ECLI:NL:RBNHO:2020:11168

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
15/138437-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een pikhaak en vernieling van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en vernieling. De verdachte heeft op 8 juni 2019 in Spaarndam met een pikhaak driemaal gestoken naar het slachtoffer, waarbij hij het slachtoffer in de linker borst heeft geraakt, vlakbij de longen en het hart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de poging tot doodslag en vrijspraak van de vernieling. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft echter wel de poging tot doodslag bewezen verklaard, op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook de aangetroffen bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de pikhaak en de honkbalknuppel, en heeft deze onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/138437-19
Uitspraakdatum: 17 december 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.P. Visser, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.W. Huizinga, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegestane aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een pikhaak, althans een lange stok met daarop een scherpe
(ijzeren) punt, (met kracht) heeft gestoken en/of geprikt en/of geslagen in/tegen de borst(kas)/ nabij/ter hoogte (van) het hart van die [slachtoffer] , althans in de richting van het lichaam van [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een pikhaak, althans een lange stok met daarop een scherpe (ijzeren) punt, (met kracht) heeft gestoken en/of gebruikt en/of geslagen in/tegen de borst(kas) nabij/ter hoogte (van) het hart van die [slachtoffer] , althans in de richting van het lichaam van [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Spaarndam, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere ramen van een boot en/of inboedel in (voornoemde) boot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [slachtoffer] , althans een ander, toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt (door al dan niet met een voorwerp voornoemde ramen van die boot in te slaan en/of al dan niet met een voorwerp inboedel in die boot kapot te slaan).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling en tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Volgens de officier van justitie heeft verdachte met een pikhaak meermalen, gericht en met kracht op het slachtoffer ingestoken, waarbij het slachtoffer levensgevaarlijk in de borst is geraakt. Hiermee heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer welbewust aanvaard.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman in de kern aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever met een pikhaak in de borst heeft gestoken of aangever anderszins heeft verwond. Bovendien is van (voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel geen sprake, omdat verdachte enkel met een stok door het luik heeft gestoten met het doel aangever uit de boot weg te jagen en niet met de intentie hem te verwonden. Ten aanzien van feit 2 geldt volgens de raadsman dat de medeverdachte de vernielingen heeft gepleegd en dat uit de onderzoeksbevindingen niet volgt dat ook verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de vernieling aan de boot te hebben gepleegd. Zijn medeverdachte, [medeverdachte] , heeft zowel bij de politie als bij de raadkamer van deze rechtbank verklaard dat hij de vernielingen aan en in de boot heeft aangericht. De rechtbank is tegen die achtergrond, zoals ook de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd, van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de vernieling, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen hem onder feit 2 is ten laste gelegd.
3.3.2
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte samen met twee anderen in de ochtend van 8 juni 2019 naar de boot van aangever [slachtoffer] is gevaren. Aangever heeft verklaard dat hij wakker werd van lawaai rondom zijn boot en dat een man het luik boven zijn slaapruimte had opengetrokken. Volgens aangever werd vervolgens met een roeispaan naar beneden geslagen en is hij met een pikhaak gestoken. Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat eerst een peddel door het luik kwam en daarna de pikhaak waarmee aangever tussen zijn ribben werd gestoken.
Voornoemde verklaringen vinden steun in de beschrijving van de camerabeelden, waaruit volgt dat medeverdachte het luik boven het ruim van de boot opent en met een stok door het luik steekt, waarna verdachte driemaal met een andere stok door diezelfde opening stoot. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard de laatstbedoelde persoon te zijn die als tweede een stok in het ruim stak, maar heeft ontkend aangever met een pikhaak te hebben gestoken.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte aangever met een pikhaak heeft gestoken. Immers volgt uit de verklaringen van aangever en getuige [getuige] dat eerst met een peddel is geslagen en daarna met een pikhaak in de borst is gestoken, terwijl de rechtbank op grond van de hierboven weergegeven onderzoeksbevindingen vaststelt dat verdachte degene is die als tweede persoon met een voorwerp door het luik heeft gestoken. Daarnaast heeft aangever verklaard de desbetreffende pikhaak uit zelfverdediging te hebben afgebroken nadat hij daarmee was gestoken, terwijl in de kajuit van de boot ook daadwerkelijk een pikhaak met daaraan nog een stukje van de afgebroken steel is aangetroffen, met op de haak het DNA van aangever. Het andere deel van de steel is op de wal naast de boot aangetroffen. Op het linkerbeen en onder de linker tepel van aangever zijn steekwonden geconstateerd, die blijkens de medische verklaring (ook wat betreft de ouderdom van het letsel) passen bij de door aangever geschetste toedracht en de door de politie verstrekte informatie.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is die aangever in de borst heeft gestoken en dat dit met een pikhaak is gebeurd. Het verweer dat geen sprake zou zijn van opzet op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin, omdat verdachte aangever enkel wilde wegjagen, slaagt niet.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier dodelijk letsel bij aangever, aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de – naar algemene ervaringsregels vast te stellen – aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij bovenop de boot van aangever stond, door het luik naar binnen heeft gekeken en daar meerdere personen heeft gezien. De rechtbank stelt vast dat verdachte vervolgens tot drie keer toe met een pikhaak naar beneden door het luik heeft gestoken, waarbij hij aangever onder meer in de borst heeft geraakt. Door op de beschreven wijze met een dergelijk puntig voorwerp richting een persoon te steken, kan naar algemene ervaringsregels worden aangenomen dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dodelijk letsel bij aangever, door hem op een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel te raken, heeft aanvaard. Daarbij is in aanmerking genomen dat blijkens de medische verklaring de longen en het hart van aangever net niet zijn geraakt.
De rechtbank acht dan ook de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 8 juni 2019 te Spaarndam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een pikhaak heeft gestoken in de borst / nabij het hart van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat:
- verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven;
- de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten de pikhaak en stok en een honkbalknuppel, worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer aangaande de sanctietoepassing gevoerd, omdat hij voor beide feiten vrijspraak heeft bepleit.
De raadsman heeft de rechtbank wel verzocht de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Hiertoe voert de raadsman aan dat verdachte onmisbaar is voor zijn bedrijf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft driemaal richting aangever gestoken met een pikhaak en aangever daarbij onder meer geraakt in de linker borst, vlakbij de longen en het hart. Er mag van geluk worden gesproken dat dit niet tot de dood van aangever heeft geleid.
Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van aangever. Een en ander heeft zich bovendien afgespeeld op een plaats waar aangever zich juist veilig moet voelen, namelijk zijn (woon)boot, waarin hij lag te slapen op het moment dat verdachte de boot betrad. Aangever werd in het ruim van zijn boot aangevallen en kon geen kant op. Dergelijke gebeurtenissen maken over het algemeen diepe indruk en kunnen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
De kennelijke reden voor dit zeer gewelddadige optreden is dat aangever goederen zou hebben gestolen van (het familiebedrijf van) verdachte. Verdachte heeft met zijn wraakactie blijk gegeven van een ernstig gebrek van normbesef. De rechtbank rekent verdachte deze lichtzinnige wijze van handelen aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2020, waaruit blijkt dat hij de afgelopen vijf jaren niet eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 september 2019 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Misdrijven tegen het leven gericht behoren tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als het delict voltooid wordt, zijn de gevolgen ervan onomkeerbaar. Aan een poging tot doodslag wordt derhalve zwaar gewicht toegekend en de rechtbank is dan ook van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden op zijn plaats is, met aftrek van de duur van het voorarrest. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding hiervan af te wijken.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval en de persoon van verdachte geen aanleiding de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen, zodat de hiertoe strekkende vordering van de officier van justitie zal worden afgewezen.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een honkbalknuppel, dient te worden onttrokken aan het verkeer. De honkbalknuppel behoort verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een stok van een pikhaak en een pikhaak met afgebroken steel, dienen te worden teruggegeven aan [slachtoffer] , aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende daarvan kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36b, 36d, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte als feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het als feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vierentwintig [24] maanden;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK Honkbalknuppel (1026805);
gelast de teruggave aan de rechthebbende:
- 1 STK stok van pikhaak (1026801);
- 1 STK haak met afgebroken steel (1026802);
wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.C. Koelman, voorzitter,
mrs. M.J.M. Verpalen en C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2020.
mrs. G.C. Koelman en C.A.J. van Yperen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.