ECLI:NL:RBNHO:2020:10936

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
15/226924-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens stalking en bedreiging van ex-partner en zoon

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van stalking en bedreiging van zijn ex-vrouw en zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 22 mei 2020 tot en met 7 september 2020 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw door zich bij haar woning op te houden, sms- en voicemailberichten te sturen, en zelfs een GPS-tracker aan haar auto te bevestigen. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de dood en zware mishandeling door dreigende berichten te sturen. Ook zijn zoon werd bedreigd met ernstige geweldsuitingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en bedreiging, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en verplichte behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de sanctie dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De verdachte heeft blijk gegeven van inzicht in zijn handelen en spijt betuigd, wat door de rechtbank is meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/226924-20
Uitspraakdatum: 22 december 2020
Tegenspraak
verkort strafvonnis(artikel 138b van het Wetboek van Strafvordering)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van Eck, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. V.J.M. Janszen, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2020 tot en met 7 september 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (telkens)
- zich op te houden bij de woning van die [slachtoffer 1] , en/of
- sms berichten te sturen aan die [slachtoffer 1] , en/of
- voicemailberichten in te spreken op de telefoon van die [slachtoffer 1] , en/of
- een gps tracker aan de auto van die [slachtoffer 1] te bevestigen, en/of
- die [slachtoffer 1] op te zoeken bij de Thoolenburgse plas en achter haar aan het water in te lopen, en/of
- tegen een vriendin van die [slachtoffer 1] te weten [getuige] meermalen te zeggen dat hij zichzelf zou doodmaken en [slachtoffer 1] mee zou nemen en/of dat het 1 groot gezinsdrama zou worden met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Feit 2hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigende whatsapp berichten en/of spraakberichten te sturen met daarin "ik maak je af en stuur wel een paar mannetjes op je af" en/of "er gaan een paar zwaargewonden vallen" en/of emoji's van een doodskist en/of een urn te sturen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 3
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van bedreiging, nu bij aangevers de gegronde vrees dat verdachte de geuite bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren ontbreekt.
3.3.
Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij in de periode van 22 mei 2020 tot en met 7 september 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door telkens
- zich op te houden bij de woning van die [slachtoffer 1] , en
- sms berichten te sturen aan die [slachtoffer 1] , en
- voicemailberichten in te spreken op de telefoon van die [slachtoffer 1] , en
- een gps tracker aan de auto van die [slachtoffer 1] te bevestigen, en
- die [slachtoffer 1] op te zoeken bij de Thoolenburgse plas en achter haar aan het water in te lopen, en
- tegen een vriendin van die [slachtoffer 1] te weten [getuige] meermalen te zeggen dat hij zichzelf zou doodmaken en [slachtoffer 1] mee zou nemen en dat het 1 groot gezinsdrama zou worden met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden;
Feit 2hij op 22 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigende whatsapp berichten te sturen met daarin "ik maak je af en stuur wel een paar mannetjes op je af" en "er gaan een paar zwaargewonden vallen" en emoji's van een doodskist en een urn te sturen;
Feit 3hij op 8 augustus 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet een kogel door je kop" en "ik sla je met een bijl in je nek" en door die [slachtoffer 2] een sms bericht te sturen met de tekst " [slachtoffer 2] ik heb toch niet lang meer, jammer voor mij, gelukkig voor jullie, maar als ik bijna ga, ga ik toch proberen om niet alleen te gaan".
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1: belaging;
Ten aanzien van feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft maandenlang zijn ex-vrouw belaagd. Zijn ex-vrouw heeft verdachte meermalen verzocht haar met rust te laten, maar hij heeft hieraan geen gehoor gegeven.
Ook het contactverbod heeft hij niet gerespecteerd. Zo heeft hij veelvuldig telefonisch contact met haar gezocht, is hij veelvuldig langs haar woning gereden en heeft hij haar meermalen op straat opgezocht en aangesproken. Daarnaast heeft hij via familie en vrienden contact gezocht met haar. Ook heeft hij een GPS-tracker onder haar auto geplaatst, zodat hij kon volgen waar zij zich bevond. Verdachte heeft zijn ex-vrouw geen rust gegund en door zijn handelen inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Ook heeft hij haar bedreigd, onder meer door te appen dat hij haar af zal maken en door emoticons van een doodskist en een urn naar haar te sturen. Het slachtoffer is door dit alles maanden bang geweest dat verdachte haar weer zou opzoeken en dat hij zijn bedreigingen zou waarmaken.
Verdachte heeft naast de stalking en bedreiging van zijn ex-vrouw ook zijn zoon bedreigd, onder andere door tegen hem te zeggen dat hij een kogel door zijn kop zou schieten en hem met een bijl in zijn nek zou slaan. Hiermee heeft hij ook bij zijn zoon gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Persoon van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting laten blijken dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet en hij heeft spijt betuigd, hetgeen oprecht overkwam.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- een
uittreksel van de justitiële documentatievan 9 november 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
- het uitgebrachte
reclasseringsrapportvan 26 november 2020, opgesteld door [reclasseringswerker] ,
als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland
.In dit rapport staat onder andere dat het recidiverisico als gemiddeld-hoog wordt ingeschat, dat het risico op letselschade als gemiddeld wordt ingeschat, dat verdachte zich vooralsnog goed houdt aan de voorwaarden in het kader van zijn schorsing en dat de reclassering adviseert verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen;
- het
psychologisch rapportvan 29 november 2020, opgesteld door drs. J. Yntema (GZ-psycholoog). Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en amfetamine (speed en crystal meth), in vroege remissie. Voorts is sprake van sociaal-maatschappelijke problemen (relatieprobleem met de kinderen, werkloosheid, huisvestingsprobleem en problemen met justitie). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit ook zo en beïnvloedde dit deels de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene.Bovenstaande overwegingen leiden tot het advies om betrokkene (bij bewezen geachte feiten) het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.Het risico op geweld gerelateerd aan het belaginggedrag door betrokkene wordt - theoretisch gesproken - als gemiddeld ingeschat. Kijkend naar het risico op volharding van belaginggedrag door betrokkene wordt deze als gemiddeld tot hoog ingeschat.Wanneer betrokkene abstinent van alcohol en drugs blijft, wordt het risico op toekomstig belaginggedrag als gemiddeld ingeschat. Valt hij terug in gebruik, zal dit het risico op belaginggedrag direct sterk doen toenemen. Het risico wordt dan hoog geacht.
De ernstige verslavingsproblematiek en de achterliggende persoonlijkheidsproblemen in combinatie met het matig tot hoge recidiverisico, maken dat behandeling wordt geadviseerd. Verslaving dient een centraal punt in de behandeling in te nemen. Verder dient aandacht te worden besteed aan onderliggende persoonlijkheidskenmerken die betrokkene kwetsbaar maken voor verslaving, evenals voor impulsief gedrag. Ook dient met betrokkene naar zijn sociaal netwerk en naar zijn dagbesteding te worden gekeken. Behandeling dient voldoende intensief te zijn.
Met de conclusies van voornoemde rapporten kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze over.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 240 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 179 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank contact met Tactus verslavingszorg, behandeling door Amethist verslavingszorg en meewerken aan middelencontroles noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Voorts acht de rechtbank een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod (volgens het kaartje in bijlage 1) met elektronische controle noodzakelijk. Deze verboden zullen ook als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten de bewezenverklaarde bedreigingen. Gelet op de ernst van de feiten die zich gedurende een langere periode hebben voorgedaan en het ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank beveelt daarom dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
240 dagen;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
179 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
drie jaren;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • contact zal houden met Tactus verslavingszorg op het adres Noorderwagenstraat 2A te Lelystad. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door Amethist verslavingszorg, of een soortgelijke zorgverlener, nader te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact op zal nemen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dat nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
  • zich niet in een straal van vijf kilometer van de [adres 2] zal bevinden. Indien hij dit wel doet, geeft de politie hier opvolging aan.
  • zal meewerken aan elektronische controle. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en de regels die hem in verband met de elektronische controle worden gegeven. Eén van de regels is dat de veroordeelde niet naar het buitenland zal gaan;
  • zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs door middel van urine- of ademonderzoek, zo vaak de reclassering dat nodig vindt.
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dat noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. E.M. ten Bos en mr. H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Winter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2020.