ECLI:NL:RBNHO:2020:10935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
15/242764-20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal van mobiele telefoons met recidive

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zes diefstallen van mobiele telefoons. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties in Nederland, waaronder Hoofddorp, Dordrecht, Purmerend, Gorinchem en Breda, in vereniging met anderen of alleen, mobiele telefoons heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare vermogensdelicten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. Tijdens de zitting op 8 december 2020 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van alle feiten, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het bestanddeel 'tezamen en in vereniging' voor één van de feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, rekening houdend met de recidive en de ernst van de feiten. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/242764-20 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 24 september 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie, althans een of meerdere smartphone(s)/telefoon(s) (merk: Samsung en/of Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2hij op of omstreeks 22 september 2020 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een of meerdere smartphone(s)/telefoon(s) (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3hij op of omstreeks 12 september 2020 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een smartphone/telefoon (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4hij op of omstreeks 13 augustus 2020 te Gorinchem, in elk geval in Nederland, een smartphone/telefoon (merk: Huawei), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een smartphone/telefoon (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 6hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Breda, in elk geval in Nederland, een smartphone/telefoon (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van het bestanddeel “tezamen en in vereniging met een of meer anderen” ten aanzien van feit 3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van het bestanddeel “tezamen en in vereniging met een of meer anderen” ten aanzien van feit 3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak feit 3Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde diefstal “tezamen en in vereniging met een of meer anderen” heeft gepleegd, zodat hij van dat bestanddeel moet worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij op 24 september 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, drie smartphones/telefoons (merk: Samsung en/of Apple), die toebehoorden aan [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2hij op 22 september 2020 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, twee smartphones/telefoons (merk: Apple), die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3hij op 12 september 2020 te Purmerend, een smartphone/telefoon (merk: Apple), die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4hij op 13 augustus 2020 te Gorinchem, een smartphone/telefoon (merk: Huawei), die toebehoorde aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5hij op 15 augustus 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, een smartphone/telefoon (merk: Apple), die toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 6hij op 24 augustus 2020 te Breda, een smartphone/telefoon (merk: Apple), die toebehoorde aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 5telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 6telkens: diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf, anders dan de officier van justitie doet, niet aan te sluiten bij de oriëntatiepunten voor zakkenrollerij en een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden op te leggen waarvan een deel voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het is namelijk niet uitgesloten dat verdachte als Unieburger nog enige tijd in Nederland wil blijven of in de toekomst terugkeert naar Nederland. Hij zal dan wellicht een volgende keer beter nadenken over het plegen van een strafbaar feit, omdat hem dan een (flinke) voorwaardelijke straf boven het hoofd hangt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van zes weken negen mobiele telefoons gestolen.
Verdachte heeft de telefoons steeds met een truc en/of afleidingsmanoeuvres gestolen.
De telefoons waren van aanzienlijke waarde en het is algemeen bekend dat een telefoon veel persoonlijke gegevens kan bevatten, waarvan de eigenaar van de telefoon niet wil dat die verloren gaan of in handen komen van onbekenden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij in een georganiseerd verband op een strooptocht door Nederland is gegaan, waarbij hij geraffineerd en professioneel te werk is gegaan. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Hij heeft puur uit eigen gewin de slachtoffers schade berokkend en overlast bezorgd.
Daarbij komt dat verdachte al meermalen voor vermogensdelicten is veroordeeld.
Die veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw te gaan stelen.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen een uittreksel uit de European Criminal Records Information Systeem justitiële documentatie van 22 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte in andere Europese landen ook voor dit soort feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De op te leggen straf
Gezien de ernst en de hoeveelheid feiten en de veelvuldige recidive van verdachte, is de rechtbank alles afwegende van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd van 15 maanden.

7.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen telefoon verbeurd wordt verklaard, omdat het strafbare feit met behulp van de telefoon is begaan of is voorbereid.
Op de telefoon zijn namelijk meerdere afbeeldingen van Used Products filialen aangetroffen.
De raadsman heeft verzocht de telefoon terug te geven aan verdachte, omdat het strafbare feit niet met behulp van de telefoon is begaan of is voorbereid en er daarom geen grond is om de telefoon verbeurd te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 STK Telefoontoestel 2020205238-1190399, moet worden teruggegeven aan verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 799,99 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van feit 1 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering geheel toe te wijzen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft verzocht de vordering toe te wijzen, met dien verstande dat een afschrijvingspercentage van 20% toegepast moet worden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering wordt daarom toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 432,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van feit 4 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering geheel toe te wijzen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende is onderbouwd wegens het ontbreken van een bon. Subsidiair heeft hij verzocht de vordering geheel toe te wijzen, nu de benadeelde partij zelf al een afschrijvingspercentage heeft toegepast.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. De vordering wordt daarom toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 749,08 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van feit 5 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering geheel toe te wijzen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft verzocht de vordering toe te wijzen, met dien verstande dat een afschrijvingspercentage van 20% toegepast moet worden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit. De vordering wordt daarom toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 5 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 6]
heeft namens [slachtoffer 6] een vordering tot schadevergoeding van € 2.304,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van feit 6 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de gevorderde materiële schade toe te wijzen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft zij verzocht de vordering voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering materiële schade ten aanzien van de telefoon niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verkoopprijs is gevorderd in plaats van de aankoopprijs.
Subsidiair heeft hij verzocht de materiële schade ten aanzien van de telefoon te schatten op maximaal 60% van de verkoopwaarde. Daarnaast heeft hij verzocht de materiële schade ten aanzien van de opgevraagde camerabeelden niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benadeelde partij deze kosten niet had hoeven maken en de politie de beelden had kunnen vorderen.
Tot slot heeft hij verzocht de vordering voor immateriële schade af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat niet aannemelijk is geworden dat deze schade is geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.170,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 6 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag bestaat uit € 1.025,- voor het aankopen van de telefoon en € 145,- voor het opvragen van de camerabeelden.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade oordeelt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 6] heeft namens het bedrijf [slachtoffer 6] een vordering tot schadevergoeding ingediend. Nu een bedrijf geen immateriële schade kan lijden, wijst de rechtbank de vordering tot immateriële schade af.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 6 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1 tot en met 6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
[slachtoffer 1]
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 799,99, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
24 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 799,99, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
[slachtoffer 4]
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 432,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 432,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
[slachtoffer 5]
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 749,08, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 749,08, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
[slachtoffer 6]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 6] geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.170,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
Schadevergoedingsmaatregel
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.170,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
Beslag
gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK Telefoontoestel 2020205238-1190399.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. ten Bos, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Winter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2020.