ECLI:NL:RBNHO:2020:11147

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
C/15/296559 / HA ZA 19-745
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een schriftelijke overeenkomst voor schoonmaakdiensten en bewijsopdracht voor betaling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de uitleg van een overeenkomst voor schoonmaakdiensten centraal. De eiser, GCA Facility Services B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Beverwijkse Bazaar B.V., met betrekking tot onbetaalde facturen voor schoonmaakwerkzaamheden. De procedure begon met een dagvaarding op 12 november 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en tussenvonnissen. De kern van het geschil betreft de uitleg van het maandtarief van € 4.350,- dat GCA in rekening bracht voor schoonmaakdiensten. GCA stelt dat dit tarief betrekking heeft op 36 uur schoonmaakwerk per weekend, terwijl Beverwijkse Bazaar betwist dat het tarief niet ook voor 72 uur per weekend geldt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in juli 2018 een afspraak is gemaakt dat het maandtarief vanaf week 27 betrekking heeft op 36 uur per weekend, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de periode daarvoor. GCA heeft de bewijslast om aan te tonen dat Beverwijkse Bazaar een bedrag van € 76.688,55 exclusief btw verschuldigd is voor extra gewerkte uren. De rechtbank heeft de vordering van GCA voor het grootste deel afgewezen, maar GCA moet nu bewijs leveren van de gemaakte afspraken. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/296559 / HA ZA 19-745
Vonnis van 16 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GCA FACILITY SERVICES B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. S. Heijerman te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEVERWIJKSE BAZAAR B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
advocaat mr. A. de Groot te Alkmaar.
Partijen zullen hierna GCA en Beverwijkse Bazaar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van GCA van 12 november 2019;
  • de conclusie van antwoord van Beverwijkse Bazaar van 15 januari 2020;
  • het tussenvonnis van 29 januari 2020;
  • de akte van Beverwijkse Bazaar van 11 augustus 2020 met de aanvullende producties 6 tot en met 13;
  • de akte van GCA van 25 augustus 2020 met de aanvullende producties 19 tot en met 22;
  • de akte vermeerdering eis van GCA van 20 oktober 2020 met aanvullende producties 23 tot en met 29;
  • de antwoordakte van Beverwijkse Bazaar van 26 oktober 2020 met aanvullende producties 14 en 15;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van GCA van 4 november 2020;
  • de mondelinge behandeling op 4 november 2020 en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GCA levert diensten op het gebied van schoonmaak. Beverwijkse Bazaar is een overdekte markt in Beverwijk.
2.2.
Op 3 januari 2018 stuurt GCA aan Beverwijkse Bazaar een door haar ondertekende brief waarin zij de met Beverwijkse Bazaar gesloten overeenkomst bevestigd voor schoonmaakdienstverlening in 2018, waarbij de opdracht voor onbepaalde tijd wordt aangegaan (hierna: de opdrachtbevestiging). In de brief staat onder meer het volgende:
‘GCA Facility Services komt hierbij overeen voor het schoonhouden van locatie Food Court op bovengenoemd adres.
Prijsstelling schoonmaakonderhoud
Omschrijving
Maandbedrag
Jaarbedrag
3.796 uur per jaar t.b.v. onderstaande werkzaamheden
€ 4.350,00
€ 52.200,00
Werkzaamheden
In het weekend (zaterdag en zondag) schoonmaken en opruimen van Food Court op De Bazaar te Beverwijk
(…)’
2.3.
Op 6 februari 2018 sluiten GCA en Beverwijkse Bazaar een overeenkomst ten behoeve van schoonmaakdienstverlening in 2018, die door hen beide is ondertekend en waarbij de opdracht voor bepaalde tijd (het kalenderjaar 2018) wordt aangegaan (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst staat onder meer het volgende:
‘GCA Facility Service B.V. komt hierbij overeen voor het schoonhouden van locatie Food Court op bovengenoemd adres.
Prijsstelling schoonmaakonderhoud
Omschrijving
Maandbedrag
Jaarbedrag
Schoonmaakonderhoud
€ 4.350,00
€ 52.200,00
Werkzaamheden
In het weekend (zaterdag en zondag) schoonmaken en opruimen van Food Court op De Bazaar te Beverwijk
(…)’
2.4.
Bij e-mail van 3 april 2018 schrijft Beverwijkse Bazaar aan GCA onder meer het volgende:
‘(…)
Ik ben nog in afwachting van het totale tariefvoorstel voor de functies van schoonmaker Foodcourt, leidinggevende Foodcourt, toiletdame en schoonmaker Afbouw. Ik ontvang dit voorstel graag a.s.a.p. zodat we (wat mij betreft) structurele afspraken kunnen maken. Wellicht te bespreken bij de afspraak die ik voor a.s. vrijdag met (…) heb gepland.
Voor het overige: wij hebben tot nu toe de afspraken gemaakt zoals verwoord in bijgaand document Contract Foodcourt 2018. Deze afspraken zijn gebaseerd op de inzet van 4 medewerkers op zaterdag en zondag (2 van 10.00 – 20.00 uur en 2 van 12.00 – 20.00 uur). Totaal 36 uur per weekend voor een totaalbedrag van € 4.350,00 ex BTW per maand.
Wij hebben bijgaande factuur A, B en C ontvangen. Deze facturen zijn conform afspraak en akkoord. Factuur D benoemd een afwijkende ureninzet en afwijkend bedrag. Graag deze corrigeren.
Al met al is het idee de inzet vanuit Effectief Groep als volgt in te vullen:
- 4 schoonmakers Foodcourt > conform huidige afspraken
- 1 leidinggevende Foodcourt > graag tariefvoorstel (zat/zon van 12.00 – 20.00 uur)
- 4 toiletdames > graag tariefvoorstel (zat/zon van 08.00 – 18.00 uur)
- 5 schoonmakers Afbouw > graag tariefvoorstel (zat/zon van 18.00 – 22.00 uur)
Uiteraard verwacht ik scherpe tarieven van jullie mede gebaseerd op de omvang van het aantal uren en het feit dat we structurele afspraken willen maken.’
De facturen ‘A’, ‘B’ en ‘C’ waaraan Beverwijkse Bazaar in de e-mail refereert zijn facturen die zien op ‘
schoonmaakonderhoud’ in de maanden januari, februari en maart 2018 voor een maandtarief van steeds € 4.350,- exclusief btw. De factuur ‘D’ ziet op ‘
Extra schoonmaakwerkzaamheden periode 1’à € 4.619,70 exclusief btw.
2.5.
Bij e-mail van 9 april 2018 schrijf Beverwijkse Bazaar aan GCA het volgende:
‘Zoals afgelopen week besproken gaat er iets niet goed met de facturatie.
Wij hebben een aantal correcte facturen ontvangen (€ 4350,00 ex BTW per maand voor de schoonmakers foodcourt), echter ook een aantal facturen voor vermeende “extra werkzaamheden” waarvan geen sprake is (niet afgeroepen door De Bazaar en dus ook niet geleverd door Effektief Groep).
Voor de duidelijkheid tref je in bijgaand excellbestand aan een overzicht van de extra werkzaamheden die WEL door De Bazaar zijn afgenomen en in rekening kunnen worden gebracht zodra we consensus hebben over het te hanteren tarief.
Vooralsnog verzoek ik je de reeds gestuurde foutieve facturen te crediteren en te voorkomen dat er nogmaals onterechte facturen worden verstuurd om te voorkomen dat er misverstanden gaan ontstaan.’
2.6.
Bij factuurdatum van 26 juni 2018 crediteert GCA de volgende in rekening gebrachte bedragen:
- ‘
extra schoonmaakwerkzaamheden periode 1’(week 1 tot en met 4) à € 4.619.70 excl. btw
- ‘
extra schoonmaakwerkzaamheden periode 2’(week 5 tot en met 8) à € 8.230,50 excl. btw
- ‘
extra schoonmaakwerkzaamheden periode 3’(week 9 tot en met 12) à € 5.256,90 excl. btw
2.7.
Bij e-mail van 1 augustus 2018 schrijft GCA aan Beverwijkse Bazaar het volgende:
‘Zoals zojuist afgesproken zend ik je hierbij 6 opdrachtbonnen met daarop het bedrag van
€ 12.781,45. Tot deze bedragen ben ik als volgt gekomen:
Totaalbedrag wat tot en met week 26 door mij in kaart is gebracht en waarop jij akkoord hebt gegeven is€ 75.573,45
De toeslagen van alle feestdagen heb ik verdeeld, en de extra uren die na week 26 tot aan heden zijn gemaakt zijn (in totaal 42 uur) , heb ik er vervolgens bij gedaan, hetgeen een totaalbedrag van€ 76.688,55 maakt.
Ik heb zoveel als mogelijk geprobeerd om een cluster van 6 weken aan te houden, echter de eerste 3 lopen wat dat betreft wel uit de pas, maar dat kan niet anders.
Voorstel factuurdata:
Bon 1 op 3 augustus
Bon 2 op 24 augustus
Bon 3 op 14 september
Bon 4 op 26 oktober
Bon 5 op 30 november
Bon 6 op 28 december
Kun jij de opdrachtbonnen tekenen en retourneren indien je akkoord bent met de voorgestelde factuurdata? (…)’
2.8.
De eerste twee opdrachtbonnen à € 12.781,45 zijn door Beverwijkse Bazaar geaccordeerd en op 1 november 2018 betaald. Op deze twee bonnen staat het volgende handgeschreven:
‘toiletdames afbouwploeg extra leiding foodcourt’.
2.9.
De derde opdrachtbon à € 12.781,45 is in eerste instantie gesplitst in een bedrag van € 5.100,00 en een bedrag van € 7.681,45. Op deze twee bonnen staat het volgende handgeschreven: ‘
toiletdames afbouwploeg extra leiding foodcourt’.
Met betrekking tot het laatstgenoemde bedrag schrijft Beverwijkse Bazaar per e-mail van 7 november 2018 het volgende aan GCA:
‘Wil je deze splitsen in 2 facturen:
- Een voor € 3.710 de weken 40-41-42
- Een voor € 3.971,45 voor de weken 43-44’
GCA heeft de bon, zoals verzocht door Beverwijkse Bazaar, gesplitst en alle delen van de derde opdrachtbon zijn door Beverwijkse Bazaar in december 2018/januari 2019 voldaan.
2.10.
Op 8 november 2018 schrijft GCA per e-mail aan Beverwijkse Bazaar zo vrij te zijn geweest om Beverwijkse Bazaar van dienst te zijn door de resterende drie bonnen in 12 stuks te splitsen.
2.11.
Op 6 februari 2019 factureert GCA de laatste drie bonnen opgesplitst in twaalf facturen aan Beverwijkse Bazaar. Alle facturen vermelden een betalingstermijn van
‘binnen 30 dagen na de factuurdatum’. Beverwijkse Bazaar betaalt deze facturen niet.

3.De vordering

3.1.
GCA vordert – samengevat – na eisvermeerdering uitvoerbaar bij voorraad Beverwijkse Bazaar te veroordelen tot betaling van:
I. een bedrag ad € 47.635,65 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten à
€ 1238,97) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over het bedrag ad
€ 46.396,68 vanaf 20 februari 2019 tot aan het moment van algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, het nasalaris daaronder begrepen.
II. een bedrag ad € 2.274,80 zijnde de reële proceskosten voor de mondelinge behandeling op 27 augustus 2020 die geen doorgang heeft gevonden.
3.2.
GCA legt primair aan vordering I ten grondslag dat het maandtarief van € 4.350,- uit de overeenkomst ziet op schoonmaakwerkzaamheden voor 36 uur per weekend, waardoor alle inzet boven de 36 uur aanvullend moet worden betaald door Beverwijkse Bazaar. In dat kader staat nog een bedrag van € 46.396,68 inclusief btw open. Subsidiair beroept GCA zich op de afspraak zoals opgenomen in de e-mail van 1 augustus 2018. Op basis daarvan is Beverwijkse Bazaar een bedrag van € 76.688,55 exclusief btw verschuldigd aan GCA voor werkzaamheden boven de 36 uur per weekend tot en met week 26 (plus 42 extra uren die na week 26 zijn gemaakt en na verdeling van de toeslagen van alle feestdagen). Na aftrek van de door Beverwijkse Bazaar verrichtte betalingen moet Beverwijkse Bazaar nog een bedrag van € 46.396,68 inclusief btw betalen. GCA legt aan vordering II ten grondslag dat er sprake is van onrechtmatig handelen door Beverwijkse Bazaar in verband met het door de rechtbank gehonoreerde uitstelverzoek van de geplande mondelinge behandeling.

4.Het verweer

4.1.
Beverwijkse Bazaar betwist de vorderingen van GCA, met als conclusie dat deze moeten worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
In de loop van 2018 is er tussen partijen discussie ontstaan over de uitleg van de overeenkomst (zie punt 2.3 van dit vonnis). Meer specifiek ziet de discussie op de vraag of het in de overeenkomst genoemde maandtarief van € 4.350,- (hierna: het maandtarief) ziet op de inzet van schoonmakers voor 36 uur of 72 uur per weekend. Ter zitting is gebleken dat partijen in juli 2018 hebben afgesproken dat het maandtarief vanaf week 27 ziet op de inzet van schoonmakers voor 36 uur per weekend en dat de uren daarboven vooraf worden afgestemd met de heer [A.], werkzaam als operationeel directeur bij Beverwijkse Bazaar. De vraag die voorligt is of Beverwijkse Bazaar ook tot en met week 26 verplicht kan worden tot betaling van de uren boven de inzet van 36 uur per weekend. Primair stelt GCA dat het in de overeenkomst opgenomen maandtarief ziet op 36 uur per weekend en dus het meerdere daarboven nog door Beverwijkse Bazaar betaald moet worden. De rechtbank zal daarom al eerste beoordelen of het maandtarief ziet op 36 of 72 uur inzet van schoonmaakpersoneel per weekend.
5.2.
De rechtbank merkt echter allereerst nog op dat Beverwijkse Bazaar in haar processtukken en ter zitting steeds 72 uur per weekend noemt, terwijl GCA het wisselend heeft over 72 en 73 uur. GCA gaat in de dagvaarding uit van 72 uur en ter zitting is ook mondeling namens GCA steeds gesproken over 72 uur. Alleen in de pleitnotitie wordt door GCA gerekend met 73 uur per weekend, maar zonder daarbij uit te leggen waarom zij afwijkt van het eerder door haar gestelde in de dagvaarding en van het aantal van 72 uur dat zij verder tijdens de mondeling behandeling heeft aangehouden. De rechtbank houdt daarom 72 uur inzet per weekend aan.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de vraag hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd en of de overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld niet kan worden beantwoord op grond van alleen een taalkundige uitleg. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het gaat er dus om wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan en wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden.
5.4.
De betekenis die aan de overeenkomst kan worden toegekend, wordt mede bepaald door de daaraan voorafgaande opdrachtbevestiging van GCA van 3 januari 2018. Beverwijkse Bazaar voert namelijk aan dat deze opdrachtbevestiging enkel is aangepast omdat deze niet door beide partijen maar alleen door GCA is ondertekend en daarin – anders dan overeengekomen – staat dat het een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreft. GCA stelt dat zij de inhoud van de opdrachtbevestiging wilde corrigeren, maar per abuis een verkeerde versie van de overeenkomst ter ondertekening heeft aangeboden. De rechtbank overweegt dat volgens de eigen stellingen van GCA dit alles intern binnen haar eigen onderneming is gebleven, zodat Beverwijkse Bazaar hiermee onbekend was. Daarmee staat vast dat Beverwijkse Bazaar terecht ervan uitging dat er geen andere aanleiding is geweest om tot een aanpassing van de opdrachtbevestiging over te gaan dan een correctie op de duur van de overeenkomst en een ondertekening door beide contractspartijen. Hieruit volgt dat voor Beverwijkse Bazaar de verdere inhoud van de opdrachtbevestiging de tussen partijen gemaakte afspraken weergeeft, althans dat zij dit zo had mogen opvatten. In de opdrachtbevestiging staat dat het maandtarief van € 4.350,- ziet op
‘in het weekend (zaterdag en zondag) schoonmaken en opruimen van Food Court op De Bazaar te Beverwijk’, waarbij een expliciet aantal uren is opgenomen: 3.796 uur per jaar, oftewel 72 uur per weekend. In de overeenkomst is het aantal jaaruren niet opgenomen en in plaats daarvan staat er ‘
Schoonmaakonderhoud’. Gelet echter op de inhoud van de opdrachtbevestiging mocht de Beverwijkse Bazaar het zo begrijpen dat overeengekomen is dat zij voor de inzet van 3.796 uur – en daarmee voor 72 uur per weekend een vast maandbedrag van € 4.350,- was verschuldigd. De rechtbank zal echter nog twee aanvullende stellingen van GCA beoordelen, alvorens een tussenconclusie te nemen op het punt van de uitleg van de overeenkomst.
5.5.
GCA heeft ten eerste nog gesteld dat er door haar een fout is gemaakt bij het opstellen van zowel de opdrachtbevestiging als de overeenkomst en dat Beverwijkse Bazaar niet had mogen afgaan op de juistheid van het bedrag of het genoemde aantal uren, omdat het contract bij een inzet van 72 uur per weekend voor een maandbedrag van € 4.350,- evident verlieslatend is. Volgens GCA zou dit neerkomen op een uurtarief van € 13,94 (bij 72 uur) althans van € 13,75 (bij 73 uur). Deze stelling is betwist door Beverwijkse Bazaar, waarbij zij heeft voorgerekend dat het door GCA genoemde uurtarief niet dusdanig laag is dat zij op de juistheid daarvan niet had mogen vertrouwen. De rechtbank volgt dit verweer van Beverwijkse Bazaar. Het uurtarief is gezien het – door Beverwijkse Bazaar aangevoerde – wettelijke minimumloon van € 9,10/9,20 bruto en het loon van schoonmakers in vaste dienst bij Beverwijkse Bazaar van € 9,22 bruto voor een 22 jarige en € 10,66 bruto voor iemand van 23 jaar of ouder namelijk niet dusdanig irreëel, dat Beverwijkse Bazaar daaruit had moeten afleiden dat de overeenkomst niet op 72 uur per weekend zou zien.
5.6.
Ten tweede bleek ter zitting dat GCA in de e-mail van 3 april 2018 van [A.] (zie punt 2.4 van dit vonnis) een aanwijzing ziet dat het overeengekomen maandtarief ziet op 36 uur per weekend omdat [A.] dit aantal expliciet noemt in zijn e-mail. De rechtbank overweegt dat uit de zin ‘
deze afspraken zijn gebaseerd op de inzet van 4 medewerkers op zaterdag en zondag (2 van 10.00 – 20.00 uur en 2 van 12.00 – 20.00 uur)’ overduidelijk volgt dat er met betrekking tot het door [A.] genoemde totaal van 36 uur sprake is van een verschrijving (omdat uit de geciteerde zin volgt dat het om 72 uur gaat).
5.7.
De tussenconclusie is dan ook dat Beverwijkse Bazaar in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht verwachten dat het maandtarief uit de overeenkomst ziet op de inzet van schoonmakers voor 72 uur per weekend. Op grond van de overeenkomst kan vordering I van GCA dus niet worden toegewezen. Door GCA zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere conclusie kunnen leiden.
5.8.
GCA legt subsidiair de afspraak zoals weergegeven in haar e-mail van 1 augustus 2018 aan vordering I ten grondslag. Op grond van de daarin verwoorde afspraak is volgens GCA Beverwijkse Bazaar een bedrag van € 76.688,55 verschuldigd aan GCA voor alle ureninzet boven de 36 uur per weekend tot en met week 26 (een bedrag van
€ 75.573,45), plus 42 extra uren die na week 26 zijn gemaakt en na verdeling van de toeslagen van alle feestdagen, in totaal € 76.688,55. Beverwijkse Bazaar betwist dat deze afspraak is gemaakt.
5.9.
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat in juni 2018 door GCA creditfacturen zijn gestuurd aan Beverwijkse Bazaar, die zien op het door GCA in rekening gebrachte verschil tussen 36 en 72 uur. Naar aanleiding van de discussie over de uitleg van de overeenkomst heeft op 6 juli 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen de district manager (de heer [B.]) en de operationeel directeur (mevrouw [C.]) van GCA en de operationeel directeur (de heer [A.]) van Beverwijkse Bazaar. Vast staat verder dat toen ook is afgesproken dat vanaf week 27 het maandtarief van € 4.350,- geldt voor de inzet van 36 uur per weekend en dat iedere inzet daarboven moet worden betaald. Die afspraak is vervolgens uitgevoerd. Partijen zijn het niet eens over wat is afgesproken over de periode tot en met week 26 en verklaren daarover verschillend.
5.10.
Ter zitting verklaarde Poort voor GCA dat het gesprek op 6 juli 2018 ging over de betaling van tot en met week 26 gewerkte meeruren boven de inzet van 36 uur, waarbij er geen specifiek bedrag is genoemd. Omdat [A.] dit meerwerk wilde nakijken is er toen geen specifieke afspraak gemaakt. Poort verklaarde dat [A.] haar op 13 juli 2018 belde en haar toen bevestigde en toezegde de gemaakte meeruren te zullen betalen. Wel wilde hij eerst zien wat er gewerkt was en ook wilde hij in termijnen betalen, aldus Poort. Vervolgens heeft Hartog met [A.] overleg over de meeruren gehad en zijn in dat overleg de door Hartog opgestelde urenstaten van GCA besproken. Die meeruren zien op alle gewerkte uren boven 36 uur per weekend, waaronder de gewerkte uren in van de afbouw en van de toiletdames tot en met week 26. Op basis van die urenstaten is het bedrag van € 76.688,55 (exclusief btw) door [A.] akkoord gegeven. De facturen voor dit bedrag zijn op verzoek van Beverwijkse Bazaar gesplitst. Eveneens zijn op verzoek van Beverwijkse Bazaar op de onderliggende bonnen latere weeknummers geschreven, om zo de kosten te kunnen spreiden over het jaar. Beverwijkse Bazaar heeft de per e-mail van 1 augustus 2018 bevestigde afspraak, niet eerder betwist dan bij brief van 19 maart 2019, aldus nog steeds GCA. GCA stelt verder dat door Beverwijkse Bazaar uitvoering is gegeven aan deze afspraak door de eerste drie betaaltermijnen te voldoen, waarbij de betaalde bedragen exact optellen tot 1/6 deel van het overeengekomen bedrag.
5.11.
Beverwijkse Bazaar betwist dat de door GCA gestelde afspraak tussen partijen is gemaakt. Ter zitting verklaarde [A.] dat door het gerommel in de maanden ervoor niemand meer precies wist hoe het zat en dat in het gesprek van 6 juli 2018 is afgesproken dat hij een overzicht zou krijgen van de volgens GCA gemaakte meeruren boven de 72 uur per weekend. Hij zou dan in zijn eigen administratie nagaan wat overeenkwam en die uren betalen. Dat bleek de helft te zijn van het in de e-mail van 1 augustus 2018 opgenomen bedrag. [A.] verklaarde verder dat er geen afspraken zijn gemaakt over betaling van de eerdere gecrediteerde uren, die bleven onterecht gefactureerd. De bedragen die zijn betaald op basis van de bonnen, is het totaalbedrag dat ziet op alle extra uren boven de 72 uur per weekend op Foodcourt. Volgens [A.] is hiermee alles betaald. [A.] verklaarde dat toen GCA het bedrag van € 76.000 (afgerond) noemde voor het extra werk, hij om de werklijsten en bestellingen heeft gevraagd en hij wist dat die er niet waren. [A.] heeft verder ter zitting verklaard dat hij zich het telefoongesprek van 13 juli 2018 niet specifiek meer kan herinneren, omdat er in die periode meermaals telefonisch contact is geweest tussen partijen. [A.] heeft in reactie op de e-mail van 1 augustus 2018 mondeling laten weten niet akkoord te zijn met de afspraak zoals weergegeven in de e-mail, aldus Beverwijkse Bazaar. Beverwijkse Bazaar voert verder aan dat de eerste drie bonnen zijn betaald omdat deze – in lijn met de omschrijving op de bonnen en hetgeen tussen partijen is besproken – zien op daadwerkelijk uitgevoerd werk boven de 72 uur per weekend in de periode van 17 maart 2018 tot en met 28 oktober 2018. [A.] betwist dat de handgeschreven aantekeningen op verzoek van hem op de bonnen zijn geplaatst en hij weet ook niet wat daar de toegevoegde waarde van zou zijn.
5.12.
De rechtbank overweegt dat beide partijen een ander mogelijk scenario schetsen over wat zij in juli 2018 hebben afgesproken, terwijl de schriftelijke stukken die zijn overgelegd daarover onvoldoende duidelijkheid geven. De e-mail van 1 augustus 2018 met daarin de door GCA gestelde en door Beverwijkse Bazaar betwiste afspraak is onvoldoende om deze afspraak aan te kunnen nemen, omdat Beverwijkse Bazaar aanvoert dat zij deze direct na ontvangst mondeling heeft betwist en zij daarbij een andere uitleg geeft aan wat partijen in juli 2018 mondeling hebben besproken en afgesproken.
5.13.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van de afspraak zoals weergegeven in de e-mail van 1 augustus 2018 op GCA, omdat zij zich op de rechtsgevolgen van deze afspraak beroept. Gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting van Beverwijkse Bazaar, moet GCA bewijzen dat tussen partijen is afgesproken dat Beverwijkse Bazaar een bedrag van € 76.688,55 exclusief btw verschuldigd is aan GCA. Indien GCA slaagt in dat bewijs, dan zal vordering I worden toegewezen. Indien GCA niet slaagt in dat bewijs, dan zal vordering I worden afgewezen.
5.14.
De rechtbank beslist in de volgende punten in hoeverre de overige vorderingen kunnen worden toegewezen, bij toewijzing van het gevorderde onder I.
5.15.
GCA vordert de wettelijke handelsrente over de hoofdsom à € 46.396,68 vanaf de vervaldag van de factuur (20 februari 2019). Uit artikel 6:119a BW volgt dat wettelijke handelsrente verschuldigd is wegens niet (tijdige) betaling van een geldsom met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als uiterste dag van betaling. Een aanzegging dat en per wanneer welke rente verschuldigd wordt is – anders dan Beverwijkse Bazaar aanvoert – niet vereist. Beverwijkse Bazaar voert terecht aan dat de facturen voor de hoofdsom van 6 februari 2019 een betalingstermijn van 30 dagen vermelden (zie punt 2.11 van dit vonnis). De wettelijke handelsrente over de hoofdsom zal dus vanaf 9 maart 2019 worden toegewezen indien GCA slaagt in haar bewijsopdracht.
5.16.
GCA maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten à
€ 1.238,97. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. GCA heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht (Hoge Raad, 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405). In tegenstelling tot hetgeen Beverwijkse Bazaar aanvoert is een enkele brief in dit verband voldoende. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen indien GCA slaagt in haar bewijsopdracht.
5.17.
GCA legt aan vordering II ten grondslag dat Beverwijkse Bazaar onrechtmatig heeft gehandeld omdat het verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling van 27 augustus 2020 op onwaarheden berust. Het spoedoverleg met de veiligheidsregio/burgermeester dat de advocaat van Beverwijkse Bazaar in zijn brief aanhaalt, heeft namelijk op 26 augustus 2020 plaatsgevonden, aldus GCA. Uit vaste rechtspraak volgt dat de volledige proceskosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen in het geval van misbruik van procesrecht door een gedaagde partij. Weliswaar heeft GCA gelijk dat het uitstelverzoek ten onrechte vermeldt dat het spoedoverleg met de burgemeester op 27 augustus 2020 plaatsvond, maar de advocaat van Beverwijkse Bazaar heeft uitgelegd dat dit op een vergissing van zijn kant berust. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de door Beverwijkse Bazaar gestelde urgente omstandigheden die maakten dat [A.] niet aanwezig kon zijn op de geplande mondelinge behandeling. De rechtbank zou om die reden hoe dan ook het uitstelverzoek hebben ingewilligd omdat een zitting in afwezigheid van [A.] minder toegevoegde waarde zou hebben gehad. Het verzoek was gelet op die omstandigheden redelijk en van misbruik van procesrecht is geen sprake. De rechtbank wijst vordering II van GCA daarom af.
5.18.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
draagt GCA op te bewijzen dat tussen partijen is afgesproken dat Beverwijkse Bazaar een bedrag van € 76.688,55 exclusief btw verschuldigd is aan GCA,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 december 2020voor uitlating door GCA of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat GCA, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat GCA, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met mei maart 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.H. de Regt en/of mr. A.K. Korteweg in het gerechtsgebouw te Haarlem aan Jansstraat 81,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020.