Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.InleidingOp 22 januari 2020 omstreeks 21:00 uur komt er een melding binnen van een schietpartij bij de Jopenkerk gelegen aan de Gedempte Voldersgracht 2 te Haarlem. Ter plaatse treft men een man aan die op zijn rug op de grond ligt. Hij blijkt een schotwond in zijn buik te hebben en is overgebracht naar het VU medisch centrum te Amsterdam, waar hij later die nacht is overleden. Verdachte bekent het slachtoffer (hierna ook: [slachtoffer] ) te hebben neergeschoten, maar verklaart te hebben gehandeld uit zelfverdediging.
4. Beoordeling van het bewijs
5.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van verdachte
daarna pasheeft geschoten.
6.Motivering van de sanctie
7.Beslissing omtrent in beslag genomen, niet teruggegeven goederen
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
Voldoende is dat een rechtstreeks verband bestaat tussen het gevaarzettend handelen enerzijds en het geestelijk letsel dat een derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt anderzijds. Deze confrontatie kan ook plaatsvinden (kort) nadat de gebeurtenis die tot de dood of verwonding van een ander heeft geleid, heeft plaatsgevonden”, aldus de Hoge Raad.
(art. 60a juncto 24c lid 3 Sr)en zal verhoudingsgewijs over de verschillende op te leggen schadevergoedingsmaatregelen worden verdeeld.
9.Vordering tot tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
ELF JAAR EN ZES MAANDEN (11 jaar en 6 maanden);
€ 35.000,- (vijfendertigduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[benadeelde partij 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 35.000,- (vijfendertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
€ 42.152,15,- (tweeënveertigduizend honderdtweeënvijftig euro en vijftien cent), bestaande uit € 7.152,15 als vergoeding voor de materiële en € 35.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[benadeelde partij 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 42.152,15, (tweeënveertigduizend honderdtweeënvijftig euro en vijftien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 120 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
€ 15.000,- (vijftienduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[benadeelde partij 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 15.000,- (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
€ 35.000,- (vijfendertigduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[benadeelde partij 4]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 35.000,- (vijfendertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;