moet worden opgenomen daar waar het gaat om een gebiedsaanduiding. In dit geval is niet aan die eis voldaan. De in artikel 39.2.2 vervatte bouwregel ”in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuw geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd” heeft daarom volgens eiseres geen rechtskracht. Voorts zijn de tiny houses niet aan te merken als ‘nieuw geluidsgevoelig gebouw’ in de zin van artikel 39.2.2 van de planregels, omdat het geen nieuwe gebouwen zijn, maar vervangende (herbouw) van de gesloopte woningen.
5.3
Voor het geval de rechtbank haar niet volgt in haar standpunt over de verenigbaarheid van het bouwplan met het bestemmingsplan, moet verweerder, aldus eiseres, de tiny houses vergunnen met toepassing van de kruimelgevallenregeling (artikel 4, onder 11, Bijlage II Bor). In dit verband doet eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel. Al sinds 2003 is eiseres in overleg met verweerder over de ontwikkeling van de locatie en uiteindelijk is men uitgekomen op tiny houses. Er heeft zeker driemaal bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Haar bouwplan voor de tiny houses heeft de gemeente ook op een zogenaamde short list geplaatst. Verweerder heeft aldus het vertrouwen gewekt dat de tiny houses ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar waren en heeft het vertrouwen gewekt dat zonodig zal worden meegewerkt aan het planologisch mogelijk maken van de realisatie van de tiny houses op genoemde locatie. Door eerst te vergunnen en in bezwaar alsnog tot weigering van de gevraagde vergunning over te gaan, heeft verweerder voorts gehandeld in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.
5.4
Er is volgens eiseres ook sprake van strijd met het motiveringsbeginsel. Daarbij wijst eiseres er op dat verweerder eiseres bij e-mail van 20 juni 2019 heeft gevraagd om inzichtelijk te maken dat een goed woon- en leefklimaat voldoende is gewaarborgd bij realisatie van het project. Dat was kennelijk naar aanleiding van een eerder aan de Omgevingsdienst IJmond gevraagd advies dat op 13 mei 2019 is uitgebracht. Eiseres heeft hierop bij e-mail van 21 juni 2019 geantwoord. Vervolgens is de vergunning voor de tiny houses verleend en is daarin qua ruimtelijke ordening gemotiveerd met overwegingen die grotendeels zijn ontleend aan de e-mail van eiseres van 21 juni 2019. Het bevreemdt daarom dat in bezwaar ineens het standpunt wordt ingenomen dat het plan in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het advies van de Omgevingsdienst IJmond van 28 november 2019 duidt hier volgens eiseres ook niet op. In het advies wordt immers slechts gesproken van mogelijke hinder, maar niet van hinder als vaststaand gegeven. De omgevingsdienst adviseert ook niet om de aanvraag af te wijzen, maar slechts om geen medewerking te verlenen tenzij wordt aangetoond en goed gemotiveerd op welke wijze een goed woon- en leefklimaat wordt bewerkstelligd en daarbij wordt aangetoonddat het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. Dan kan sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
Het bestreden besluit bevat volgens eiseres in feite geen motivering met betrekking tot de ruimtelijke ordening. Daarbij komt dat verweerder de gebreken uit het bestreden besluit blijkens zijn verweerschrift in bezwaar middels toepassing van de kruimelgevallenregeling wilde herstellen. Van strijd met een goede ruimtelijke ordening was dus ook volgens verweerder (in eerste instantie) geen sprake, aldus steeds eiseres.
6. Lassie c.s. hebben - kort samengevat - aangevoerd dat uit de planregels duidelijk volgt dat ter plaatse “bestaande” woningen zijn toegestaan en nieuwbouw niet en dat er ter plaatse al sedert 2004 geen woningen meer staan, maar alleen een uitbouw behorende bij een andere woning. De bouw van de tiny houses is daarom in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming. Voorts is het perceel in haar belang mede aangewezen als ‘geluidszone industrie’. Daar mag geen (nieuw) geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd. Er is geen sprake van vervangende nieuwbouw. Om aanspraak te kunnen maken op het recht op vervangende nieuwbouw had binnen 2 jaar na het tenietgaan van de oude woningen een nieuwe vergunningaanvraag moeten worden ingediend, aldus Lassie c.s.
Lassie c.s. zullen, gelet op de geringe afstand tot de tiny houses (10 meter) niet meer kunnen voldoen aan de toepasselijke normen uit het Activiteitenbesluit. Er kan alleen een omgevingsvergunning worden verleend als die in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Van belang is dat enerzijds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, terwijl anderzijds omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Gelet op de milieucategorie die ter plaatse is toegestaan (categorie 4.1, zoals is vermeld in artikel 4, lid 4.1 onder a sub 18 van de planregels) en gelet op de toelichting bij het bestemmingsplan geldt een richtafstand van 200 meter (rustige woonwijk) dan wel 100 meter (bij gemengd gebied). Uitgaande van gemengd gebied en een richtafstand van 100 meter wordt aan die eis niet voldaan. Dit is op zichzelf al voldoende om aan te nemen dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor wat betreft de geluidsnormen hebben Lassie c.s. onder verwijzing naar door [naam 5] B.V. verricht geluidsonderzoek (een door haar overgelegd rapport van 2 september 2020) gesteld dat voor wat betreft de tiny houses niet kan worden voldaan aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. De maximale geluidsbelasting in de avond, 65dB(A), zal bij alle tiny houses worden overschreden. Lassie c.s. vrezen daarom dat hen maatwerkvoorschriften zullen worden opgelegd. Vergunning van de tiny houses zal Lassie c.s. daarom onevenredig belemmeren in de bedrijfsvoering.
De belangen van Lassie c.s. dienen zwaarder te wegen dan die van eiseres. Dat heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd. De belangen van Lassie om haar bedrijfsvoering niet te hoeven beperken, wegen zwaar. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan daardoor niet worden gegarandeerd en vergunning van de tiny houses is daarom in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus steeds Lassie c.s.
7. In zijn verweerschrift voert verweerder het volgende aan. Een bestaande woning in de zin van het bestemmingsplan is een woning die bestaat of al was vergund. Daarvan is in dit geval geen sprake Er mag daarom niet worden gebouwd, ook al heeft het perceel de bestemming wonen. De gebiedsaanduiding “geluidszone industrie”, maakt ook dat ter plaatse geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd. Toen bleek dat sprake was van strijd met het bestemmingsplan heeft verweerder een beperkte milieutoets gevraagd aan de omgevingsdienst. De omgevingsdienst heeft geadviseerd dat ten aanzien van geur, bodem en geluid niet is aangetoond dat er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. De Omgevingsdienst is daarom tot de conclusie gekomen dat gezien de situering, met de Mercuriusweg aan de voorzijde en Lassie c.s. aan de achterzijde, in combinatie met de beperkte oppervlakte van de woningen, het zeer de vraag is of er een gezond woon- en leefklimaat kan worden bereikt in de drie tiny houses. Het college heeft hieruit de conclusie getrokken dat geen sprake is/kan zijn van een goede ruimtelijke ordening. Ter zitting is verweerder nog nader ingegaan op het beroep op het vertrouwensbeginsel. Hij voert aan, onder overlegging van stukken, dat de locatie voor de tiny houses nimmer op enige shortlist van mogelijke woningbouwlocaties is vermeld.

Beoordeling

Strijd met bestemmingsplan?
8.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in haar standpunt dat het haar op grond van het bestemmingsplan is toegestaan op het perceel nieuwe woningen – de drie tiny houses - te bouwen. De tekst “de voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het bestaande aantal woningen” kan niet anders worden uitgelegd, dan dat alleen zijn toegestaan de woningen die er reeds zijn. Het begrip bestaande is in de definitiebepaling nog uitgebreid door het “bestaan” ook te koppelen aan het moment van tervisielegging en eerder aangevraagde of verleende vergunningen. Zelfs al zou, zoals eiseres bepleit, het bijvoeglijk naamwoord “bestaand” in dit geval alleen betrekking hebben op “aantal”, hetgeen gelet op de systematiek van de regels niet voor de hand ligt, dan zou dat eiseres niet baten. Het aantal (woningen) op het perceel ten tijde van haar aanvraag was immers nihil , zodat ook uit die niet voor hand liggende uitleg volgt dat de regels in het bestemmingsplan de nieuwbouw van de tiny houses niet toelaat. Van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwe woning', als geregeld in artikel 23.1 aanhef en onder c van de planregels, waar een nieuwe woning mag worden gebouwd, is ter plaatse van het perceel geen sprake. Dat er in het verleden wel woningen hebben gestaan, wel de bestemming wonen aan het perceel is gegeven en er wel een bouwvlak is ingetekend, brengt nog niet mee dat de regels toelaten dat nieuwbouw mag plaatsvinden op een plek waar – ten tijde van de tervisielegging of het geldend worden van het bestemmingsplan – geen (aantal) woning(en) aanwezig was. Wel kan aan eiseres worden toegegeven dat een dergelijke wijze van vaststellen van een bestemmingsplan op z’n minst verwarring wekt en niet de schoonheidsprijs verdient. Nog daargelaten dat verweerder er nog (onbestreden) op heeft gewezen dat de bestemming onder het voorgaande bestemmingplan reeds vergelijkbare, beperkte, bouwmogelijkheden bood, is het feit dat op het perceel voorheen wel woningen hebben gestaan onvoldoende om het bestemmingsplan anders uit te leggen dan zoals hiervoor overwogen. Anders dan eiseres nog aanvoert, betekent het voorgaande niet dat het perceel in het geheel niet (positief) zou zijn bestemd. Gebruik als tuin of erf is immers mogelijk.
8.2
De rechtbank vermag voorts, anders dan eiseres, niet in te zien dat het bestemmingsplan niet geldig zou zijn voor zover voor het perceel is bepaald dat het een geluidszone – industrie betreft waarvoor nog andere bouwbeperkingen gelden. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen is een hulpmiddel voor het opstellen van bestemmingsplannen, maar geen algemeen verbindend voorschrift dat de door eiseres gewraakte formulering kan verbieden. Dat in een bestemmingsplan regels worden opgenomen om bepaalde bestemmingen en bepaald gebruik te waarborgen is juist in overeenstemming met het doel van het opstellen van bestemmingsplannen. Onder meer in artikel 41 van de Wet geluidshinder, genoemd in het bestemmingsplan, wordt juist aan de vaststelling van geluidszones in een bestemmingsplan gerefereerd. Dit wijst er op dat regels met betrekking tot dergelijke zones in een bestemmingsplan niet misstaan. Aangezien dus sprake is van geldige regels in verband met de geluidszone waarin nieuwbouw wordt verboden, en eiseres niet heeft weerlegd dat de bouw van de tiny houses daarmee niet in overeenstemming is, is het bouwplan ook op dit punt in strijd met het bestemmingsplan. Uit artikel 39.2.2 volgt immers duidelijk en ondubbelzinnig dat op het perceel, waar geen woning staat en dus van vervanging geen sprake is, geen nieuwe woning mag worden gebouwd, aangezien een woning – zo is niet in geschil - een geluidsgevoelig gebouw is. De stelling van eiseres dat dit niet zo bedoeld kan zijn, volgt de rechtbank daarom niet.
8.3
De conclusie is dus dat verweerder in het bestreden besluit het bouwplan terecht in strijd met het bestemmingsplan heeft geacht, zodat de weigeringsgrond uit artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo zich in beginsel voordoet. Dat verweerder in het primaire besluit een ander standpunt had ingenomen, doet daar niet aan af.
Afwijking bestemmingsplan?
9.1
Dat het bouwplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling alsnog kan worden vergund, is niet in geschil. Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo verleent aan verweerder de bevoegdheid te vergunnen dat in afwijking van het bestemmingsplan wordt gebouwd. Het gaat daarbij om een bevoegdheid en niet om een verplichting. Of en hoe verweerder van die bevoegdheid gebruik maakt, kan de rechtbank in deze procedure niet anders dan terughoudend toetsen. Wel bevat dat artikel een voorwaarde voor toepassing van die bevoegdheid, namelijk dat het bouwen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
9.2
Aan eiseres kan worden toegegeven dat de motivering van verweerder om niet tot verlening van de vergunning met afwijking van het bestemmingsplan over te gaan, beperkt is. In de motivering refereert verweerder onder verwijzing naar het advies van de Omgevingsdienst IJmond zowel aan “een goede ruimtelijke ordening” als aan de belangen van Lassie c.s. Daardoor ontstaat de indruk dat de (verplichte) weigeringsgrond strijd met een goede ruimtelijke ordening verweven is met de afweging of verweerder al dan niet bereid is zijn medewerking te verlenen, waar andere belangen en overwegingen een rol kunnen spelen.
9.3
Dat neemt niet weg dat de weigering van de discretionaire bevoegdheid gebruik te maken, de terughoudende toetsing in rechte kan doorstaan. Uit het advies van de Omgevingsdienst volgt dat er op zijn minst vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de wenselijkheid woningen te realiseren op zo korte afstand van industriële bedrijvigheid die diverse vormen van overlast (waaronder lawaai en stank) meebrengt. Eiseres heeft wel vraagtekens geplaatst bij dat advies maar de feitelijke bevindingen daarin niet weerlegd. Verweerder heeft tegen die achtergrond aan het belang van Lassie c.s. om door nieuwe woningbouw niet onnodig in haar bedrijfsvoering te worden belemmerd, in redelijkheid doorslaggevend gewicht kunnen toekennen. Daarop stuiten de beroepsgronden die tegen deze afweging zijn gericht, reeds af.
Vertrouwensbeginsel
10.1
Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Ter zitting heeft verweerder met bewijsstukken onderbouwd – namelijk met een stuk “Voortgang mogelijke locaties (semi)-permanente huisvesting gemeente Wormerland, versie 28 februari 2018” - dat het perceel niet op de door eiseres bedoeld shortlist staat, zodat de overweging in het primaire besluit op dit punt feitelijk onjuist is. Eiseres heeft deze stelling niet weerlegd, zodat haar beroep op deze omstandigheid ter onderbouwing van haar beroep op het vertrouwensbeginsel feitelijke grondslag mist.
10.2
Het argument van eiseres dat verweerder in het primaire besluit heeft overwogen dat verweerder het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan achtte, brengt ook niet mee dat haar beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Het gaat hier om een standpunt over de betekenis en reikwijdte van toepasselijke regels in een nog niet onherroepelijk besluit over de toepassing van die regels. Reeds vanwege het feit dat een dergelijke beslissing nog onderworpen kan worden aan een rechtsmiddel en de rechter uiteindelijk een oordeel geeft over de betreffende rechtsregel en de toepassing op de casus, waarbij een dergelijk rechtsmiddel ook nog door een derde kan worden ingesteld, kan dat standpunt geen vertrouwen wekken, waar verweerder vervolgens aan is gehouden. [1] Dat zou niet stroken met het systeem van rechtsbescherming en de volledige heroverweging in bezwaar. De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit de stellingen van eiseres niet volgt, dat verweerder willens en wetens aan eiseres heeft toegezegd dat hij in afwijking van de juiste interpretatie van de bestemmingsplanregels en de toepassing op de casus toch een vergunning voor bouwen zou verlenen.
10.3
De overige omstandigheden waarop eiseres zich in dit verband beroept, kunnen haar evenmin baten. Uit die omstandigheden blijkt immers niet dat verweerder aan eiseres – met zoveel woorden - heeft toegezegd gebruik te zullen maken van zijn bevoegdheid om vergunning te verlenen om af te wijken van de regels in het bestemmingsplan.
10.4
Voor zover eiseres in verband met haar beroep op het vertrouwensbeginsel nog heeft aangevoerd dat onderzocht moet worden of aan haar schade moet worden vergoed, slaagt ook dat argument gelet op het voren overwogene niet. Er is immers geen sprake van gerechtvaardigd vertrouwen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op, dat het primaire besluit gelet op de heroverweging in bezwaar wel fout en onrechtmatig was. Niet valt echter in te zien dat eiseres door het aanvankelijk onrechtmatig verlenen van de vergunning schade heeft geleden.
11. Hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De beroepsgronden treffen geen doel. Het beroep is daarom ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze zaak is behandeld door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage; Juridisch kader
Artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(...)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…)
Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo, luidt, voor zover van belang:
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de aanvraag geweigerd indien (…) de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (…) tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12 (…)
Artikel 2.12 Wabo luidt - voor zover van belang – als volgt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (…):
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan (…) opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; (…)
Artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) (hierna: kruimelgevallenregeling) luidt voor zover van belang als volgt:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan (…) wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Voor het perceel geldt het bestemmingsplan “Woonkern Wormer en Lint” (hierna: het bestemmingsplan), vastgesteld op 21 maart 2017 en op 7 februari 2018 onherroepelijk geworden. Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vanaf 3 november 2016 ter inzage gelegen. In het bestemmingsplan is het perceel bestemd voor ‘Wonen’ en is ter plaatse een bouwvlak opgenomen met de bouwaanduiding aaneengebouwd met een maximum bouwhoogte van 8 meter en een goothoogte van 4 meter. Tevens is voor het perceel als gebiedsaanduiding “geluidszone-industrie” vermeld.
De van toepassing zijnde regels in het bestemmingsplan luiden – voor van belang - als volgt:
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
(…)
1.23
bestaand(e)
a. voor een bouwwerk: een bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan dan wel gebouwd kan worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen;
b. voor gebruik: een gebruik dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
(…)
Artikel 23 Wonen
23.1
bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het bestaande aantal woningen in de categorieën:
(…)
3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', voor aaneengebouwde, twee-aaneen en vrijstaande woningen;
(…)
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwe woning', is een nieuw te bouwen woning toegestaan, met dien verstande dat maximaal één woning per aanduiding is toegestaan;
(…)
Artikel 39 Algemene aanduidingsregels
(…)
39.2
geluidzone - industrie
39.2.1
aanduidingsomschrijving
De voor 'geluidzone - industrie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 van de Wet geluidhinder.
39.2.2
bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuw geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.
39.2.3
afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.2.2 voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig het bepaalde bij de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daar voor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Voetnoten

1.Vergelijk voor een casus waarin in bezwaar aan de orde was het terugkomen op een eerder verleende vergunning op basis van een bevoegdheid de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 27 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1831.