ECLI:NL:RBNHO:2020:10986

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
15/262881-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling ex-partner met vrijspraak voor aanranding en poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-partner. De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de ex-partner op 1 november 2019 in Den Helder. De rechtbank heeft de zaken, die onder twee parketnummers waren aangebracht, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 15 december 2020 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor de primair ten laste gelegde feiten en bewezenverklaring van de subsidiaire tenlastelegging. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van alle feiten, stellende dat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlasteleggingen onder parketnummer 15/262881-19 primair en 15/123087-20 niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling. De verdachte heeft de ex-partner op de mond gedrukt, waardoor zij geen lucht kreeg, en heeft haar aan de haren getrokken. De rechtbank heeft de verdachte als straf een gevangenisstraf van 120 dagen opgelegd, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht contact met de reclassering en een alcoholverbod.

De benadeelde partij, de ex-partner, heeft een schadevergoeding van € 10.475,02 gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/262881-19 en 15/123087-20 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 29 december 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H. Teunisse, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/262881-19
hij op of omstreeks 1 november 2019 te Den Helder, in lk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer] met zijn, verdachtes beide handen met kracht bij de bovenarmen heeft vastgepakt en/of
- zijn, verdachtes arm, om de nek van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer] met zijn, verdachtes hand(en) bij de keel heeft gepakt/gegrepen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) op de mond van voornoemde [slachtoffer] heeft gelegd/gedrukt en/of gehouden waardoor voornoemde [slachtoffer] geen lucht kreeg en/of
- bovenop voornoemde [slachtoffer] is gaan zitten en/of is blijven zitten en/of
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2019 te Den Helder, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer] met zijn, verdachtes beide handen met kracht bij de bovenarmen vast te pakken en/of
- zijn, verdachtes arm, om de nek van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] met zijn, verdachtes hand(en) bij de keel te pakken/grijpen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) op de mond van voornoemde [slachtoffer] te leggen/drukken en/of te houden waardoor voornoemde [slachtoffer] geen lucht kreeg en/of
- bovenop voornoemde [slachtoffer] te gaan zitten en/of te blijven zitten en/of
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken.
Ten aanzien van parketnummer 15/123087-20
hij op of omstreeks 1 november 2019 te Den Helder, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
zijn kleding heeft uitgetrokken en/of
gekleed in een boxershort achter die [slachtoffer] aan is gelopen en/of
die [slachtoffer] bij haar armen heeft gepakt en/of
nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen, bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
haar mond met zijn, verdachtes hand heeft afgedekt en/of
zijn (andere) hand onder de slip van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of gehouden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15/262881-19 primair ten laste gelegde feit en van het onder parketnummer 15/123087-20 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/262881-19 subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte van alle feiten vrij te spreken. Volgens de raadsman ontbreekt ook voor het onder parketnummer 15/262881-19 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is op de gronden zoals aangevoerd door de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/262881-19 primair en onder parketnummer 15/123087-20 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/262881-19 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/262881-19 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 1 november 2019 te Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door
- zijn handen op de mond van voornoemde [slachtoffer] te leggen en te houden waardoor voornoemde [slachtoffer] geen lucht kreeg en
- bovenop voornoemde [slachtoffer] te zitten en
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling
Het bewezenverklaarde is strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 14 juli 2020 en dat in aanvulling daarop ook een contactverbod en een straatverbod worden opgelegd als bijzondere voorwaarden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over een eventueel, bij (gedeeltelijk) bewezenverklaring, op te leggen straf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner. De verklaring van verdachte en de verklaring van aangeefster over de aard en de achtergrond van de handelingen van verdachte op vrijdagavond 1 november 2019 in de woning van het slachtoffer verschillen op essentiële punten en het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bieden voor de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om te achterhalen wat er precies is gebeurd. Wel is op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat verdachte die avond zwaar beschonken bij aangeefster langs is gegaan en op enig moment na een rondgang door het huis op zolder zijn kleding heeft uitgetrokken en in zijn boxershort achter aangeefster aan naar beneden is gelopen, nadat aangeefster hem had uitgescholden en gemaand te vertrekken. Op de begane grond is een worsteling ontstaan, waarbij aangeefster en verdachte op de grond zijn gevallen. Boven op haar zittend heeft verdachte vervolgens ten minste twee keer zijn hand op de mond van aangeefster gelegd waardoor zij het gevoel had te stikken. Ook heeft verdachte aangeefster aan haar haar getrokken. Gillend en om hulp schreeuwend heeft zij zich op enig moment los kunnen maken van verdachte en de woning kunnen ontvluchten. Naar adem snakkend en overstuur is zij buiten opgevangen door voorbijgangers. Het is duidelijk dat aangeefster erg bang moet zijn geweest. De rechtbank neemt verdachte deze mishandeling van zijn ex-partner, tevens moeder van zijn zoon, ernstig kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder in verband met soortgelijke delicten meermalen onherroepelijk tot voorwaardelijke vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 14 juli 2020 van [naam] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard. Daaruit blijkt dat verdachte het afgelopen jaar goed heeft meegewerkt aan het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, hij in het voorjaar een behandeling voor alcoholverslaving succesvol heeft afgerond en sinds begin dit jaar geen alcohol meer heeft gebruikt.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, recentelijk nog door de politierechter op 23 mei 2019 in verband met huiselijk geweld tegen zijn toenmalige partner.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een grotendeels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur zoals gevorderd door de officier van justitie als "steun in de rug" passend is. De rechtbank zal daarom bepalen dat het hierna te noemen deel van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
In overeenstemming met het advies van de reclassering acht de rechtbank daarnaast voortzetting van het verplicht contact met GGZ Reclassering Fivoor noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Voorts acht de rechtbank verplichte begeleiding door GGZ Noord-Holland-Noord of een soortgelijke zorgverlener noodzakelijk, met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Een dergelijke verplichting zal eveneens als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Ten slotte acht de rechtbank ook een alcoholverbod en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] noodzakelijk. Deze verboden zullen als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Het door de officier van justitie gevorderde straatverbod acht de rechtbank niet noodzakelijk naast het op te leggen contactverbod.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.475,02 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. De rechtbank overweegt over die vordering als volgt.
Het debat tussen de raadsman van verdachte en de advocaat van benadeelde partij heeft het een en ander zichtbaar gemaakt met betrekking tot het achterliggende relationele conflict tussen verdachte en benadeelde partij. Dat is ook tot uiting gekomen in de onderbouwing van de vordering van benadeelde partij en de betwisting daarvan door de raadsman van verdachte. Gelet op de aard van de onderbouwing van de vordering van benadeelde partij en de aard en mate van betwisting daarvan door verdachte vergt het onderzoek naar de gegrondheid van de vordering nader debat tussen partijen. Dat debat zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding vormen, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering. Zij kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht;

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat verdachte onder parketnummer 15/262881-19 primair en onder parketnummer 15/123087-20 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/262881-19 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/262881-19 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
120 dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 116 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres: Drs. F. Bijlweg 55, Den Helder en zich daar blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat behandelen door GGZ Noord-Holland-Noord of soortgelijke zorgverleners, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie en/of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte geen alcohol zal gebruiken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zal meewerken aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (een en ander als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Stelt dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. R.M. Steinhaus en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2020.
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.